‘Nog vele Jaren’ van Hans Korteweg gaat over het meest nabije: ons leven – het leven van de mens van nul tot en met vierentachtig jaar. Het is wat je noemt een boek voor het leven. Bij iedere verjaardag kan je een bladzijde van dit levensverhaal omslaan en lezen wat het nieuwe is dat in het komende jaar werkelijkheid kan worden. Het gaat daarbij steeds om een andere kwaliteit, want iedere leeftijd biedt ten opzichte van de voorgaande jaren een speciale mogelijkheid om een gelukkig en vervuld mens te worden. Het is alsof wij elke verjaardag een bij onze leeftijd passend geschenk krijgen dat wij dan een jaar lang al of niet kunnen uitpakken en in ons bestaan opnemen.
WOORD VOORAF
Dit boek gaat over het meest nabije: ons leven – het leven van de mens, van nul tot vierentachtig. Het is wat je noemt een boek voor het leven. Bij iedere verjaardag kan men een bladzijde van dit levensboek omslaan en lezen wat het nieuwe is, wat het komende jaar werkelijkheid kan worden. Steeds gaat het daarbij om een andere kwaliteit, want iedere leeftijd biedt ten opzichte van de voorgaande jaren een speciale mogelijkheid om een gelukkig en vervuld mens te worden. Het is alsof wij elke verjaardag een bij onze leeftijd passend geschenk krijgen, dat wij dan een jaar lang al dan niet kunnen uitpakken en in ons bestaan opnemen.
De afzonderlijke jaren maken deel uit van een grotere golfbeweging. Zo zijn er in het leven drie periodes van achtentwintig jaar, die ieder weer verdeeld kunnen worden in vier fasen van zeven jaar. Omdat de levensfasen zo belangrijk zijn, wordt bij ieder jaar aangegeven van welke grote levensperiode het deel uitmaakt en tot welke levensfase van zeven jaar het behoort.
Naarmate men ouder wordt, neemt de betekenis van de afzonderlijke levensjaren af en neemt het belang van de levensfasen toe. Daarom heb ik de laatste veertien jaren van de totale cyclus van vierentachtig niet afzonderlijk, maar als zevenjarige periode beschreven. In de algemene toelichting waarmee ik het boek besluit ga ik verder in op de opbouw en betekenis van de verschillende levensfasen.
Het was een groot genoegen ‘Nog vele jaren’ te schrijven. Ik kon er alles in samenbrengen: mijn psychologische kennis, mijn liefde voor mythen en sprookjes, mijn gefascineerd zijn door getallen en kosmische patronen, en mijn levenservaring. De lijnen van een heel leven kwamen samen. Zo kon ik jaar na jaar, mijn verhaal vertellen van heel het leven.
Er valt veel meer te zeggen over de achtergronden van waaruit ik heb geschreven. Dat heb ik dan ook uitgebreid gedaan in zowel de Algemene als de Persoonlijke Toelichting. Men doet er zeker goed aan deze te lezen als men meer wil weten ver het gedachtegoed waarop ik mijn beschrijving van de jaren baseer. Het is echter niet noodzakelijk. Het boek spreekt voor zich.
Rest mij nog erkentelijkheid uit te spreken naar een aantal mensen die op de een of andere manier betrokken zijn geweest bij het tot stand komen van dit boek. Onmetelijk veel heb ik te danken aan mijn leermeester Reinoud Fentener van Vlissingen, zonder zijn volstrekt vrij latende bemoeienis had ik dit boek niet kunnen schrijven. Mevrouw C. Korteweg, de heer R. Boschaart, Piet Deunhouwer en Rogier Fentener van Vlissingen hebben mij op beslissende momenten de weg gewezen en/of onontbeerlijke informatie verschaft. Hanneke Korteweg-Frankenhuisen en Jaap Voigt hebben mij met engelengeduld geholpen mijn vorm te vinden Erica Duvekot tenslotte heeft met haar hartverwarmende illustraties de teksten verrijkt. Naar hen allen gaat mijn dank uit.
Ik draag ‘Nog vele jaren’ op aan mijn kinderen Merel Esther, Liesbeth, Judith, Anna – in vertrouwen.
De eerste fase – 0 tot 7 jaar – uit de hemel
Het prille begin van het menselijk bestaan. Uit het onbekende komt het kind op aarde. Het krijgt een naam en de ouders noemen het hun kind, maar het is om te beginnen meer een kind van de eenheid dan van de wereld van de dualiteit. Het kent zichzelf nog niet als een ‘ik’, het onderscheidt zich nog niet van de omgeving.
Wat betreft zijn behoeften (voedsel, warmte, liefde enzovoort) is het volkomen afhankelijk van de omgeving. Zonder de hulp van de omgeving zou het binnen korte tijd sterven. Gaandeweg ontstaat er in het kind een eerste ik-besef. Het wordt verlegen en het ontwikkelt een bepaald karakter. Het is nu niet meer voortdurend ingebed in de eenheid. Het paradijs wordt verlaten.
Parallel hieraan is het kind lichamelijk enorm gegroeid. Het heeft buitengewoon veel geleerd, kan lopen en spreken, is zindelijk en heeft grote handvaardigheid verworven. Het wil van alles weten. In geen levensperiode gebeurt er zoveel als in deze eerste fase. Nu gaat het de wereld in.
……
De twaalfde fase – 77 tot 84 jaar – eeuwig leven
Als de dood niet meer ligt aan de grens van het bestaan, is het bestaan geheel wat het is. Er is geen belofte of dreiging meer van buitenaf: geen toekomst die iets kan brengend er niet is, geen ander die iets goefd of kwaad kan maken. De tijd is eeuwigheid geworden. Het bestaan is eeuwig leven. Rust. Het kind in de eerste fase verliet het paradijs. De weg terug is gevonden. Inkeer tot eenheid. Het is volbracht.
INHOUDSOPGAVE
00 – 07 Uit de hemel
07 – 14 Wie ik allemaal ben
14 – 21 Het wiel draait rond
21 – 28 Alleen en samen
28 – 35 De wereld in
35 – 42 De opbouw van het kristal
42 – 49 Door het labyrint
49 – 56 Leiden en geleid worden
56 – 63 Hemel en aarde
53 – 70 Tot eenvoud
70 – 77 Door de dood
77 – 84 Eeuwig leven
Persoonlijke toelichting
Algemene toelichting
Verjaardagskalender