Kenmerken, achtergronden en symboliek van diamant volgens Mellie Uyldert in ‘Verborgen krachten der edelstenen’


De kubische kristallen van de diamant bestaan uit zuivere gekristalliseerde koolstof. Deze stof behoort bij het plantenrijk, bij de vorming van zetmeel en suiker (koolhydraten) in samenwerking met het water, bij de werking van de levens-ether, van de samentrekkende, verharde kracht van Saturnus, dus bij het melancholisch temperament, bij de strenge zedenwet, bij zonde- en schuldbesef, verstarring, zwartheid.

Men weet dat afgestorven plantendelen achtereenvolgens kunnen veranderen in humus, veen, bruinkool, steenkool, grafiet en diamant. Zo ontstaat door saturnale werking uit het levende vegetatieve, de allerhardste onder alle stenen: de diamant. Deze weg ligt als het ware tussen Zon en Saturnus, tussen leven en dood, tussen licht en duisternis.

De hardste diamant is de zwarte, ondoorzichtige, die vaak in zuivere bolvorm wordt aangetroffen, erwt tot eigroot, met glanzend oppervlak, onder de naam bort, ballas, of carbonade bekend als materiaal voor mijnboren. De vorm is die van de Zon, de kleur die van Saturnus! De bol is de oervorm van het leven.

Grafiet (waar het potlood van gemaakt wordt) is de koolstof in een bladachtige gelaagde structuur, zoals bij mica; blijkbaar werkt daarin dezelfde kosmische kracht, namelijk de Maan, maar in een ander tijdperk, want in dezelfde steen-gezelschappen en omstandigheden waar men eerst mica aantreft, verschijnt later in plaats daarvan het grafiet, te weten in graniet, gneis en leisteen. Op Ceylon vindt men zelfs grafiet in hout-achtige vormen, die stralend-vezelig zijn, daarin werkt dus ook het rondom-stralende, van de Zon, van het leven, zoals ook in de jaarringen van een boomstam verschijnt.

De diamant komt ook veelal voor in gezelschap van groene stenen, vooral de chrysoliet (olivijn), waarin de levenskrachten van de Maan nog zo duidelijk te zie zijn. Wij zouden kunnen zeggen dat de diamant deze maankrachten van zich af gestoten heeft, en dat bij de vorming van diamant hetzelfde proces gaande is als bij de mens, wanneer die uit zijn concrete ervaringen de abstracte waarheid losmaakt, en dat leermateriaal wegwerpt om de zuivere abstractie over te houden.

De mens die zich van zijn levenspool distantieert om zijn God te kunnen aanbidden in geest en waarheid, in niets dan de denkpool. Zo past de diamant bij de joods-calvinistische zielenstructuur en is dan ook in dit tijdperk de meest gewaardeerde edelsteen geweest. In de middeleeuwen sprak men van adamant (van Adamas: onbedwingbaar).

Bij dit type mens past de ingaande conjunctie Maan-Saturnus, de levenspool die opgeofferd wordt aan de denkpool, en zo zien wij de diamant, ontstaan uit en gevoed door de levenskrachten in de groene zonnestenen en de zogenaamde blue ground, maar zich vervolgens daaraan hoogmoedig onttrekkend en zich op eigen inwezen concentrerend om dat te zuiveren tot de hoogste graad. Men zou kunnen zeggen: de diamant is de uitbeelding van de hoogste geest.

De diamant komt dus soms in bolvorm voor, en verder in rondachtige twaalfvlakken als overgangsvorm naar de octaëder (vierzijdige dubbelpiramide): het ronde van de Zon en het viertallige van Saturnus. Zo bewegen de diamantvormen zich op de as Zon-Saturnus, geest-materie.

De belangrijkste vindplaats van de diamant is sinds 1867 Zuid-Afrika, waar men de serpentijnachtige blue ground (Kimberliet) in lage pijpen aantreft; deze laat men springen om de hardere, dus onbeschadigde diamant er uit te kunnen halen. Met water vermengd wordt het puin van de blue ground dan over met vet ingesmeerde schudtafels geleid, waarbij de diamanten in het vet blijven steken, de andere mineralen niet.

Later ontdekte men diamanten in de yellow ground, wat verweerde blue ground bleek te zijn. Ook zeeft men ze uit ertswas. De tint van de diamanten is blauw, geel of rose. In de eerste halve eeuw van de Zuidafrikaanse diamantwinning vond men er 24 tussen 100 en 1600 karaat (1 karaat is 0,2 gram).

Daarvóór heeft men ook zeer schone diamanten gevonden in Voor-Indië en in Brazilië. Beroemd is de Indische Orlow of Groot-Mogol, een blauw-groene diamant van 400 karaat, gevonden in 1680, tot briljant geslepen en na vele omzwervingen in het bezit van Katharina de Grote van Rusland gekomen, die hem in de scepter van de tsaren liet zetten.

Een andere beroemde diamant was de Koh-i-Noor (berg van het licht) gevonden na 50 jaar voor Christus en in het bezit van Indische vorsten, tot hij in 1850 aan Koningin Victoria   van Engeland werd aangeboden door een lord, die de Penjaab veroverd had. Men zeht dat deze steen ongeluk over Engeland brengen zal, zolang hij niet is teruggekeerd in de erflijn van de Indische vorst Vikramaditya. Een beroemde Braziliaanse diamant is de Ster van het Zuiden, van 260 karaat, verslepen tot een briljant van 125 karaat en het Zuiderkruis, een rose van 118 karaat. 

Verder zijn of worden diamanten gevonden op Borneo (nu uitgeput), in Suriname en de twee Guyana’s, Australië, Noord-Amerika en Rusland. Ten tijde van de Oostindische Compagnie leverde borneo veel diamanten op, onder andere de beroemde Matan, een heel mooie en geneeskrachtige diamant, in het bezit van de sultan van Bantam (in 1787), die hem voor geen enkel bedrag aan de gouverneur van Batavia wilde verkopen. Maar er waren genoeg andere, want Sir Stanford Raffles schreef later, dat er slechts weinig Europese vorstenhoven waren die zich konden beroemen op het bezit van een diamantenverzameling zoals door de Hollandse dames te Batavia dagelijks werd gedragen!

Bron: Verborgen krachten der edelstenen van Mellie Uyldert