Johannes op Patmos – hoofdstuk 5 uit ‘Het levende woord’ van Catharose de Petri

BESTEL HET LEVENDE WOORD

De zesenveertig op zichzelf staande hoofdstukken van dit boek van Catharose de Petri (één van de oprichters van de School van het Rozenkruis) vormen een nimmer opdrogende bron van kracht, een waarlijk Levend Woord, waar iedere zoeker die hunkerend uitziet naar zieleverlossing, steeds weer dankbaar uit zal putten. Het Woord, de Logos waar het Johannesevangelie mee begint, is de emanatie van de scheppende goddelijke macht. Hij die de woorden van het eeuwige leven, de macht van het Woord bezit, kan hen die de waarheid zoeken overtuigen, transformeren, veranderen. Hieronder volgen de tekst van het vijfde hoofdstuk (Johannes op Patmos) en de inhoudsopgave. 

5 JOHANNES OP PATMOS

In dit hoofdstuk zullen wij trachten u duidelijk te maken dat het werkelijke, absolute leven, dat uitgaat van de oorspronkelijke Geest, en van de werkelijke, absolute verschijningsvorm, geboren moet worden uit de zeven mikrokosmische bestaansgebieden in hun samenhang. Het moet u klaar voor het bewustzijn staan, dat een Zevengeest voertuigen heeft die ontheven zijn aan de zeven maal zeven, dat is: negenenveertig aanzichten van het absolute Zijn. Hieruit volgt dat een voertuiglijkheid die geboren is uit een déél van die toestanden, altijd karikaturaal is. Men kan dus nooit spreken van een ideaal dialectisch lichaam.

Transfiguratie heeft dan ook betrekking op de wedergeboorte van het absolute wezen zelf. Hoe dit wezen er uit ziet, wordt in de Bijbel op veelvuldige wijze symbolisch uitgebeeld. Het wordt ons bijvoorbeeld in het Boek der Openbaringen geschetst. Wij doelen op de verschijning van Johannes op Patmos. Johannes is de broeder en deelgenoot, die straalt van liefde voor God en diens Broederschap en voor zijn naasten. Het is de liefde die in haar stralingskracht en hoogste potentie volstrekt onpersoonlijk is.

De zevenvoudige stralingskracht van de Gnosis is in drie machten te onderscheiden. Deze drie machten spelen een rol bij wat wij de tweede siderische geboorte noemen. Het tot stand komen van deze siderische geboorte is in drie fasen te onderscheiden. Ten eerste onderscheiden wij de aanraking, ten tweede de wording, en ten derde de vervulling.

De eerste fase wordt in de Heilige Schrift aangeduid als het geloof. Via de aanraking door de Heilige Zevengeest, wordt als het ware een brug geslagen tussen de leerling en het nieuwe leven. Wanneer de leerling in die eerste fase over het nieuwe leven hoort spreken, dan hoort hij, als het ware, deze stem als van binnenuit spreken. Deze eerste fase van de tweede siderische geboorte is al onmiddellijk volkomen immuniserend, volkomen beschermend, afschermend voor het geweld der komende dingen. Daarom staat er in het Evangelie: ‘Vrees niet, uw geloof heeft u behouden’. Alleen uit dit geloof ontwikkelt zich de aanraking des Heiligen Geestes.

In de tweede fase komt uit de aanraking de wording voort. De wezenswerkelijkheid van de leerling wordt, door die aanraking, als het ware geheel en al veranderd. Wij mogen die verandering zien als een voorbereiding tot transfiguratie. Door dit tweede proces wordt de leerling dichter bij zijn doel gebracht. De leerling neemt toe in genade bij God. De leerling neemt toe in nieuwe levenskracht. Deze nieuwe levenskracht wordt aangeduid met het begrip hoop, de hoop des eeuwigen levens. Het is de doorbraak van de nieuwe astrale kracht in het hoofd-heiligdom.

Vrees niet, uw geloof heeft u behouden: de eerste fase. De hoop des eeuwigen levens wordt voor de leerling: werkelijk nieuw leven: de tweede fase. Uit dat nieuwe leven komt de vervulling. De tweede siderische geboorte wordt een feit. Het proces der transfiguratie kan zich inzetten. Eerst dán staat de leerling in de liefde, die het meest is. In het geloof werd hij behouden. In de hoop ging hij leven, maar in en door de liefde, en in en door de vervulling, ontvangt hij macht: de derde fase.

Allen die zo het nieuwe leven binnengaan, ontvangen macht wederom kinderen Gods te worden. Die macht bezitten beduidt: vrijheid bezitten. Die macht bezitten beduidt: in het bezit worden gesteld van een onvervreemdbaar erfgoed. Paulus spreekt van: ‘mede-erfgenamen Gods worden’. Zodra de leerling mede-erfgenaam Gods geworden is, is hij een machthebbende geworden. De heilige vlam van het positieve bezit straalt als een lichten uit hem of haar. De leerling is geworden een dienaar in de Broederschapsketen, een mede-erfgenaam Gods. Zo een was Johannes op Patmos. Hij zag lijfelijk vóór zich het proto-type van zijn ware, in God geboren hoger ziele-zelf. Hij zag de eerste en de laatste, die dood was en weer levend is geworden.

‘Ik, Johannes, uw deelgenoot en broeder in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding in Jezus, was op het eiland Patmos genaamd, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus. Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem als van een bazuin.’ (Openbaring 1: 9-10).

Klaar en helder schouwende wat het vrijmakende pad van hem wilde, kwam Johannes aan op Patmos. Patmos wil zeggen: het niets, de eenzaamheid, de volkomen isolatie, de absolute distantiëring. Zo was Johannes door de drie fasen van de tweede siderische geboorte gegaan: de aanraking, de wording en de vervulling. Aldus kwam het moment van zijn volkomen verheffing in het licht, het moment van het mede-erfgenaam Gods worden. Om te bevestigen dat de tweede siderische geboorte in haar derde fase tot volkomenheid gekomen was, werd hij geconfronteerd met zijn hemelse ziele-zelf. Dit hoogtepunt in de ontwikkelingsgang van de leerling wordt de ‘Dag des Heren’ genoemd, of de ‘Zevende Dag’. Het wil zeggen dat de leerling op de Dag des Heren de binding met de lichtstraling van de Gno-sis viert.

Deze lichtstroom van kracht, deze aanraking treft dan de pinealis, zet zich door naar de kleine hersenen en gaat via het hersenaanhangsel, de hypofyse en de medulla naar beneden, door het slangevuurkanaal, en veroorzaakt zo op verschillende punten van dat kanaal een heftige branding. Op deze wijze wordt, als een zwaard, het vuur des Geestes in de leerling ingestraald. Tijdens deze geweldige ervaring van de storm des Geestes hoort Johannes de bazuinen stem spreken:

‘Vrees niet, ik ben de eerste en de laatste, de levende, en ik ben dood geweest, en zie, ik ben levend geworden tot in alle eeuwigheden, en ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.’ (Openbaring 1: 17-18) .

Het volstrekte zegel van de nieuwe wording mocht Johannes ontvangen. Dit bevestigde de totstandkoming van een definitieve instroming van krachten tot genezing ten eeuwigen leven. De leerling gaat in deze staat-van-zijn waarnemen in dat wat wij het ‘absolute zijn’ noemen. Hij leest daarin als in een open boek. Hij ziet en hij begrijpt. Waar de macht der liefde door hem heen straalt, haast hij zich om anderen te wekken, en in het hartebloed der mensen te griffen:
‘Haast u, nu het nog niet te laat is.’

Zo nu moogt ge ook de zin van deze woorden verstaan. Het lag niet in onze bedoeling, u in te lichten naar-de-natuur, doch u het pad ten leven als met een vurige streep in de nacht der tijden aan te duiden, opdat u zeer bewust deze weg zou gaan, tot aan uw Dag des Heren, tot aan de Zevende Dag. Moge de Heer van alle Leven, de Heilige Zevengeest, u door de nacht der tijden heen voeren, tot in het onwankelbare licht. God zij met u.

Uit: Het levende woord van Catharose de Petri
Hoofdstuk 5: Johannes op Patmos

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

  1. Het dagelijks wandelen met God
  2. De vierde dimensie
  3. De drie fundamentele stralen van de Zevengeest
  4. Het zevende zegel
  5. Johannes op Patmos
  6. De opdracht van de Geestesschool
  7. Dood, waar is uw overwinning?
  8. Het rijk van de zonen der slangen
  9. De geboorte van de slangenstaf
  10. De opstanding van de tempelmens
  11. Levensstrijd, levensdoel, levensverwerkelijking
  12. De drie vuren der genade
  13. Een reis door het Morgenland des Geestes
  14. De stem van de stilte
  15. De Driebond van het Licht
  16. Alle verandering begint met het bloed
  17. De Apocalyps en de taak van de Geestesschool
  18. Het geheim van gnostieke magie
  19. De Emmaüsgangers
  20. De centrale plaats van het etherlichaam
  21. De ademhaling van de mens
  22. Een lofzang van Hermes
  23. De geboorte van het denklichaam
  24. Het fundamentele beginsel der goedheid
  25. De interne secretie en haar betekenis voor de levensgang der mensheid
  26. Jezus en Johannes
  27. Van natuurgeboorte naar Godsgeboorte
  28. Kundalini: de kracht van de eeuwigheid
  29. Intelligentie en verstandelijkheid
  30. Een nieuw Shamballa
  31. Levenshouding
  32. De leer, het leven en de kruisweg Christi
  33. De verantwoordelijkheid van de werker
  34. Het mysterie van de Sfinx en de Piramide
  35. Zalig zijn de hunkerenden naar de geest
  36. Het goed dat niet vergaat
  37. Transfiguratie in de tijd van het einde
  38. Het vuur van de Heilige Geest
  39. Maak u gereed voor de grote Dag des Heren
  40. Wat moet ik laten?
  41. De komst van het volk Gods op aarde
  42. Het eerste en het tweede pad
  43. De tijd is daar
  44. Innerlijke verlichting
  45. Eenheid – verantwoordelijkheid – gerichtheid
  46. De roeping van de vrouw

Bron: ‘Het levende woord’ door Catharose de Petri

BESTEL HET LEVENDE WOORD