Weg van de natuur – Kees Vuyk overt de grote ontworteling

BESTEL WEG VAN DE NATUUR SOFTBACK

BESTEL WEG VAN DE NATUUR EBOOK

Ons idee van de natuur is in de afgelopen eeuwen uit koers geraakt: de natuur is niet langer iets waar we deel van uitmaken, maar iets om te overheersen. Dat roept wel vragen op. Want waar staan wij zelf in dat beeld? Filosoof Kees Vuyk onderzoekt in het boek ‘weg van de natuur’ de achtergronden van veel hedendaagse crises, van de klimaatverandering tot de migratiecrisis en het verlangen naar autocratisch leiderschap. De rode draad is daarbij de worsteling van de moderne mens om zichzelf te plaatsen binnen de natuurlijke orde. Met een betoog dat zowel filosofisch als toegankelijk is, spoort ‘Weg van de natuur’ aan tot reflectie en actie en biedt het een hoopvolle weg naar een herstelde verbondenheid met de natuur en de wereld om ons heen.

3 DE GROTE ONTWORTELING OF DE TREK NAAR DE STAD

Zo rond de laatste eeuwwisseling las ik in de krant een bericht dat me ondanks zijn bescheiden omvang van enorme betekenis leek. Het meldde dat bevolkingsdeskundigen uitgerekend hadden dat het moment bereikt was waarop de meerderheid van de wereldbevolking niet langer op het platteland woonde maar in steden. Er stond bij dat Nederland dit punt eerder reeds gepasseerd was.

Wie de huidige woelingen in de wereld wil begrijpen moet deze gebeurtenis goed tot zich laten doordringen. Het leven in de stad verschilt immers behoorlijk van dat op het platteland. Op het platteland kennen mensen elkaar. Bijna iedereen maakt er deel uit van een gemeenschap, een familie, een clan, een dorp. Je wordt er gezien en gehoord – ook tegen wil en dank. Het leven in de stad is anoniemer. Geboren stadsbewoners hebben uiteraard een sociaal netwerk van ouders en buurtgenoten, maar dat is kleiner en minder sturend dan van mensen op het platteland.

Nieuwkomers in de stad verdwijnen in de massa, zeker in tijden dat ze met velen komen. Om in de stad een plek te vinden, moet je in staat zijn de anonimiteit te verlaten en in de openbaarheid te treden. Het cliché van de goedgebekte stedeling (Amsterdammer, Rotterdammer, Hagenaar) vindt hierin zijn grond. Wie niet voor zichzelf opkomt, wordt over het hoofd gezien. Maar wie bekwaam zichzelf naar voren schuift, krijgt kansen die het landleven niet kan bieden.

Wat mij destijds fascineerde aan het bericht over het numerieke overwicht van de stad op het platteland was met name de snelle verschuiving in de verhoudingen. Die betekent immers dat de huidige bevolking van de steden voor een groot deel bestaat uit mensen die niet in de stad geboren zijn. Die hebben dus moeten leren stadsbewoner te worden, met meer en minder succes. Ik herkende mezelf daarin. Opgegroeid in een tamelijk groot dorp, maar met alle kenmerken van een plattelandsgemeenschap, ben ik voor mijn studie naar de stad verhuisd en daar vervolgens gebleven. De stad bood mij als intellectueel de meeste kansen. Maar die overgang ging zeker niet soepel en heeft veel tijd gekost.

Voor het dorpskind betekent stadsbewoner worden het afstand doen van oude zekerheden – van een gemeenschap die je in de gaten houdt, je stuurt en voor je zorgt – en zelfstandig keuzes maken, samenleven met onbekenden, jezelf tonen, je mening kenbaar maken, maar ook je afsluiten, niet overal aandacht aan schenken, je op jezelf concentreren. Veel mensen zullen op dit moment wereldwijd geplaagd worden door het feit dat ze leven in een samenleving waarop hun opvoeding hen niet heeft voorbereid.

In het kader van dit boek wil ik de verstedelijking nog eens van een andere kant bekijken. De trek naar de stad staat ook symbool voor een nieuwe verhouding tot de natuur: meer afstandelijk, meer gericht op beheersing. De eerste steden hadden hun fundament in technische en sociale vindingen. Nieuwe praktijken om de natuur te benaderen, vroegen om concentratie van mensen, die weer vroeg om een andere omgang met de natuur. Een belangrijke oorzaak van de snelle groei van steden in de afgelopen eeuw was de industrialisatie. Maar met die praktijken veranderden ook de theorieën.

In het eerste hoofdstuk zagen we hoe nieuwe theorieën en praktijken aangaande de natuur in de negentiende eeuw onrust zaaiden in de samenleving. Oude mensbeelden wankelden en mensen kwamen in de knoop met vragen over de zin en de bestemming van het menselijk leven – eerst in de westerse wereld, maar naarmate de industrialisatie zich verspreidde en de verstedelijking toenam, vervolgens ook elders. Ze gingen op zoek naar nieuwe invullingen van hun leven en vonden die in een leefwijze die de natuur ziet als materie om te benutten voor de bevrediging van menselijke behoeften ver voorbij de grens van de noodzaak.

In het vorige hoofdstuk heb ik die leefwijze de consumptiemaatschappij genoemd. Zij is gericht op het creëren van een kunstmatige orde, die voor zijn instandhouding en uitbreiding alle beschikbare middelen benut, inclusief de natuur en de mensen zelf. Van die orde is de stad het ultieme voorbeeld.

In dit hoofdstuk wil ik verschillende aspecten van het proces van verstedelijking dat de twintigste eeuw kenmerkt onder de loep nemen. Ik geef eerst een ideaaltypische beschrijving van leven op het land en in de stad. Dan ga ik dieper in op de processen achter de verstedelijking. Waarom trokken mensen in de afgelopen eeuw plotseling massaal naar de steden? Vervolgens zet ik de voor- en nadelen van deze ontwikkeling op een rij. En ten slotte kijk ik naar het platteland. Wat heeft de verstedelijking gedaan met de gemeenschappen die ooit de bakermat van de mensheid waren?

Open en gesloten samenlevingen

De stad is een relatief recent fenomeen. De eerste steden ontstonden 8000-6000 jaar geleden. Tot die tijd hadden mensen in kleine groepen rondgetrokken op zoek naar voedsel. Dat was geen doelloos zwerven geweest. Onze voorouders wisten waar ze in welk jaargetijde voedsel konden vinden. Ze kenden de trekroutes van de dieren waarop ze jaagden, maar ook waar op welk moment zaden, knollen, vruchten te vinden waren, die waarschijnlijk de hoofdmoot van hun voedsel vormden.

Het ontstaan van steden hangt samen met twee ontwikkelingen: enerzijds de concentratie van mensengemeenschappen in de meest vruchtbare riviervalleien, zoals die van de Nijl, de Eufraat en de Tigris, de Indus en de Ganges, de Yang Tse, de Mississippi. Mensen leerden die gronden optimaal te benutten zodat het niet langer nodig was om rond te trekken. Een tweede ontwikkeling hielp hen daarbij: de uitvinding van methoden om voedsel te bewaren. Zo konden ze in tijden van overvloed voorraden aanleggen, zodat niet langer schaarste hen dwingen zou om van plaats te veranderen. Op een enkele uitzondering na ontstonden de eerste steden in de nabijheid van grote rivieren als de eerdergenoemde.

Als voorraadplaatsen werden steden al snel centra van rijkdom en macht. Dat maakte ze aantrekkelijk, vooral voor mensen die talenten hadden waar de rijken en machtigen gebruik van wilden maken om hun leven te vergemakkelijken en te verfraaien: ambachtslieden, bouwers, kunstenaars. Maar ook handelaars werden gelokt door de verzamelde rijkdom, soms van heinde en ver. Steden zijn zo van oudsher plaatsen waar mensen samenleven met mensen die ze niet al hun leven lang kennen, vreemdelingen. Dat laatste was lange tijd zelfs een wetmatigheid, omdat steden het grootste deel van hun geschiedenis ook gevaarlijke woonplekken waren.

De concentratie van mensen maakte dat ziektekiemen zich er gemakkelijk konden verspreiden. Steden werden daarom regelmatig geteisterd door epidemieën. In oude steden lag het sterftecijfer veelal hoger dan het geboortecijfer. Als zulke steden geen aantrekkingskracht uitoefenden op nieuwkomers, of als ze die verloren, dan stierf de bevolking uit en verdwenen ze van de aardbodem.

Kenmerk van het leven op het land is nu juist zijn continuïteit. Levend in kleine gemeenschappen, hetzij als nomaden, hetzij, na de introductie van de landbouw, in dorpen langs de grote rivieren, hebben mensen alle stormen van de geschiedenis kunnen trotseren. Levend van en met de natuur kennen deze gemeenschappen een sterke verbondenheid, zowel van mensen onderling als met de natuur, het land, de dieren. Het bestaan wordt gestuurd door de ritmes van de natuur: dag en nacht, zomer en winter, geboorte en dood. Tussen de leden van de gemeenschap bestaan veelvuldige familiebanden. Inteelt is hierbij het biologische gevaar.

Zulke gemeenschappen zijn naar hun aard conservatief. Tradities bepalen er het bestaan. Behoud van de gemeenschap is het allesoverheersende doel. Kinderen treden in de voetsporen van hun ouders. Individuele afwijkingen worden ingedamd of uitgebannen opdat de gemeenschap doordraaien kan op de wijze waarop ze dat altijd gedaan heeft. In een dergelijke gemeenschap hoeven weinig keuzes gemaakt te worden. De oudste bewoners treden op als hoeders van de traditie. Als er al gekozen moet worden dan doen zíj dat. Debat over deze keuzes is niet gewenst.

Ook steden kennen hun tradities en bestuurlijke elites die er alle belang bij hebben dat de sociale verhoudingen blijven zoals ze zijn. Maar in periodes dat de instroom groot is, lukt het deze bestuurders lang niet altijd om de samenleving in toom te houden. In snelgroeiende steden doet zich dus regelmatig de situatie voor dat er vraagstukken opgelost moeten worden, kwesties die iedereen aangaan maar waarop geen pasklare en algemeen aanvaarde antwoorden bestaan. Dat kan leiden tot geweldsuitbarstingen of revoluties, waarbij zelfs het voortbestaan van de stad op het spel staat. Om deze gevaren af te weren hebben stedelijke samenlevingen oplossingen ontwikkeld, zoals de volksvergaderingen in het oude Griekenland en het oude Rome, waarbij delen van de bevolking inspraak kregen in de besluitvorming.

Instituties nemen de plaats in van tradities. De oude Grieken hebben voor deze ontwikkeling het woord ‘politiek’ uitgevonden, afgeleid van polis, Grieks voor stad. De stad is een politieke samenleving. De kern van zo’n politieke samenleving is een leegte, een ruimte die niet al bij voorbaat door de traditie is ingevuld. Het bestaan van die leegte betekent dat de bewoners over vrijheid beschikken. Een deel van hun leven is niet vastgelegd. Politiek is het gebruik van die vrijheid.

Politiek beweegt zich tussen twee uitersten. Aan de ene kant heerst het geweld: brute kracht bepaalt welke koers een samenleving varen gaat. Het debat over de koers versmalt tot een gevecht. De sterkste bepaalt wat er gebeurt. De leegte wordt gevuld met lijken. Aan het andere uiteinde bevindt zich de ratio. Daar is politiek een zaak van overreding door argumenten. Idealiter participeren alle mondige burgers in de besluitvorming. Elites kunnen worden uitgedaagd door nieuwkomers met betere argumenten.

Politieke systemen variëren dus tussen tirannie en democratie. Om begrijpelijke redenen is de politiek van de ratio voor steden het meest raadzaam. Gebruik van geweld heeft altijd verdeeldheid tot gevolg. Rationeel debat biedt daarentegen kans op consensus.

Verstedelijking betekent dus verzwakking van de macht van de traditie, toename van de vrijheid en de opkomst van de politiek – democratische politiek, als het goed is – als een manier van omgaan met die vrijheid. De snelle groei van de steden heeft deze drie ontwikkelingen in de twintigste eeuw een enorme impuls gegeven.

Bevolkingsgroei

In 1900 kende de wereld slechts enkele miljoenensteden. In Europa waren dat Londen en Parijs, beide hoofdsteden van grote koloniale rijken. In Amerika was New York veruit de grootste stad, de aankomstplek van de emigranten uit Europa. In Azië was alleen Tokio rond 1900 een stad met meer dan een miljoen inwoners.

Tegenwoordig bevinden de grootste steden van de wereld zich alle in Azië. Guangzhou in China voert nu de lijst van grote steden aan. De stad is het centrum van een metropool met rond 50 miljoen inwoners. Het huidige Tokio (feitelijk een verzameling van met elkaar versmolten steden) telt rond 40 miljoen inwoners.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding of hoe mensen van de natuur afdwaalden

  1. Leven zonder bestemming of de afgronden van naturalisme en nihilisme
  2. Wie is de mens of hoe ontstond de consumptiemaatschappij
  3. De grote ontworteling of de trek naar de stad
  4. Dode ruimte of de vluchthaven van het innerlijk
  5. ‘Zie mij’ of de theatrale persoonlijkheid
  6. Het centrum van de media of de netwerksamenleving
  7. Linkse en rechtse gemeenschappen of de balanceeract van de democratie
  8. Terug naar de natuur of plezier in spelen

Aanhangsels
I Democratie als spel
II Zelfbewustzijn

Aantekeningen

BESTEL WEG VAN DE NATUUR SOFTBACK

BESTEL WEG VAN DE NATUUR EBOOK

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER HEILIGE NATUUR