In overzichtswerken van de antieke filosofie kom je nauwelijks vrouwen tegen. Dat is iets van recente datum: lange tijd hebben vrouwelijke antiek-Griekse denkers tot de filosofische canon behoord, maar vanaf omstreeks 1800 worden ze niet meer besproken. In ‘Zorg goed voor je ziel‘ presenteren Mieke de Vos en Michiel Leezenberg de bewaard gebleven teksten en fragmenten, en miniatuurportretten van de denkers van wie het werk grotendeels verloren is gegaan. Een uitvoerige inleiding plaatst deze vrouwen tegen hun historische achtergrond en traceert het opmerkelijke nachleben, en de uiteindelijke verwijdering uit de canon, van deze filosofen. Hier treffen we onder meer brieven van Pythagoras’ vrouw Theano, met adviezen over de opvoeding van kinderen en de omgang met ontrouwe echtgenoten; een fragment van Aesara over de kosmos en de menselijke natuur; en een korte levensschets van Hypatia,
Mieke de Vos is historicus en vertaler. Zij promoveerde in 2012 met haar proefschrift Negen aardse muzen. Gender en de receptie van dichteressen in de Grieks-Romeinse literatuur. Haar vertaling van de teksten van deze dichteressen verscheen in 2020 onder de titel Ik verlang en sta in brand. Van Sapfo tot Sulpicia. Verder vertaalde ze onder meer werk van Propertius en Tibullus (2022) en publiceerde ze essays in Hollands Maandblad.
Michiel Leezenberg werkt aan de afdelingen Filosofie en Oudheidsstudies van de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde onder meer De vloek van Oedipus. Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie en heeft vertalingen gemaakt van al-Farabi’s De deugdzame stad en van Nagarjuna’s Basisverzen van het middenpad.
VOORWOORD
Voor velen zal het als een verrassing komen dat er überhaupt vrouwelijke filosofen hebben bestaan in de Griekse oudheid, laat staan dat er werk van hen is overgeleverd. In het beste geval zal men zich het lot van Hypatia herinneren, of de film over haar leven en dood, Agora. Vrouwelijk filosofisch denkwerk, zo zou je uit die film kunnen concluderen, werd zo nodig met geweld bestreden.
Even significant, zij het minder gewelddadig, is het verhaal van Socrates die in zijn stervensuur zijn huilende vrouw Xanthippe wegstuurt, met hun zoontje op de arm, omdat hij belangrijker zaken te bespreken heeft dan familieaangelegenheden. Ook dit voorval geeft de indruk dat de oude Grieken niet veel waardering hadden voor de aanwezigheid van vrouwen bij het beoefenen van wijsbegeerte.
Toch zijn er wel degelijk sporen van vrouwelijke filosofen uit de oudheid bewaard gebleven. Vrijwel alle antieke filosofische scholen kenden vrouwelijke leerlingen; van sommige weten we de naam, van sommige zijn ook fragmenten tekst overgeleverd. Algemener kennen we ook enkele vrouwen uit de oudheid die actief waren in de wetenschappen. Hier en daar vinden we berichten over vrouwen die actief waren in vakgebieden als de wiskunde en de alchemie. Toch is er een goede reden om specifiek te kijken naar vrouwelijke filosofen, en niet naar vrouwelijke wetenschappers. In de oudheid werd filosofie namelijk niet beschouwd als simpelweg een vakgebied naast alle andere, dat je in een aantal jaren van studie kon leren en vervolgens al dan niet professioneel beoefenen. Veeleer werd ze gezien als een ēthos of manier van leven, die het leven van alledag vorm en waarde kon geven, en die je daarom dagelijks diende te beoefenen, je hele leven lang.
Deze insteek maakt het makkelijker om sommige van de hieronder opgenomen teksten te herkennen als filosofie: niet in de academische of scholastische zin van conceptuele analyse en kritiek van redeneringen, maar in de zin van ‘zorg voor jezelf ’. De thematiek van zorg voor jezelf en anderen is de afgelopen jaren meer in de belangstelling komen te staan, en de hier opgenomen teksten voegen nadrukkelijk een genderdimensie toe aan die discussies. We hopen hiermee Nederlandstalige lezers een eerste kennismaking te bieden met een thematiek, een corpus aan teksten en een groep filosofen die te lang te weinig aandacht hebben gekregen.
Tot slot nog een woord van dank aan Rinse Kruithof en Marc Beerens voor hun enthousiaste begeleiding van dit project, aan Marije Martijn voor haar uitvoerige commentaar op de tekst, en aan Welke Warrink voor het vakkundig persklaar maken van het manuscript.
INLEIDING
Kunnen vrouwen denken?
De oude Grieken zagen filosofie — net als bijvoorbeeld oorlog en politiek — als typisch mannenwerk, maar dat betekent niet dat ze vrouwen er per definitie ongeschikt voor achtten. Er zijn vroege berichten dat Pythagoras ook vrouwelijke volgelingen had, en dat er vrouwen studeerden aan Plato’s Academie. Plato gelooft dat vrouwen misschien wel lichamelijk zwakker zijn dan mannen, maar in intellectueel opzicht niet voor ze onderdoen. Al in zijn dialoog Meno (73a6–c5) verkondigt hij bij monde van zijn personage Socrates dat vrouwen dezelfde intellectuele vermogens hebben als mannen. Die aanvaardt weliswaar Meno’s argument dat de aretē of ‘deugd’ (gedefinieerd als het vermogen om te heersen over anderen) van een man het goede bestuur van de stad is, en die van een vrouw het goed leiden van het huishouden, maar hij verwerpt Meno’s conclusie dat mannen en vrouwen daarom verschillende soorten deugd bezitten.
Desondanks omschrijft Plato in de Politeia (De staat) het voorstel om ook vrouwen een politieke rol te geven in zijn ideale staat nadrukkelijk als een utopie, waar zijn mannelijke gespreksgenoten wel om zullen lachen: ‘Veel van wat hier wordt gezegd zal wel ongewoon en belachelijk klinken’ (452a). Zijn argument dat vrouwen dezelfde intellectuele vermogens hebben als mannen en daarom ook als ‘wachters’ oftewel bestuurders kunnen dienen, lijkt een gelijkheidsideaal uit te drukken; die gelijkheid staat echter niet in dienst van de emancipatie van vrouwen, maar van het welzijn van de polis. Al in 1976 maakte Julia Annas bezwaar tegen de anachronistische lezing die van Plato een soort feminist maakt; en eenzelfde voorbehoud moeten we maken ten aanzien van alle hier besproken vrouwelijke filosofen. Theano, Phintys, Perictione en anderen beschrijven niet hoe vrouwen onafhankelijker kunnen worden, maar hoe ze hun echtgenoten beter kunnen dienen. Ook de meer rebelse Hipparchia keert zich niet radicaal tegen het instituut van het huwelijk.
Op het punt van intellectuele gelijkheid spreekt Aristoteles Socrates expliciet tegen: ‘De zelfbeheersing van een vrouw is niet dezelfde als die van een man, en evenmin haar moed en rechtvaardigheid, zoals Socrates dacht; de ene is de moed van het bevelen geven, en de ander de moed van het gehoorzamen’ (Politica 1260a22–24; vgl. Dutsch, 2020, p. 161). Elders schrijft Aristoteles openlijk dat vrouwen niet geschikt zijn voor filosofie (Politica 1259b–1260c). Hij betoogt dat sommige mensen van nature over anderen heersen (vrije mannen over slaven, mannen over vrouwen, ouders over kinderen), net zoals sommige delen van de ziel van nature heersen en andere van nature gehoorzamen. Daaraan voegt hij de beruchte woorden toe: ‘Het redenerende deel van de ziel is helemaal afwezig in een slaaf; een vrouw heeft het wel, maar het ontbeert gezag.’ Je hoort hem echter bijna denken: hoe kom ik hier ooit mee weg? Zelfs voor de individuele ziel is de heerschappij van de rede immers eerder een normatief ideaal dan een feitelijke stand van zaken; en of een man in de oudheid een slaaf was, was vaak een kwestie van pech of toeval. Iedereen kon een slaaf worden, bijvoorbeeld als je krijgsgevangen werd gemaakt of door piraten werd ontvoerd.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
Inleiding 9
Cleobulina – Raadsels
Aesara van Lucania – Over de natuur
Theano – De pythagoreïsche vrouwen – Fragment over Pythagoras – Aforismen – Brieven
Perictione – Over wijsheid – Over de harmonie van de vrouw
Myia – Brief aan Phyllis
Phintys – Over de zelfbeheersing van de vrouw
Melissa – Brief aan Cleareta
Hipparchia – Leven (Diogenes Laërtius) – Epigram – Brieven van de Cynici
Cleopatra de alchemist – Boek van Comarius
Ptolemaïs – Fragmenten
Macrina de jongere – Gregorius van Nyssa, Brief 19 (fragment)
Sosipatra
Hypatia – Leven (Socrates Scholasticus, Damascius) – Epigram
Literatuur
Over de vertalers