Het onvolmaakte zal volmaakt worden – hoofdstuk 22-3 van ‘De Chinese Gnosis’

 

HOOFDSTUK 22-1HOOFDSTUK 22-2HOOFDSTUK 22-3

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

Hieronder volgt het derde commentaar van de drie commentaren die J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) hebben geschreven op strofe 22 van de Daodejing (of Tao Teh King) in hun boek De Chinese Gnosis.

U kent wellicht het woord van Jezus de Heer in Lukas 9:24 ‘Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen. Maar wie zijn leven zal verliezen om mijnentwil, die zal het behouden.’ In het evangelie van Markus lezen wij nog een tussenvoegsel: ‘Wie zijn leven zal verliezen om mijnentwil en om der wille van het evangelie, die zal het behouden’ (Markus 8:35).

U zult aanvoelen, naar aanleiding van het besprokene in voorgaande hoofdstukken, dat dit woord volkomen aansluit bij de inhoud van de Tao Teh King. Opnieuw blijkt dus dat de eeuwige waarheid door alle tijden heen verkondigd werd. Daarom kan het onmogelijk een leeg gezegde zijn als de Ouden, de grote dienaren van de geest, zeggen: ‘Het onvolmaakte zal volmaakt worden’ – als men maar de juiste weg volgt en de juiste methode toepast. Het ik moet ondergaan, de ziel moet wassen. Dan zal door de levende ziel de ware mens zich kunnen openbaren. Dát is de Universele Leer, die als een heilsmare, als een onvergankelijke waarheid en dus als een evangelie ons door alle tijden heen gebracht werd.

Met deze zekerheid – die voor de leerling van de gnostieke Geestesschool geen onzekerheid meer behoeft te zijn – als bezinningsgrond, richten wij ons tot het slotwoord van hoofdstuk 22: ‘Als iemand het volmaakte bereikt heeft, moet alles zich naar hem voegen.’

Wie de vier grote mogelijkheden, waarvan wij u gesproken hebben, door middel van de vijfvoudige zelfrevolte tot een grote werkelijkheid heeft gemaakt, of bezig is de vier waarheden van hun sluieringen vrij te maken, zal ervaren dat alles zich naar hem moet voegen. Dat wil zeggen, zo een komt vrij van alle dialectiek.

Het is een wonderbaar gebeuren, waarvan het goed is zich enige voorstelling te maken. Een werktuig kan zijn nut slechts dan bewijzen als het wordt aangewend. Het zal zijn bestemming bewijzen als het op de juiste wijze wordt gebruikt. De menselijke persoonlijkheid is zulk een werktuig. Zij heeft de taak, de opdracht, zich te bewijzen. Thans wordt zij voortgebracht, steeds weer opnieuw, uit de geboorte der natuur, omdat door verkeerde aanwending van het werktuig de dood haar vernietigt. Zodra evenwel de levende ziel de persoonlijkheid zal gaan leiden, zal terzelfder tijd de dood tot het verleden gaan behoren en zal eveneens de natuurgeboorte overwonnen zijn. Zonder de levende zielenstaat is de persoonlijkheid altijd onvolmaakt en zal zij volstrekt onvolmaakt blijven.

Dit klinkt heel begrijpelijk. Daarom moet men zich afvragen hoe het mogelijk is dat de mensheid deze logica niet verstaan kan. De oorzaak daarvan is dat de persoonlijkheid als zij geboren wordt is toegerust met een natuurlijke bewustzijnstaat. Nu is de mystificatie deze, dat men deze natuurlijke bewustzijnsstaat aanziet voor de levende zielenstaat. En dat, als men tekorten vaststelt, men in de veronderstelling verkeert dat die geleidelijk aan wel zullen verdwijnen, als het natuurlijke bewustzijn maar aan voldoende cultuur onderworpen wordt.

Helaas zal de natuurgeborene eerst na diepe en pijnlijke en meestal zeer langdurige ondervinding tot de ontdekking komen dat het onvolmaakte nimmer volmaakt zal kunnen zijn indien niet alle aanzichten van het volmaakte samengebracht zullen zijn en volstrekt samen kunnen werken.

Het grote wonder van Gods schepping is juist dit, dat ieder aanzicht van de volstrekte mens een levend aanzicht is en dat er dus sprake is van een drievoudig leven: het leven van de persoonlijkheid, het leven van de ziel en het leven van de geest.

Pas wanneer deze drie worden samengevoegd, een ieder in de staat van zijn goddelijke bedoeling, pas dan zal de waarlijk goddelijke mens kunnen leven en zijn.

Als u dit verstaat, en als persoonlijkheidsmens naar dit ene grote doel toe wilt streven, dan behoeft het geen leeg gezegde meer te zijn wat de Ouden noemden: Het onvolmaakte zal vol- maakt worden. Als enig strevend sterveling nu waarlijk de drievoudige weg der vervolmaking voor zich ziet en daarvan de consequenties trekt, zal alles en ieder zich naar hem moeten voegen.

Waarom? zo kan men vragen. Kan men daar absoluut zeker van zijn? Het ganse al wordt bewogen door natuurwetten. Er zijn vele wetten in de natuur, er is veel wetmatig gebeuren, dat door hogere natuurwetten wordt opgeheven of omgezet. Doch de hoogste wet is die van Tao zelf. Die wet is de hoogst vervulbare. Die wet doet, als het moet, al het andere teniet als het zich niet met haar in harmonie verhoudt. Al het lagere, al het niet-goddelijke, al het slechts uit de persoonlijkheidsmens verklaarbare, moet zich voegen naar het hogere, dat van Tao zelf is.

Zij die in overeenstemming met Tao leven, zij die zich naar Tao richten en de drie tot één maken, worden dus met grote macht bekleed, met de grootste macht in hemel en op aarde. Er is geen macht die boven die van de gnostieke magiër uitgaat. Daarom staat deze in de wereld als een machthebbende.

U verstaat wellicht dat zij die deze macht bezitten, haar niet zullen misbruiken door de geraffineerde methoden van de onvolmaakte persoonlijkheidsmens te volgen en toe te passen. De persoonlijkheidsmens zet zijn wil, zijn besluit, zijn gerichtheid door, als hij daartoe de macht bezit, of daartoe zijn kans ziet. De gnostieke mens vecht niet, strijdt niet tegen onwil, onmacht en onkunde. Indien hij zo in het strijdperk zou treden, zou het hem immers, gezien in het licht der vervolmaking, niets baten? Bovendien zou hij schade lijden aan de eigen ziel. ‘Wat zou het de mens baten, zo hij de gehele wereld won, doch schade leed aan zijn ziel? ̋’

U, als leerling van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis, bent een persoonlijkheidsmens. U bezit een ziel, in elk geval een ziel in opbouw. En u bezit, als een Heer in uw midden, de kernkracht van uw microkosmos, als een levende roos. Zonder de volstrekte samenvoeging van deze drie tot één, naar de wet Gods, bent u nog onvolmaakt.

Doch niets en niemand kan u beletten het onvolmaakte tot vervolmaking te stuwen, volgens de weg die u in de Geestesschool wordt aangeduid. Alles, maar dan ook alles moet zich hierin naar u voegen!

Indien u dit pad zult bewandelen, zal ook voor u het Jezus- woord gelden, dat u vindt in Markus 9: ‘Voorwaar, ik zeg u, dat er sommigen zijn van degenen die hier staan, die de dood niet zullen smaken, totdat zij hebben gezien dat het Koninkrijk Gods met kracht gekomen is.’

Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN EN E-BOOKS OVER TAO