Het taaldier mens – Jan Pekelder over de oorsprong, de geschiedenis en het gebruik van taal

BESTEL HET TAALDIER MENS

Binnen de levende natuur is de mens het enige dier dat taal gebruikt. De meeste diersoorten beschikken over communicatiesystemen, soms zelfs zeer verfijnd, maar het is geen taal. Wanneer, waar en hoe is de taal ontstaan en waarom is ze uniek? Hoe heeft ze zich door de eeuwen heen ontwikkeld? Hoe verklaren we de verschillen tussen talen? Waar komen de overeenkomsten vandaan? Hoe wordt ze gebruikt en soms ook misbruikt? Hoe gevaarlijk maar ook hoe verrukkelijk kan taal zijn? 

In toegankelijke, korte teksten geef Jan Pekelder – voor zover de stand van het onderzoek het toelaat – op speelse wijze antwoord op al deze vragen aan de hand van heldere voorbeelden. Meestal uit het Nederlands, soms ook uit andere talen. Het is door de taal dat de mens erin is geslaagd binnen de dierenwereld een overheersende plaats in te nemen. Sterker, de wereld waarin wij leven bestaat dankzij de taal. Dit heeft een onthutsend gevolg: er zijn zoveel werelden als talen. Elke taal schept haar eigen werkelijkheid…

TAALKIT

Taal is zo’n beetje het enige serieuze onderwerp waarover je de grootste onzin mag verkopen. Kunt u zich gerenommeerde intellectuelen voorstellen die zich wagen aan natuurkundige of wiskundige uitspraken, terwijl hun expertise elders ligt? Taal wordt als zoiets natuurlijks ervaren dat iedereen er vanzelfsprekend verstand van lijkt te hebben. Je kunt je afvragen waarom dat dan niet zo is bij een ander natuurlijk verschijnsel als bijvoorbeeld ademhaling. Beide, het menselijk taalvermogen en de ademhalingscapaciteit zijn aangeboren. 

Zodra de baby ter wereld komt, begint hij adem te halen. Hij heeft geen voorbeelden nodig. De zuigeling spreekt echter niet. Hij moet eerst een tijdje in een talig bad. Na één à anderhalf jaar komen de eerste woordjes. Als de kleine naar school gaat, rollen de zinnetjes er vlotjes uit. Dankzij het aangeboren taalvermogen is hij erin geslaagd de grammaticaregels uit het taalaanbod af te leiden. Het kind heeft zich, volledig onbewust, een complex systeem eigen gemaakt. 

Dit is waarschijnlijk de reden waarom taal als zoiets eigens wordt ervaren dat iedereen zich specialist waant. En in zekere zin is dat ook zo. Moedertaalsprekers zijn zonder meer in staat spontane grammaticaliteitsoordelen te geven. Daarvoor hoeven ze geen les te hebben gevolgd. Hoe kan dat dan? Welnu, ze doen beroep op dat machtige kennisbestand dat opgeslagen ligt in hun hersenen.

Deze grammaticale kennis is echter grotendeels onbewust. Dit heeft een opmerkelijk gevolg: adequaat reflecteren op het taalsysteem is moeilijk voor hen. Daar komt bij dat het vak taalwetenschap gek genoeg niet bestaat op school. Het is dus niemand kwalijk te nemen dat het vaak ontbreekt aan parate kennis met betrekking tot het verschijnsel taal in het algemeen en de moedertaal in het bijzonder. Het gevolg is echter dat je daardoor nog wel eens onwaarheden hoort, bijvoorbeeld het algemeen geaccepteerde idee dat het Nederlands een kleine taal zou zijn. 

Maar er is meer. Laten we drie voorbeelden aanhalen. Ten overstaan van een internationaal publiek stelde een voormalig minister van Buitenlandse Zaken eens dat van alle dierengeluiden het Nederlands nog het meest op een taal lijkt. Deze uitspraak maakt niet alleen de Nederlandse taal belachelijk maar vooral ook de minister. De arme man had zijn dubieuze grap natuurlijk achterwege kunnen laten, maar hij had zich ook aan de feiten kunnen houden. 

Het Nederlands behoort tot de belangrijkste talen ter wereld: qua aantal sprekers bezet het de veertigste plaats (op zevenduizend!), het is de derde Germaanse taal (op tien), de eerste taal van de Benelux met zijn 85 procent Nederlandstaligen, officiële taal in Nederland, de deelstaten Vlaanderen en Brussel-Hoofdstad, Suriname en de Nederlandse Antillen en het is streektaal in delen van Frans-Vlaanderen.

Het tweede voorbeeld betreft de spelling. Met name literaire schrijvers maken zich daar periodiek druk over, vooral in tijden van spellingshervormingen. Op zich zit daar wel iets in, want je boeken zien er ineens wat ouderwets uit en dat is nooit goed voor de verkoop. Wat mij echter bevreemdt, is de argumentatie. Men klaagt niet over dreigende dalende inkomsten, maar men spreekt over een aanslag op de Nederlandse taal. Alsof spelling hetzelfde is als taal. Spellingswijzigingen veranderen niets aan de taal. Hoewel we ik word al heel lang met een d spellen, heeft de Nederlandse taal op die plek een onvervalste t. Spreek maar uit.

Dat ongecontroleerde taaluitspraken zich niet beperken tot de neerlandofonie, laat het laatste voorbeeld zien. Bij de opening van de Biblothèque François Mitterrand, in 1995, deed de Franse intellectueel Jacques Attali de uitspraak: La traduction automatique, c’est pour demain (De automatische vertaling staat voor de deur). Deze opmerking is niet alleen onjuist, hij is ook naïef gebleken. 

We zijn inmiddels 25 jaar later en we moeten vaststellen dat geen enkele vertaalmachine in staat is teksten foutloos te vertalen. Zelfs gemakkelijke teksten, zoals technische met veel jargon en stereotype zinswendingen, moeten nog steeds gecorrigeerd worden door menselijke vertalers. Ten diepste hangen deze vertaalproblemen samen met het feit dat menselijke vertalers geen woorden of zinnen vertalen. Wat doen ze dan wel?

Ze streven ernaar de conceptuele wereld achter de taaluitingen zo adequaat mogelijk te reconstrueren om deze vervolgens opnieuw te kunnen verwoorden in een andere taal. Hertalen in plaats van vertalen. Ze houden daarbij rekening met het dubbelzinnige karakter van taal, de talige context van de te vertalen zinnen, de communicatieve situatie waarin de tekst functioneert en de specifieke cultuur waarin de communicatieve situatie is vervat. De computer heeft met dit alles grote moeite.

Moeten we nu concluderen dat perfecte automatische vertaling utopistisch is? Het hangt van het type teksten af. Op den duur zal het waarschijnlijk mogelijk zijn technische teksten foutloos om te zetten, zeker tussen taalkundig en cultureel verwante talen. Voor de rest blijft de menselijke vertaler de aangewezen persoon. Computers kunnen veel. Ze werken harder, sneller en nauwkeuriger dan mensen. Maar getuigt dat van intelligent gedrag? De verbetering is vooral kwantitatief. Kwalitatief kunnen de mensen veel meer. Computers kunnen bijvoorbeeld niet nadenken over taal, mensen in principe wel, mits ze het goede gereedschap hebben. Dit boek biedt een taalkit voor de geïnteresseerde leek.

HOOFDSTUK 1: DE VLEESETENDE MENS

Als je je afvraagt waar de taal vandaan komt, vraag je in wezen naar de oorsprong van de mens. Laten we bij het begin beginnen. Het heelal is ongeveer 13,7 miljard jaar oud, ons zonnestelsel en dus planeet Aarde 4,5 miljard jaar, het leven zo’n 3 miljard. Wij, de Homines sapientes, komen net kijken. We zijn niet jong, we zijn piep…: 200.000 à 300.000 jaar. En sapiens komt uit Afrika. De eerste vertegenwoordiger van het geslacht Homo, ook wel mens genoemd, is echter veel ouder: ongeveer 2,5 miljoen jaar. Homo is natuurlijk niet uit de lucht komen vallen. 

Volgens de meest recente inzichten zou de gemeenschappelijke voorouder van bonobo, chimpansee en mens tussen de 7 en 8 miljoen jaar oud kunnen zijn. In 2017 heeft men in het oostelijke Middellandse Zeegebied paleontologisch materiaal gedateerd van Graecopithecus freybergi. Dit dier, ontstaan na de gemeenschappelijke voorouder, is zeker 7,2 miljoen jaar oud. Het is ontegenzeggelijk een pre-homo, want anatomisch meer mens dan aap. De ontdekking is spectaculair omdat de oudste resten van pre-homo’s tot dan toe uitsluitend uit Afrika afkomstig waren, met de 7 miljoen-jarige Toumaï, een Sahelanthropus tchadensis, als oudste. 

Een belangrijke vraag onder specialisten is de tweevoetigheid, een typerende eigenschap van Homo. Deze vraag is niet alleen essentieel voor paleontologen, maar zeker ook voor taalwetenschappers. Zoals we verderop zullen zien vormt tweevoetigheid namelijk een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van taal. Of Toumaï tweevoetig was, is vooralsnog niet duidelijk. Een miljoen jaar later echter ontstaat er een nieuw geslacht, Ardipithecus, waarvan de tweevoetigheid minder omstreden is. Waarschijnlijk liep deze pre-homo af en toe op zijn twee benen. Wat daarentegen vaststaat, is dat zijn hersenen niet veel groter waren dan die van een chimpansee. Ook dit is interessant voor de taalwetenschapper. 

Het wijst erop dat Ardipithecus nog geen taalgebruiker kon zijn: een tweede noodzakelijke voorwaarde voor taalontwikkeling is een belangrijk hersenvolume. Vergelijk de moderne mens met zijn 1400 tot 1800 cc, of zelfs de zuigeling die er zo’n 400 tot haar beschikking heeft, met de 350 cc van Ardi. Meer dan een sinaasappel is het niet. Het daaropvolgende geslacht, Australopithecus, dat zo’n 4,5 miljoen jaar geleden op het toneel is verschenen, was zonder twijfel tweebenig. 

Afgezien van de anatomische argumenten wordt deze stelling ondersteund door een spectaculaire vondst. In 1976 in Tanzania vond de paleoantropoloog Andrew Hill een spoor van voetstappen dat in vulkanische as versteend was. Het liet duidelijk zien dat drie tweebenige wezens daar 3,5 miljoen jaar geleden gepasseerd waren, vlak nadat een vulkaan een laag as had neergelegd. De as verhardde en de sporen bleven bewaard. Men vermoedt vandaag de dag dat de wezens behoorden tot de soort Australopithecus afarensis, waarvan veel fossielen zijn gevonden. 

Het bekendste is dat van een vrouw, Lucy. Haar in Ethiopië gevonden skelet is vrij compleet, wat op zich al uniek is. Hoewel nog geen mens, is ze ongetwijfeld een geavanceerde pre-homo. Er bestaan zelfs aanwijzingen dat deze soort als eerste gereedschap heeft gebruikt. Ze beschikte daarentegen niet over taal, want haar hersenvolume was nog ontoereikend, zo’n 500 cc. Dit neemt niet weg dat Lucy in zekere zin als onze alma mater beschouwd kan worden: het geslacht mens is waarschijnlijk uit afarensis voortgekomen. Men heeft lang aangenomen dat de eerste vertegenwoordiger Homo habilis was, maar momenteel bestaat daar twijfel over. 

Het zou best kunnen zijn dat habilis tot het geslacht Australopithecus behoort. De ‘nieuwe’ oudste mens is Homo rudolfensis, leeftijd: een kleine 2,5 miljoen jaar. Na hem zijn er diverse mensensoorten ontstaan. Deze waren aanvankelijk vegetarisch maar ontwikkelden zich op de lange duur tot vleeseters, wat de groei van de hersenen bevorderde. Na de ontdekking van het vuur kon het vlees zelfs bereid worden, hetgeen ten goede kwam aan de spijsvertering en dus ook weer aan de grijze massa. Langzaam maar zeker werd de tweede noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van taal vervuld: het hersenvolume. 

Een vegetarische student vroeg me onlangs, enigszins bezorgd, of het erg was dat hij geen vlees at. Ik heb hem gerustgesteld. Er is de laatste paar honderd millennia genoeg vlees gegeten om ons taalvermogen veilig te stellen.

INHOUD

Taalkit

1. Taalmensen
De vleesetende mens
De tweevoetige mens
De gemengde mens
De Afrikaanse mens
De verwervende mens
De culturele mens
De genetische mens
De machtswellustige mens
De zijnde mens
De oorlogszuchtige mens
De miscommunicerende mens
De seksistische mens

2. Mensentaal
Vrije taal
Onbegrensde taal?
Communicatieve taal?
Secundaire taal
Gevangen taal
Liefdestaal
Economische taal
Metataal
Paradigmatische taal
Bijentaal?
Vogeltaal?
Apentaal?

3. Taalgeschiedenis
Nederlands
Indo-Europees Nederlands
Begrensd Nederlands
Merovingisch Nederlands
Gemengd Nederlands
Puristisch Nederlands
Geleend Nederlands
Conservatief Nederlands
Kunstmatig Nederlands
Verboden Nederlands
Gecreoliseerd Nederlands
Schuldig Nederlands

4. Taalvergelijking
Nederlandse sneeuw
Nederlands bos
Nederlandse posities
Nederlandse luchttemperatuur
Nederlands tijdsverloop
Nederlandse vragen
Nederlandse week
Nederlandse moeilijkheden
Nederlandse tijd en plaats
Nederlandse voornaamwoorden
Nederlandse beleefdheid
Nederlandse bijvoeglijke naamwoorden

5. Nederlands vitaal
Geen reet
Ver
Maken en doen
Wat zijn we weer precies vandaag
Zonder de bal kun je niet winnen
Gelukkig in Antwerpen
Dolfijnen zijn zoogdieren
Een schat van een kind
Moet kunnen
In de discotheek wordt alleen door de meisjes gedanst
Hakbijl
Schrijf, lees, heb en word

6. Maak eens een wereld
Een financiële wereld
Een taalloze wereld
Een talige wereld
Een denkende wereld
Een foute wereld
Een rekenkundige wereld
Een bouwkundige wereld
Een lichamelijke wereld
Een verdinglijkte wereld
Een vertaalde wereld
Een mentale wereld
Maak eens een wereld

Parabool 

Verantwoording

Bron: ‘Het taaldier mens – over de oorsprong, de geschiedenis en het gebruik van taal’ door Jan Pekelder

BESTEL HET TAALDIER MENS