Er wordt wel gezegd dat legendarische graaf van Saint-Germain (1707-1784) de beroemde meditatiespreuk ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ heeft gegeven aan koning Lodewijk XV (1710-1774) om hem te stimuleren tot positieve daden. Ondanks zijn inspanningen kon de graaf de Franse Revolutie – bloedige politieke omwenteling in Frankrijk aan het einde van de achttiende eeuw – niet voorkomen. Hij wordt wel gezien als een belichaming van de zogeheten meester R, die ook geïncarneerd zou zijn geweest in onder andere Christian Rosencreutz en Francis Bacon (fakkeldrager van het Rozenkruis 4). Saint-Germain reisde door heel Europa en bezocht talloze loges van onder andere vrijmetselaars, rozenkruisers, kabbalisten, humanitariërs en tempeliers. Daar hield hij voordrachten en probeerde hij eenheid te brengen. Goethe (fakkeldrager van het Rozenkruis 11) zou naar hem hebben verwezen als ‘de man met de lamp’ in zijn Sprookje van de groene slang en de schone lelie. De zelfgekozen naam van de graaf is veelzeggend, want sanctus germanus betekent: heilige broeder.
Saint-Germain is een moeilijk te omlijnen figuur. het begint al met zijn ingewikkelde burgerlijke stand. Hij veranderde van naam in verschillende landen waar hij vertoefde. Zijn geboorteplaats en -datum zijn niet met zekerheid vast te stellen. De graaf van Saint-Germain verschijnt voor het eerst in Londen in 1745, waar hij gearresteerd wordt als verdachte, of zelfs als spion. Engeland was toen verdeeld tussen de partijen van George II, keurvorst van Hannover (de whigs), en het huis van de Stuarts, vertegenwoordigd door Jacobus III, de Pretendent genoemd (de tories of jacobites).
Na een verblijf in Duitsland, ‘op zijn landgoed’, kwam de graaf van Saint-Germain naar Parijs in februari 1718. Dankzij markies Marigny, directeur van de rijksmanufactuur van Lodewijk XV – wiens favoriete Madame de Pompadour een gunstige invleod had op staatsaangelegenheden – kreeg hij onderdak in het kasteel van Chambord om verfstoffen te bereiden. Hij had vrije toegang tot het hof en de naaste omgeving van de koning. Hij woonde ook op nummer 101 van de Rue de Richelieu in Parijs.
Als musicus, natuurkundige, scheikundige en schilder baarde hij opzien in vorstelijk of adellijk gezelschap, door zijn originele ideeën, zijn talent en zijn luisterrijk optreden. Hij pronkte met diamanten en edelstenen van buitengewone kwaliteit. Hij pochte dat hij alle talen kende, beoefende de alchemie, maakte muziek (met name clavecimbel) en vervaardigde schoonheidsmiddelen. Heel het hof, inclusief de koning, was onder de ban van deze man zonder leeftijd.
Lodewijk XV stuurde Saint-Germain in februari 1760 naar Holland om in het geheim vredesonderhandelingen te voeren met de minister van Engeland in Den Haag. Door allerlei moeilijkheden werd hij door de Franse ministers afgevallen en moest hij terugvluchten naar Engeland. Hij duikt weer op in 1762 in Rusland onder Peter III. Hij verkeert met de meest illustere families van Sint-Petersburg.
Na vele omzwervingen door Europa belandt hij in Italië, waar hij van 1764 tot 1773 vertoeft. Hierna raken we ieder spoor van hem kwijt. Van augustus 1777 tot oktober 1778 is hij in Berlijn waar hij Dom Pernety ontmoet. Waar hij ook komt, wekt Saint-Germain dezelfde verwondering en bewondering.
Deze buitengewone man sprak nooit over zijn leeftijd, noch van zijn land van herkomst, noch over zichzelf. Hij wekte de indruk een groot fortuin te bezitten. In 1778 vestigde hij zich in Altona en ontmoette daar de prins van Hessen. Hoewel hij eigenlijk niet uitgenodigd was, begaf hij zich in augustus 1779 naar het kasteel Gottorp, waar hij Ferdinand van Brunswijk leerde kennen. Hij bevond zich daar midden in de ontwikkelingen van de Duitse rozenkruiserij (Gold- und Rosenkreuzer). Bij de prins van Hessen richtte hij een verffabriek op. Terwijl hij al verstijfd was van de jicht, stief hij aan een beroerte op 27 februari 1784, in Eckenförde. Zijn gastheer landgraaf Karel hield zich op dat moment in Kassel op. Hij werd begraven als graaf van Saint-Germain en Welldone, in de vermoedelijke leeftijd van 84 jaar.
De graaf van Sain-Germain wekt nog steeds zowel verachting als bewondering. René Le Forestier stelt zich kritisch op ten opzichte van deze man, die mysterieuze namen droeg en in heel Europa bekend was: ‘Zoals de meeste van zijn soortgenoten gebruikte de avonturier verschillende namen, voordat hij zich uiteindelijk hield aan de naam waaronder hij bekend werd. In Dresden gaf hij zich, zoals gezegd, uit voor een zekere graaf Welldone, nadat hij in Italië en in Duitsland voor graaf de Belamare, markies de Montferrat, ridder Schönig, graaf Soltikoff en graaf Czarogy doorging.
Hij werd aangezien voor een onwettig kind van Maria-Anna van Pfalz-Neuburg, weduwe van Karel II van Spanje; voor een Portugese jood, een jood uit de Elzas genaamd Wolff; voor een Spaanse oud-jezuïet en voor de zoon van een zekere Rotondo, belastinginspecteur in de Savoie. Hij schijnt in hoog aanzien te hebben gestaan aan het hof van Lodewijk XV, die hem, naar het schijnt, voort geheime diplomatieke missies heeft gebruikt, en men beweert dat hij een rol speelde bij de paleisrevolutie die Katharina II de macht in handen gaf.
Voor zover men weet heeft hij geen duidelijke mystieke leer geformuleerd; hij sprak vooral tot de verbeelding van het publiek door een extreem lange levensduur te veinzen, waardoor men dacht dat hij de panacee bezat. Hij beweerde dat hij het geheim om diamanten te vergroten en te zuiveren kende, en ook dat hij verfstoffen kon maken die zowel kleurvast als subtiel van tint waren.
Gleichen, die hem heel goed kende, vermeldt dat hij ‘een prachtig soort pinsbek’ verkreeg (pinsbek is een goudkleurige legering van koper en zink), en dat hij in Dresden, in Venetië en in Milaan geprobeerd had zijn kleurstofgeheimen te verkopen en fabrieken op te richten. De meeste vaardigheid had hij echter, volgens dezelfde getuige, in het opwekken van de nieuwsgierigheid van zijn toehoorders, zonder deze ooit te bevredigen. ‘Hij sprak,’ zegt Gleichen, ‘met mysterieuze plechtigheid over de oneindige diepte van de natuur en wekte de meest vage, duistere en ontzaglijke denkbeelden omtrent zijn wetenschap, zij schatten en zijn voorname afkomst. Ik heb niets van hem geleerd, behalve de kunsten en de knepen van de charlatannerie.’
Er ontstaat een hele legende omtrent deze figuur. Hij wordt wel eens met Cagliostro vereenzelvigd en ook met Casanova, beiden zijn tijdgenoten die hij ook ontmoet heeft. Een groot aantal auteurs – waaronder René Guénon – beweert dat hij een van de onsterfelijek rozenkruisers was, maar om deze theorie te staven hebben we eveneens te weinig bewijsmateriaal.
De theosofische vereniging van H.P. Blavatsky maakt aanspraak op de graaf van Saint-Germain, omdat hij een theosofische beweging zou hebben gesticht in Tibet, en de lichtdrager van de Grote Broederschap zou zijn geweest. Na Annie Besant (fakkeldrager van het Rozenkruis 14) verklaarde C.W. Leadbeater de graaf te hebben ontmoet in 1926. Hij duikt ook weer op in Californië in 1935, in het centrum van de Broeders van Mount Shasta. En op 6 mei 1940 wordt door de krant Paris-Midi aangekondigd dat de beroemde magiër opnieuw verschenen was.
Gelukkig heeft Paul Chacorac, in een prachtig en goed gedocumenteerd boek, nadere bijzonderheden over Saint-Germain uit de doeken gedaan, die niet zo opzienbarend zijn, maar wel in de lijn van de weg van de (spirituele) traditie liggen. Zijn onderzoek heeft uitgewezen dat de graaf een bastaardzoon was van de koningin van Spanje, Maria-Anna van Neuburg en van de almirante van Castilië. Hij kan zich dus met recht een ‘prins van Spanje’ noemen. Toen hij stierf was hij bij een verwante van zijn vermeende moeder in huis, aangezien deze van haar moeders kant een Hessen-Darmstadt was.
Bron: De rozenkruisers,: historie, traditie en rituelen door Jean-Pierre Bayard