LEES MEER OVER DE HEILIGE NACHTEN EN DAGEN VAN DE KERSTPERIODE
De zesde heilige nacht in de kerstperiode, die van 29 op 30 december, correspondeert met aartsengelen, het hogere denkvermogen (manas) en het sterrenbeeld Tweelingen of Gemini. In het bovenstaande schilderij beeldt Johfra (1919-1998) kenmerken van de Tweelingen uit, en in de onderstaande tekst geeft hij een toelichting.
De Tweeling of Gemini is een postief teken, lucht in aanleg. Het teken waarin de zon staat aan het eind van de maand mei, de bloemaand waarin het in maart gewekte nieuwe leven zich gaat ontplooien. Mercurius is de heersende planeet. Zoals de Ram de primaire kracht brengt die in de Stier haar vorm vindt, heb ik, deze gedachtengang verder volgend, bij het derde teken het accent gelegd op de dualiteit als zodanig, en de problematiek van deze twee-eenheid als leidraad voor de uitbeelding van het teken Gemini genomen. Dit teken wordt beheerst door de bewustwording van de relatie tussen het zelf en het niet-zelf en de wisselwerking van de tegendelen in de kosmos.
De opgave is het door uitwisseling bereiken van een eenheid. Het schilderij is daarom symmetrisch opgebouwd. Al het positieve staat rechts en al het negatieve links. Dit op diverse niveaus, zowel macro- als microkosmisch. Tussen deze beide polen bevindt zich een brug, de oplossing van de dualiteit in een eenheid. In de keuze van de kleuren is ook naar de uitdrukking hiervan gestreefd. Het positieve is rood, het negatieve blauw en de eenheid goudgeel (de kleur van het hogere inzicht). De achtergrond is paars, een mengeling van rood en blauw. De goudachtige wolken verbeelden het luchtelement waar dit teken onder valt.
Ook op dit schilderij zijn weer de beide zuilen uit de tempel van Salomo te zien. De rode Jachin zuil wordt bekroond door een ontbottende staf. Dat is het vuursymbool, de eerste ‘kleur’ van het tarotspel. Erboven straalt de zon als kracht – de levenbrenger.
De linker, de vrouwelijke zuil Boaz draagt een beker van zilver. Het is het ontvangende vat, waarin de krachten van de zon worden uitgestort. ‘Bokalen’ is het watersymbool bij de tarot. Hierboven staat de maan die de zonnekracht weerkaatst. Op het microkosmische vlak worden deze tegenover elkaar staande principes belichaamd in de volmaakte man en de volmaakte vrouw Hij wijst naar de hemel en zij naar de aarde, om die samen in hun menselijke natuur te verbinden (‘zo boven, zo beneden’).
In hun andere hand houden ze de mercuriusstaf, de caduceus, een embleem dat centraal staat omdat Mercurius bepalend is voor dit teken. In de symbolische vorm van de staf ligt hetzelfde idee besloten: hier vormen de beide slangen de polaire krachten die in de gouden staaf hun harmonische oplossing vinden.
Het geheel wordt door een gevleugelde spiegel bekroond, want Mercurius of Hermes heerst over het denkvermogen dat, ‘als een spiegel, alle dingen terugkaatst doch zelf helder en onbewogen blijft’. Daarom is het door middel van ons denkvermogen, ons mercuriusprincipe als dit tot wijsheid is geëvolueerd, dat alle tegenstellingen in harmonie worden verenigd. ‘Snel als de gedachte’ is Hermes, de gevleugelde boodschapper, de middelaar. Tevens is hij de psychopompus van de doden naar ‘gene zijde’.
Op de voorgrond liggen een leeuw en een eenhoorn. Ook deze dieren beelden tegenovergestelde principes uit. De leeuw belichaamt de goddelijke liefde als neerdalende kracht; de eenhoorn stelt de zuivere maagdelijkheid van de ontvangende oermaterie voor. In het oude India werd het teken tweelingen eveneens als een leeuw en een eenhoorn voorgesteld, als de wachters voor de poort van de heilige stad waar de ‘koning van kracht en schoonheid’ zetelt.
Tussen de beide dieren, op een cirkel die eenheid voorstelt, zit een hondkopaap, de cynoscephalus. In dit geval is het een dubbel symbool. In Egypte was deze baviaan de personificatie van Thot, de god van de wijsheid en kennis, zoals Hermes bij de Grieken en Mercurius bij de Romeinen. Hier is hij tevens voorgesteld als het lagere, analyserende verstand (dat na-aapt). Het is de wetenschappelijke onderzoeker die met zijn passer de wereld meet. Het reeds in de middeleeuwen gebruikte symbool van de menselijke persoonlijkheid.
Hij zit op het teken van de tweelingen, dat gevat is in een figuur, bestaande uit een positief (rood) en een negatief (blauw) vierkant, die samen een achthoek vormen, want Mercurius is op de kabbalistische levensboom aan Hod, de achtste sefira, toegewezen. Zijn getal is dus acht.
Voor de zuilen zijn twee tarotkaarten te zien, die meestal met het teken tweelingen worden geassocieerd. Rechts gaat de zot of de dwaas. Het is de nul-kaart uit de grote arana. Hij stelt de jionge ziel voor, die blij en argeloos aan zijn levenspad door de incarnatie begint. Zijn reisstaf is zijn wil. In zijn daaraan hangende knapzak gaat hij zijn levenservaringen verzamelen. Hij is rijk gekleed en vol goede moed. Zijn eeuwige godsvonk houdt hij als een roos in de hand. Hij wordt voor de eerste opgave gesteld en zal zorgvuldig moeten kiezen nu hij met de dualiteit wordt geconfronteerd.
Voor de linkerzuil staat de gematigdheid. Zij is de gerijpte ziel die de lessen van dit teken heeft geleerd en de krachten van de zon in gepaste hoeveelheid in de maatbeker overgiet. Op haar borst is een embleem te zien. een rode driehoek in een blauw vierkant. Het zijn de polaire krachten in harmonie verenigd. Op haar voorhoofd straalt het gouden zonneteken van de hogere kennis. Ze is gevleugeld omdat ze van het aardse is ontheven. Zij is de Sophia, de goddelijke wijsheid. Deze Sophia verwijst naar de oplossing van de dualiteit, die het gehele bovengedeelte van het schilderij in beslag neemt. Hierbij heb ik mij laten leiden door één van de kerngedachten van de alchemie, namelijk ‘de vereniging van de tegengestelden’.
De beide zuilen zetten zich naar boven voort in twee alchemistische draken. Deze zijn verschillend gepolariseerde krachtprincipes in de kosmos. Zij behouden hun respectievelijke kleuren totdat hun halzen zich in elkaar verstrengelen. Dan vindt er een intense uitwisseling van kracht plaats, waarbij zowel het rood als het blauw overgaan in een stralend goudgeel – de kleur van het inzicht, de hogere Mercurius. Uit dit vuur rijst als een phoenix de androgyn op, het mythische dubbelwezen waarin het mannelijke en het vrouwelijke samen zijn versmolten tot de volkomen mens.
Deze oplossing van alle dualiteit in de mens is het diepste mysterie en hoogste doel in de alchemie. De androgyn wordt ook wel als een dubbelhoofdige adelaar voorgesteld (bekend uit de heraldiek). Dat de volmaakte mens in zijn acties beide polen uitdraagtwordt duidelijk gemaakt door de maconnieke symbolen: de passer voor het krachtaspect en de winkelhaak voor het vormaspect.
Nu nog de magische zegels van de hiërarchie van de negelen en andere astrale wezens, die onder Mercurius vallen. Aan de bovenkant van links naar rechts zijn het : het planeetzegel van de engel Ophiël; middenboven het signatuur van de aartsengel van Mercurius Raphaël en daarnaast het zegel van de olympische planetaire geesten van Mercurius. Onder de hals van de rode draak staat het zegel van de planetaire geesten die onderhorig zijn aan de engel Ophiël. Onder de hals van de blauwe draak zien we de signatuur van de planeetintelligentie Tiriël.
Omdat Mercurius het denken voorstelt en dit een neutraal, voor alls te gebruiken vermogen is, kan men van een hogere en een lagere Mercurius spreken. Zo was in de oudheid Mercurius zowel de god van de wetenschap en de wijsheid als die van de handelaren, leugenaars en dieven (mercurius stal de runderen van Apollo)In het grote werk van de alchemie is het sublieme van kwikzilver (het metaal van Mercurius) dan ook één van de belangrijkste bewerkingen. Het stelt het proces van de verdeling van het denken voor. Het resultaat heette bij de alchemisten het ‘Mercurius Sublimatus’ en werd door vele geheime tekens aangeduid. Aan weerszijden van de centrale mercuriusstaf heb ik er nog een zestal afgebeeld.
Bron: Johfra astrologie – de tekens van de dierenriem door Johfra