Juke Hudig: ‘De louteringsberg is herkenbaar en zwaar’ – Dantes Divina Commedia in 111 pastels

BESTEL DANTE’S DIVINA COMMEDIA IN 111 PASTELS

Beeldend kunstenaar Juke Hudig  (1945) richt in haar pasteltekeningen de aandacht op de onzichtbare wereld achter de tastbare werkelijkheid. Op poëtische en meditatieve wijze ontstaan zowel beelden van de natuur in al haar verschijningsvormen als archetypische voorstellingen. Zij maakte onder andere illustraties die gebaseerd zijn op de verhalen in de Divina Commedia van Dante Alighieri, één van de vele dichters die de gnosis vormgaven in verheven poëzie. Hieronder volgt het persoonlijk getinte voorwoord dat zij schreef voor haar boek ‘Dantes Divina Commedia in 111 pastels’. Ook volgen twee verzen en bijbehorende pastels uit het boek.

‘Ga weg, duifel!’ Het piepkleine (bovenstaande) potloodtekeningetje, met sommetjes op de achterkant gekrabbeld, heeft mijn moeder bewaard. Ik vond het toen zij overleden was. Ik had het nooit gezien, maar ik heb het waarschijnlijk op de zondagsschool getekend toen ik een jaar of zeven was. Ik kon net schrijven; tekenen deed ik altijd al. De tekening laat Jezus zien, die de verzoekingen van de duivel weerstaat in de woestijn. Zo begint de Louteringsberg uit de Divina Commedia van Dante ook. De zielen hebben hun vrije wil weer ter beschikking en met alle kracht, die in de ‘f’ van het woord ‘duifel’ zit, houden zij het kwaad van zich af.

Ik wist niets van Dante en zijn Divina Commedia voordat ik het werk in januari 1998 begon te leven. Ik las en begon tegelijkertijd te tekenen, zonder te weten waar Dante mij heen zou voeren. Alleen al de namen Hel, Louteringsberg en Paradijs intrigeerden mij.

De Hel met zijn poorten en rivieren, zijn monsters en demonen deden mij aan vroeger denken, toen in geplaagd werd door nachtmerries en angsten. Op het moment dat ik mij door de Hel had heen geworsteld, vond ik het tekeningetje van die ‘duifel’, het trof mij als een donderslag.

BESTEL DANTE’S DIVINA COMMEDIA IN 111 PASTELS

In februari 1999 begon ik, nadat mijn vader was overleden, met de Louteringsberg. Dit deel van het dichtwerk zet je met beide benen op de grond. Die grond was ik na het verlies van mijn ouders kwijtgeraakt. De gids met levenswijsheid en het nuchtere verstand in de persoon van mijn vader, had afscheid genomen, zoals Vergilius plotseling van Dante afscheid neemt in het aards paradijs.

De Louteringsberg is het leven van elke dag en daarom herkenbaar en zwaar. Het tekenen ervan was een jaar van moeizaam klimmen, wachten, rusten met tussenpozen van helemaal niets. De confrontaties waren zo groot, dat ik mij niet kon voorstellen, ooit het Paradijs te mogen betreden. En als het al zou gebeuren, hoe zou ik het licht dan vorm kunnen geven? De twijfel groeide, maar ook het verlangen.

In januari 2000 ging ik het Paradijs in. Mijn moeder herkende ik in het hemelse paradijs, toen zij in haar laatste levensfase mij, in onmetelijke liefde, woordeloos leidde door het lichtrijk. Zij was mijn Beatrice!

Dante’s verhaal is een zoektocht die duister begint, maar zoals de sterren steeds verwijzen, eindigt in het licht. De mens leert zichzelf kennen door alle schaduwzijden heen, bemoedigd, onderwezen, getroost en liefgehad door vele beschermengelen. 

Dante vertelt het verhaal van de liefde van mens tot mens en van God tot de mens. Hij noemt het ‘de openbaring van het geestelijke’. Het is het mysterie waarin vergankelijkheid tot eeuwigheid wordt getranscendeerd.

Juke Hudig,
Neerijnen, 19 september 2000

Het donkere woud

Juist midden op de reistocht van ons leven
zag ik mij in een donker woud verloren,
daar ik van ’t goede pad was afgeweken.
Helaas, hoe ’t was, dat woud, valt zwaar te zeggen:
zó wild was ’t en zó woest, zó dicht en donker,
dat de angsten nog herleven bij ’t herdenken.

Zang 1: 1-6

De wolvin

En een wolvin, die zo was uitgemergeld,
of alle vraatzucht in haar was gevaren,
en die reeds velen ’t leven bitter maakte,
benauwde mij met zulke zwarigheden
alleen door de angst, die reeds haar aanblik wekte,
dat ik de hoop verloor op ’s heuvels hoogte.
Gelijk de man, die gaarne geld verzamelt,
maar als de tijd komt, dat hij ’t weer moet derven,
bedroefd wordt in zijn geest en weent en weeklaagt,
zó maakte hij dat ongedurig monster,
dat stap voor stap mij zocht terug te dringen
naar wat de zon in zwijgen ligt gedompeld.

Zang 1:49-60

Bron: ‘Dante’s Divina Commedia in 111 pastels’ door Juke Hudig

BESTEL DANTE’S DIVINA COMMEDIA IN 111 PASTELS

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER EN VAN DANTE