HYMNE 1 – HYMNE 2 – HYMNE 3 – HYMNE 4 – HYMNE 5 – HYMNE 6 – HYMNE 7 – HYMNE 8 – HYMNE 9 – HYMNE 10 – HYMNE 11 – HYMNE 12 – HYMNE 13 – HYMNE 14 – HYMNE 15 – HYMNE 16 – HYMNE 17
Uranos’ era spreidt Zijn boog
rond mens en wereld van omhoog.
En al het leven volgt de baan,
die zijne stralen wijzen gaan.
De waterdrager stort zijn ziel
drievoudig in ons levenswiel.
De raderen, zij keren al,
tot nieuwe dag, of tot een val.
Gaat allen uit hem tegemoet,
heft op uw hart, bereidt uw bloed.
Treedt, met een goud omkranst gelaat,
tot ’t heil van nieuwe dageraad.
De waterdrager stort zijn ziel
drievoudig in ons levenswiel.
Ons levensrad keert uit de nacht
tot zijne liefde, die ons wacht.
Het gluten van het nu, het wijkt.
Het ‘beeld der dode ogen’ kijkt
vol leven in de opperzaal,
waarin de Heer spreekt vrijheidstaal:
‘Komt, eet en drinkt van Brood en Wijn,
wilt eeuwig een der onzen zijn.
Keert heden nog uw levensrad,
en gaat met ons het ene pad.’