De Moderne Devotie – boek van vele auteurs over spiritualiteit en cultuur vanaf de late middeleeuwen

BESTEL DE MODERNE DEVOTIE

Een charismatisch leider die zich na een ernstige ziekte bekeert en furore maakt als rondreizend prediker, totdat hij zijn hand overspeelt. Een kloosteroverste die afgezet en verbannen wordt vanwege haar mystieke aanleg. Een zuster die zich uit nederigheid dagenlang op zolder verstopt om geen leidinggevende taken te hoeven vervullen. De Moderne Devotie is een van de meest invloedrijke initiatieven uit de Nederlandse geschiedenis. Dit is het eerste overzichtswerk waarin deze laatmiddeleeuwse beweging in al haar schakeringen in een bredere historische context wordt geplaatst. Met aandacht voor haar Europese uitstraling, inspiratiebronnen, parallelle stromingen, de beeldvorming door de eeuwen heen en de Moderne Devotie nu.

In honderd korte verhalen maakt de lezer kennis met de mensen achter dit succesverhaal, hun literatuur, kunst en cultuur vanaf het gebied rondom de IJssel tot ver daarbuiten. De rijkgeschakeerde wereld van de Moderne Devotie ontvouwt zich vanaf het einde van de veertiende eeuw en inspireert nog steeds. Van maatschappelijke engagement in Deventer tot verstild religieus leven in Duitsland: de Moderne Devotie leeft!

BESTEL DE MODERNE DEVOTIE

INLEIDING

Dit boek gaat over de Moderne Devotie. Maar hoe is die beweging te karakteriseren? En is het eigenlijk wel mogelijk om te spreken van ‘de Moderne Devotie’? Naast een antwoord op bovenstaande vragen biedt de inleiding een beknopt chronologisch overzicht van
de belangrijkste ontwikkelingen binnen de Moderne Devotie, evenals een reflectie op de receptie van haar gedachtegoed en trends in het onderzoek. Informatie over de opzet van het boek vindt u in de afsluitende paragraaf.

1 WAT IS DE MODERNE DEVOTIE

In 1374 stelde Geert Grote zijn huis in Deventer voor het grootste deel beschikbaar aan vrouwen die zich volledig wilden toeleggen op een vroom, devoot leven. Het bijzondere was dat de vrouwen niet de drie geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid aflegden, zoals gebruikelijk was wanneer men intrad in een klooster.

Terug naar het leven van de apostelen

Door de vrouwen hier op vrijwillige basis te laten samenleven, creëerde Grote een nieuwe mogelijkheid om een aan God gewijd leven te leiden: wie hiervoor koos, sloot zich niet af van de wereld. Hoewel deze samenlevingsvorm vernieuwend was, waren de idealen die Grote voor de vrouwen in gedachten had, dat zeker niet. Als rondreizend prediker propageerde hij een terugkeer naar de leefwijze van de eerste christenen, zoals in de Bijbel beschreven in de Handelingen van de Apostelen (4, 32-35). Mensen moesten geen waarde meer hechten aan rijkdom en wereldse geneugten zoals mooie kleding, gemaakt van luxe stoffen, of overvloedige maaltijden. Wereldse ambities moesten plaatsmaken voor een eenvoudig, zuiver leven, met aandacht voor elkaar, waarin de mens steeds weer zijn of haar geweten onder de loep nam om ieder spoor van eerzucht uit te bannen.

Grotes prediking was niet aan dovemansoren gericht – zijn boodschap sloeg aan en velen wilden de idealen verwezenlijken. Vaak gebeurde dat in een religieuze samenlevingsvorm, maar zeker ook daarbuiten in een leven in ‘de wereld’, al voert het te ver om daarom van een ‘lekenbeweging’ te spreken. Al in de tijd van de religieuze hervormingsbeweging zelf werd deze als ‘Moderne Devotie’ – ‘toewijding van onze tijd’ – aangeduid. Grote was echter niet de eerste die een apostolische levenswijze verkondigde. Aan het einde van de twaalfde eeuw was Franciscus van Assisi hem al voorgegaan, en nog een kleine eeuw eerder de cisterciënzers, toen zij zich van de benedictijnen afsplitsten.

Drie opties voor devoot samenleven

Het is lastig om te spreken van de Moderne Devotie: we hebben immers met een beweging te maken, die uiteindelijk drie samenlevingsvormen of ‘takken’ omvatte met ieder hun eigen karakter en kenmerken.

Zes jaar na de totstandkoming van de gemeenschap in Geerts woning vormde zich op dezelfde grondslagen een groep samenlevende mannen in het huis van een vroege medestander van Geert Grote, Florens Radewijns. Met het Meester-Geerts- huis en het Heer-Florenshuis was de basis gelegd voor de beweging van Zusters en Broeders van het Gemene Leven. Hun leefwijze heeft veel aandacht gekregen in het onderzoek.

Maar al snel bleken andere – in zekere zin meer traditionele – samenlevingsvormen noodzakelijk. In 1386/1387 werd vanuit het Heer-Florenshuis een mannenklooster gesticht in Windesheim. De mannen volgden de regel van Augustinus. Zij worden reguliere kanunniken of kortweg regulieren genoemd. In 1400 volgde de stichting van een vrouwenklooster te Diepenveen. Deze reguliere kanunnikessen – ook wel regularissen – behoorden tot dezelfde kloostervereniging als de mannen: het Kapittel van Windesheim. Na verloop van tijd ontstonden verschillende andere kloosterverenigingen die het Windesheimse ideaal navolgden: het Kapittel van Sion en het Kapittel van Venlo.

Vrijwel tegelijkertijd met de totstandkoming van deze kloostertak ontstond nog een derde samenlevingsvorm. Wie bij een gemeenschap van deze derde tak binnen de Moderne Devotie intrad, beloofde trouw aan de derde regel van Sint-Franciscus. De bewoners worden tertiarissen oftertianen genoemd. Ook voor deze tak bestond in het begin één vereniging: het Kapittel van Utrecht. Door de geografische verspreiding kwamen daar in de loop van de vijftiende eeuw de Kapittels van Keulen en Zepperen bij.

Groei en verspreiding

Voor middeleeuwse ooggetuigen moeten de ‘klooster-tak’ en de ‘derde-orde-tak’ – zeker vanaf 1425 – belangrijker zijn geweest dan de Broeders en Zusters van het Gemene Leven. Uit bijgaande tabellen wordt ook in één oogopslag duidelijk dat vrouwen binnen de Moderne Devotie veruit in de meerderheid waren. Daarnaast is te zien dat het aantal gemeenschappen van Zusters van het Gemene Leven al snel daalde. Dat heeft er mee te maken dat veel gemeenschappen in de loop van de tijd toch een regel aannamen en zo tertiarissen of regularissen werden. Dit proces van ‘verkloostering’ zorgde voor een zekere evolutie binnen de beweging: de drie takken waren geen ‘statische hokjes’.

Dat de denkbeelden die de initiatiefnemers van de Moderne Devotie uitdroegen massa’s mensen inspireerden, blijkt niet alleen uit de enorme toename van het aantal gemeenschappen. Het gebied dat de beweging besloeg oversteeg al snel de Lage Landen. Uiteindelijk had de Moderne Devotie aanhangers van het huidige België tot aan de Oostzee en van Sleeswijk-Holstein tot het Meer van Zürich. Hoewel de meeste huizen en kloosters in de loop van de zestiende eeuw verdwenen, is het charisma van de Moderne Devotie tot in onze tijd levensvatbaar gebleken.

6 DEVENTER: DE GEBOORTEPLAATS VAN GEERT GROTE

Op een kruispunt van wegen over land en over water is Deventer ontstaan. Haar gunstige ligging maakte de stad tot centrum van handel. De commerciële functie bleek uit het vele inkomende en uitgaande handelsverkeer, de grote handelshuizen en vooral uit de vijf jaarmarkten van Europese allure.

De tweede stad van het bisdom

De stad vond aansluiting bij het Hanzeverbond en was gunstig gelegen aan de IJssel, de verbinding tussen het Rijnland, met als hoofdstad Keulen, en de zee, met als haven Kampen. In de achtste eeuw verkondigde Lebuïnus hier het christelijk geloof. De kerstening zou leiden tot bloei van geestelijk leven, cultuur, onderwijs en wetenschap. In Keulen zetelde ook de aartsbisschop. Het bisom Utrecht maakte deel uit van zijn kerkprovincie. Evenals een groot deel van de noordelijke Nederlanden was ook Deventer in het Utrechtse diocees gelegen. Het was de tweede stad van het bisdom, reservezetel van de bisschop als Utrecht onveilig was en vestigingsplaats van een kapittel, dat een deel van het kerkelijke bestuur, de rechtspraak en het goederenbeheer uitvoerde. Het kapittelgebied, de immuniteit, lag met het bisschopshof als een enclave midden in de stedelijke bebouwing. Daarbinnen gold het kerkelijk recht en had de stadsregering geen zeggenschap.

De bisschop als landsheer

Maar niet alleen in het kerkelijk bestuur was Deventer ondergeschikt aan de Utrechtse kerkvorst. Dat was ook het geval voor het wereldlijke gezag. De bisschop was de hoogste gezagsdrager in de Utrechtse landsheerlijkheid, bestaande uit de tegenwoordige provincies Utrecht (het Sticht) en Overijssel, Drenthe en enkele omliggende gebieden (het Oversticht). In dit laatste gebied Over-de-IJssel gold Deventer als hoofdstad. Kerkelijk en wereldlijk gezag vielen hier samen.

De steden in de landsheerlijkheid waren echter weinig gediend van hun heer. Zij stelden zich zo zelfstandig mogelijk op en konden dat doen dankzij de vele privileges die zij zich verwierven. De bisschop zat dikwijls in geldnood en was dan genoodzaakt aan de steden grote geldsommen te vragen. Zij wilden dergelijke verzoeken wel honoreren, mits daar uitbreiding van hun rechten tegenover stond. Zo verwierf Deventer zich vanaf de elfde eeuw een steeds grotere mate van zelfstandigheid met eigen wetgeving, bestuur en rechtspraak, eigen munten, tollen en markten.

Uiteindelijk pretendeerde het een ‘Keizerlijke Vrije Rijksstad’ te zijn. Slechts aan de Duitse keizer zou zij ondergeschikt zijn, de macht van de bisschop was weggeredeneerd. Dat was wat al te mooi bedacht, al bracht een bode een enkele keer een uitnodiging voor deelname aan een Duitse Rijksdag. Soeverein was Deventer nooit, hooguit een ‘Territorialstadt’, een plaats in een bisdom met een grote mate van autonomie. Binnen Deventer bloeide het kerkelijk leven. De kapittelkerk van Sint-Lebuïnus, vernoemd naar de eerste missionaris, had een grote uitstraling en daar vierden de kanunniken en vicarissen een luisterrijke liturgie. Voor de bewoners waren er twee parochiekerken: die van Onze-Lieve-Vrouw (Maria) tussen het Grote Kerkhof en de Bisschopshof (later Nieuwe Markt) en die van Sint-Nicolaas op de Berg.

Vanaf ongeveer 1200 functioneerden rond de kerken parochies, die ook het platteland buiten de vestingmuren besloegen. Daarnaast hadden minderbroeders (franciscanen) omstreeks 1335-1338 een voor eenieder toegankelijke kloosterkerk gesticht: de Broederenkerk.

Een sociaal vangnet

Heel het maatschappelijke en culturele leven stond onder leiding van de kerk. Dat gold voor de vele gilden en vrome broederschappen, die het godsdienstig leven van hun leden beoogden te stimuleren, maar die ook een sociaal vangnet boden als de nood aan de man kwam.

Niet minder gold dat voor de vele gasthuizen, die een brede functie vervulden in de zorg voor zieken, gehandicapten, ouderen, reizigers en pelgrims, kort samengevat: voor de armen van binnen en buiten de stad. In een tijd zonder sociale voorzieningen vormden gilden, broederschappen en gasthuizen onmisbare voorzieningen voor de bevolking.

Er waren meer kwetsbare groepen in de samenleving, zoals ongehuwde vrouwen. Voor hen kwamen huizen tot stand waarin zij zelfstandig konden leven, zonder bemoeienis van familieleden, en waarin zij ook economisch onafhankelijk waren dankzij de inkomsten uit hun arbeid, hun eigen vermogen of dat van de stichters van het huis. Dergelijke vrouwenhuizen zouden voor Geert Grote de inspiratiebron vormen voor de huizen van de Zusters van het Gemene Leven.

De alledaagse werkelijkheid was echter niet steeds zo mooi als het leek. In de maatschappij en de kerk draaide het te veel om geld, macht, aanzien en banen. Uiterlijk vertoon was soms belangrijker dan innerlijke bewogenheid. Geert Grote zag, ook in Deventer, misstanden die hij wilde bestrijden.

47 HET VOORBEELD VAN DE MODERNE DEVOOT: THOMAS VAN KEMPEN

Thomas Hemerken van Kempen (1379/1380-1471) was de jongste van de twee kinderen van Johannes van Kempen en Geertruida Kuyt, woonachtig te Kempen (Nordrhein-Westfalen), niet ver van Venlo. De familienaam ‘Hemerken’ duidt erop dat zijn vader en grootvader de kost verdienden als smid.

Broeder, koorheer en novicemeester

Omstreeks 1393, toen hij een jaar of dertien was, vertrok Thomas naar Deventer, waar hij onderwijs volgde aan de kapittelschool van Sint-Lebuïnus en vertrouwd raakte met de spiritualiteit van de Moderne Devotie. Florens Radewijns nam hem op in zijn convent van Broeders van het Gemene Leven.

In 1399 ondernam Thomas, inmiddels een jonge man, een pelgrimage naar Zwolle, om daar een *aflaat te verdienen. Aansluitend meldde hij zich bij het klooster Agnietenberg, waar zijn oudere broer, Johannes van Kempen, prior was. Dit klooster behoorde tot een andere tak van de Moderne Devotie, het Kapittel van Windesheim. Voortaan wijdde hij zich als aspirant-koorheer, en na zijn professie in 1407 als volwaardig koorheer, aan het ‘goddelijk dienstwerk’, dat wil zeggen het vieren van de liturgie, verspreid over de dag. De liturgische gebeden en handelingen vergden van de deelnemers veel studie, innerlijke voorbereiding, oefening, betrokkenheid, en coördinatie.

Thomas had gevoel voor liturgie. In 1413 of 1414 werd hij tot priester gewijd, en in 1425 – inmiddels een man van midden veertig – werd hij voor enkele jaren gekozen tot novicemeester. In die functie had hij de belangrijke taak om jonge kloosterlingen – een novice is een kloosterling die reeds is ingekleed maar nog niet de kloostergeloften heeft afgelegd – te vormen, onder meer door hen te oefenen in de liturgie en in andere onderdelen van het religieus leven.

In veel van zijn geschriften is Thomas te herkennen als novicemeester; keer op keer wijst hij het beoogde lezerspubliek – medekloosterlingen, vooral novicen – op de vele valstrikken op het levenspad. Voor wie zwicht voor de verleidingen van het vlees, de wereld en de duivel, wacht de eeuwige verdoemenis; voor wie zelfverloochening en liefde voor God boven alles stelt, wacht het hemels paradijs. Een voorbeeld van een geschrift waarin Thomas voortdurend op strenge wijze waarschuwt voor verleidingen, zijn de omstreeks 1448 vervaardigde Sermones ad novicios (Preken tot de novicen). Een voorbeeld van een geschrift dat de weg naar God wijst, is het in 1441 voltooide De imitatione Christi (Navolging van Christus).

Verlangen naar God

Met uitzondering van de periode 1429-1432, toen hij eerst in Ludingakerke (Friesland) en aansluitend in Arnhem verbleef, heeft Thomas het grootste deel van zijn lange leven binnen dezelfde kloostermuren op de Agnietenberg doorgebracht, veilig afgeschermd van de boze buitenwereld waarvoor hij voortdurend waarschuwde. Deze honkvastheid maakt het niet gemakkelijk om een ontwikkeling in zijn denken aan te wijzen. Daar komt bij dat hij weliswaar veel heeft geschreven, maar toch een echte laatbloeier was. Er is van hem geen werk uit zijn jonge jaren bekend.

Pas in 1420 begon hij, met stukjes en beetjes, aan de Navolging te werken, en het zou jaren duren voordat dit werk af was. Het staat bekend als een ‘tijdloos’ boek, dat net zo goed in de dertiende, veertiende of zestiende eeuw geschreven had kunnen zijn. Met name in de jaren tussen 1442 en circa 1455 schreef hij veel over het lijden van Christus en over de wonden die aan Christus zijn toegebracht. In zijn latere werken, zoals in de Hortulus rosarum (Het Hofje van Rozen), klinkt dan weer, net als eerder in de Navolging, meer het vertrouwen door dat God zich over de mens ontfermt, ondanks diens tekortkomingen.

Die ontferming gold, wat Thomas betrof, evenzeer de naïeve leek als de geleerde clericus. Zo vervaardig- de hij ter stichting van zijn mede-koorheren een biografie van Liduina van Schiedam, geen kloosterling maar een ‘eenvoudige leek’. Een constante in zijn oeuvre is het verlangen om dicht bij God te zijn. Vanwege deze karakteristiek geldt Thomas als hét voorbeeld van de Moderne Devoot. Zijn Latijnse geschriften zijn nog altijd geliefd, uiteraard in vertaling.

INHOUDSOPGAVE

Ten geleide

Inleiding
1 Wat is de Moderne Devotie? – ANNA DLABAČOVÁ, KOEN GOUDRIAAN EN RIJCKLOF HOFMAN
2 Hoe past de Moderne Devotie in de laatmiddeleeuwse Nederlanden? – ANNA DLABAČOVÁ EN RIJCKLOF HOFMAN
3 De visie van de vroegste geschiedschrijvers – KOEN GOUDRIAAN
4 Beeldvorming tot nu toe – KOEN GOUDRIAAN
5 Leeswijzer – ANNA DLABAČOVÁ EN RIJCKLOF HOFMAN

Het prille begin
6 Deventer: de geboorteplaats van Geert Grote – CLEMENS HOGENSTIJN
7 Geert Grotes religieuze vernieuwing – RIJCKLOF HOFMAN
8 Johan Cele: Zwolse schoolmeester en vriend van Geert Grote – RIJCKLOF HOFMAN
9 Mystieke inspiratie uit Groenendaal – GEERT WARNAR
10 Instructies voor jonge religieuzen uit Eemstein – INE KIEKENS

Van idee naar praktijk
11 Het eerste huis van de Zusters – ANNE BOLLMANN
12 De zusterhuizen in Deventer – ANNE BOLLMANN
13 Florens Radewijns: de organisator – PETER J.M.A. VAN OOL
14 Het eerste huis van de Broeders – JOHN VAN ENGEN
15 Bed and breakfast voor scholieren – RIJCKLOF HOFMAN
16 Alle katten moeten een pak rammel krijgen! – RIJCKLOF HOFMAN
17 De Deventer kapittelschool – CLEMENS HOGENSTIJN
18 Weerstand en bezwaren – JOS MOOIJWEER
19 Gerard Zerbolt van Zutphen: verdediger van het Gemene Leven – SR FRANCIS JOSEPH LEGRAND C.R.W.
20 Johannes Brinckerinck: een efficiënte manager – THOM MERTENS
21 Erkenning voor broederlijk en zusterlijk samenleven – KOEN GOUDRIAAN
22 Parijse kanseliers op de bres – CHARLES CASPERS
23 Dirc van Herxen: vader aller devoten – PIETER BOONSTRA
24 Kampen: bloeiende kloosters beteugeld – KOEN GOUDRIAAN

Dagelijkse devotie
25 Hemel, hel of vagevuur? – CHARLES CASPERS
26 Een invloedrijk boek over de deugden – KRIJN PANSTERS
27 Theologische en filosofische kwesties – YVES VAN DAMME
28 Een eeuwige band tussen levenden en doden – BAS DIEMEL
29 Lezen, luisteren en discussiëren – PIETER BOONSTRA
30 Christus in beeld – LIEKE SMITS
31 Het getijdengebed in het Nederlands – YOURI DESPLENTER
32 Handschriftenproductie – LIEKE SMITS
33 De koe in elke devoot – THOM MERTENS
34 Kunstenaars en kunst – LIEKE SMITS
35 Religieuze liederen in dagelijkse taal – CÉCILE DE MORRÉE

Het klooster in
36 Het eerste klooster te Windesheim – BERTRAM LESSER
37 Een flexibele kloosterregel – KOEN GOUDRIAAN
38 Het Kapittel van Windesheim – BERTRAM LESSER
39 Johannes Busch en zijn Kroniek – BERTRAM LESSER
40 De ideale Windesheimse kloosterling – BERTRAM LESSER
41 Gerlach Peters: de mysticus – H. BERNHARD PASTÖTTER C.R.V.
42 Een Windesheims kloostercomplex – TON HENDRIKMAN
43 Een architectonische eigenaardigheid – TON HENDRIKMAN
44 De vertaler van het Nieuwe Testament? – SUZAN FOLKERTS
45 Een gezaghebbend visionair – THOM MERTENS
46 Gevonden met Gods hulp: Agnietenberg bij Zwolle – CHARLES CASPERS
47 Hét voorbeeld van de Moderne Devoot: Thomas van Kempen – CHARLES CASPERS
48 Wereldliteratuur die kippenvel bezorgt – CHARLES CASPERS

Dames en devotie
49 Zusterlijk zielenheil – MATHILDE VAN DIJK
50 Voorbeeldige levens te boek gesteld – WYBREN SCHEEPSMA
51 Omgang met emoties – JEROEN DEPLOIGE
52 Het eerste Windesheimse vrouwenklooster – WYBREN SCHEEPSMA
53 Een uitzonderlijke leidster: Salome Sticken – WYBREN SCHEEPSMA
54 Een kordate gangmaakster van het eerste uur – WYBREN SCHEEPSMA
55 Op pelgrimstocht binnen de kloostermuren – CHARLES CASPERS

Dynamische devotie
56 De apostel van Holland – KOEN GOUDRIAAN
57 Het Kapittel van Utrecht: vereniging van de derde orde – HILDO VAN ENGEN
58 Leven onder steeds strengere regelgeving – KOEN GOUDRIAAN
59 Het Informieringheboeck: een handleiding voor tertiarissen – SABRINA CORBELLINI
60 Een weelde aan allegorische beelden – ANNA DLABAČOVÁ
61 Het Kapittel van Sion: een klein kloosterverband in Holland – KOEN GOUDRIAAN

Connecties met het Zuiden en het Oosten
62 Van kluizenaarswoningen tot Kapittel van Groenendaal – BAS DIEMEL
63 Een ijverig preken- en pamflettenschrijver – BAS DIEMEL
64 De priorin die werd verbannen – JOHN VAN ENGEN EN RIJCKLOF HOFMAN
65 Het Brusselse Jerichoklooster – PATRICIA STOOP
66 Hervormer van het kloosterleven in Frankrijk – ROB FAESEN
67 De Moderne Devotie in Frankrijk – MARGRIET HOOGVLIET
68 De Broeders in Noord-Duitsland – P. FLORIAN-MARIA LIM C.R.V.C.
69 De toegangspoort tot Noord-Duitsland – BERTRAM LESSER
70 Een hervormer met een grote actieradius in Nedersaksen – BERTRAM LESSER
71 Broeders van het Gemene Leven in Zuid-Duitsland? – P. FLORIAN-MARIA LIM C.R.V.C.
72 Gabriel Biel: op de bres voor de Devoten? – PAUL VAN GEEST

Diversiteit en parallellen
73 Devote aspiraties bij de cisterciënzers – RIJCKLOF HOFMAN
74 Goede gesprekken en gedrukte boeken in Gouda – ANNA DLABAČOVÁ
75 Suster Bertken: de kluizenares van Utrecht – JOSÉ VAN AELST
76 Liduina: de maagd van Schiedam – CHARLES CASPERS
77 De vuist en het woord – ANNA DLABAČOVÁ
78 P(r)ater Jan Brugman en de Moderne Devotie – NICO LETTINCK

Moderne Devotie vanaf de Reformatie tot nu
87 ‘Verborgen omgang en geestelijke arbeid: de Nadere Reformatie’ – KOEN GOUDRIAAN
88 De boeken uit klooster Soeterbeeck – AD POIRTERS
89 Een verborgen parel: de collectie Emmanuelshuizen – MATHILDE VAN DIJK
90 De verspreiding en invloed van de Navolging van Christus – ULRIKE BODEMANN
91 De strijd tegen narcisme – HEIN BLOMMESTIJN O.CARM. EN JOS HULS O.CARM.
92 Doorwerking in de katholieke wereld – CLEMENS HOGENSTIJN
93 Een actuele inspiratiebron in Deventer – ROBIEN VAN EE
94 Het Thomas-Archiv in Kempen – ULRIKE BODEMANN
95 Engelse zusters in Vlaanderen – SR FRANCIS JOSEPH LEGRAND C.R.W.
96 Klooster Soeterbeeck te Deursen (Ravenstein) – AD POIRTERS
97 ‘Neem het leven zoals het komt’ – EWOUT VAN DER HORST
98 Een unicum in Beieren – H. PATRICK EIBL
99 Klooster Maria Bronnen in het Zwarte Woud – P. FLORIAN-MARIA LIM C.R.V.C.
100 Een twintigste-eeuwse federatie van kloosters – FRANCIS JOSEPH LEGRAND C.R.W.

OM VERDER TE LEZEN
VERKLARENDE LIJST VAN TERMEN
ILLUSTRATIEVERANTWOORDING
INDEX

BESTEL DE MODERNE DEVOTIE

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE MODERNE DEVOTIE