Waarom mythen geen onzin zijn – Bernardo Kastrup over een plausibele, levende bevestiging van transcendentie

BESTEL ‘WAAROM MYTHEN GEEN ONZIN ZIJN

In de bovenstaande video van De Nieuwe Wereld spreekt Rogier van Bemmel met Bernardo Kastrup over zijn boek ‘Waarom mythen geen onzin zijn, een plausibele bevestiging van transcendentie’. Na de onderstaande flaptekst volgt het begin van het boek. 

Het boek ‘Waarom mythen geen onzin zijn’ is een driedelige reis naar het surreële gebied dat we de aard van de werkelijkheid noemen. De ultieme bestemming is een plausibele, levende bevestiging van transcendentie. Elk van de drie delen is als een draaiing van een spiraal, waarin terugkerende ideeën worden onderzocht door drie prisma’s: religieuze mythe, waarheid en geloof. Met iedere draaiing toont Kastrup ons een genuanceerder en completer begrip van de vele facetten van transcendentie.

Deel I breekt een lans voor de controversiële idee dat veel religieuze mythen eigenlijk waar zijn, en niet alleen vanuit een allegorisch standpunt. Deel II betoogt dat ons eigen innerlijk narratief een verrassende rol speelt in de schijnbare concreetheid van dingen en de tastbaarheid van de geschiedenis. Deel III suggereert, in de vorm van een mythe, hoe diepgewortelde geloofssystemen de wereld waarin we leven creëren. Deze drie thema’s — mythe, waarheid en geloof — vloeien in elkaar over door het hele boek heen.

INLEIDING DOOR JEFFREY KRIPAL – GODS BREIN VAN BINNENUIT BEKEKEN

Ik was zo blij toen ik de boeken van Bernardo Kastrup vond. Eigenlijk heb ik ze niet gevonden. Een wederzijdse collega die in Parijs werkt aan het middeleeuwse christendom, Troy Tice, las werk van ons beiden en moedigde mij aan boeken van Bernardo te lezen. Hij dacht dat onze boeken op de een of andere manier aan elkaar gelinkt waren en dat ik Bernardo’s boeken zou kunnen waarderen. Meer gelijk kon Troy niet hebben. Ik las binnen een paar weken al de vijf eerder verschenen boeken van Bernardo. Ik verslond ze gewoon.

Ik heb nagedacht over waarom ik dit gedaan heb. Ik lees zelden zoveel boeken van één auteur. Sterker nog, op middelbare leeftijd heb ik nauwelijks tijd of energie om te lezen. Maar dit was anders. Ik liet alles uit mijn handen vallen en begon te lezen, en ging door met lezen, lezen en lezen. Waarom? Wat maakten de woorden van deze auteur in mij wakker? Welk vuurtje ontstak hij in deze uitgeputte professor van middelbare leeftijd?

Mijn enthousiasme kwam deels voort uit de dubbele functie die Bernardo’s filosofische precisie en hedendaagse relevantie vervult. Hier hebben we duidelijk te maken met een man die kan denken, en tegelijkertijd spreekt hij op zijn eigen voorwaarden de taal van het digitale tijdperk in weerwil van zijn eigen obsessies en naïef gebruik van computermetaforen om het bewustzijn te begrijpen (waarover dadelijk meer).

Dat de auteur een onverbloemde idealist is, dat wil zeggen iemand die ervan overtuigd is dat geest of bewustzijn de fundamentele aard van de werkelijkheid is, verklaart ook een deel van mijn genoegen. Ik was zeer vertrouwd met dit standpunt, maar ik had nog nooit een idealist ontmoet. Je treft ze tegenwoordig heel zelden aan, althans binnen de academische kringen waarin ik mij begeef.

Oh, ik had genoeg idealisten gelezen binnen mijn eigen historisch onderzoeksgebied, en wat Bernardo beschrijft, komt erg overeen met de inhoud van de comparatieve mystieke literatuur waaraan ik mijn leven heb gewijd, zij het dat in tegenstelling tot mijn historische bronnen, hij wel mijn e-mails beantwoordt. De preken van Meister Eckhart, de grote dominicaner professor en filosoof, over voortdurende incarnatie van het Woord in de individuele ziel en het Nu van de eeuwigheid, lezen als middeleeuwse versies van de boeken van Bernardo Kastrup (of Eckhart Tolle).

Maar Meister Eckhart stierf bijna zevenhonderd jaar geleden. Dan is er nog Ramana Maharshi, de grote Zuid-Indiase hindoeïstische mysticus van het onsterfelijke Zelf, of wat ik graag het Zelf in ons allen noem. Maar hij verliet ons meer dan zestig jaar geleden. Veel dichterbij in cultureel (en digitaal) opzicht is er Philip K. Dick, de grote Amerikaanse sciencefictionschrijver die zich door een ontmoeting met de logos of kosmische geest realiseerde dat “de werkelijkheid een reusachtig brein is” dat lijkt te werken als een netwerk1 van binaire computercodes. Maar hij stierf meer dan dertig jaar geleden.

Het is het waard om even bij het gedachtegoed van Dick stil te staan, omdat zijn bizarre denkwijze griezelig veel weg heeft van de preciezere en rustiger boeken van Bernardo Kastrup. Beiden vertegenwoordigen zeker een digitaal of op de computer gebaseerd model van intellectuele cognitie. Beiden begrijpen ook dat bewustzijn geen intellectuele cognitie is. Hier is een typische passage uit Dicks Exegesis, het 8.000 pagina’s tellende privédagboek dat Dick in de laatste acht jaar van zijn leven razendsnel bij elkaar krabbelde nadat hij in de winter van 1974 energetisch bestookt werd door een kosmische geest die hij ‘valis’ ging noemen, dat het acroniem is voor Vast Actief Levend Intelligentiesysteem:

Het enige dat ik kon doorgronden was dat het conventionele beeld dat we normaal gesproken krijgen — en lijken te delen — in feite niet is wat er is; wat er is, bestaat zelfs niet in tijd of ruimte, noch is er sprake van causaliteit. Er lijkt een geest te zijn en wij zitten erin…
… “We zijn allemaal slechts cellen in een kolossaal krankzinnig brein dat zowel de werkelijkheid maakt als waarneemt” — iets dergelijks, met als hoofdgedachte dat er een relatie is tussen het creëren van de werkelijkheid en het waarnemen ervan… de waarnemer is waaruit de kosmos ontspringt, die is letterlijk de ‘schepper van het universum’, en die tegen wil en dank verwordt tot de getuige van zijn eigen creatie.

Het zal snel duidelijk worden hoe nauw de idealistische visie, die hierna in dit boek verder wordt uitgewerkt, verwant is met de ‘valis’ van Dick. In Bernardo’s systeem is het conventionele beeld van de materiële werkelijkheid dat wij voor waar aannemen eenvoudigweg vals. Het is een zeer uitgebreide voor-de-gek-houderij. Beter gezegd, deze materiële wereld kan worden beschouwd als een soort droom waarin God incarneert door middel van seksuele voortplanting en evolutionaire biologie om op zichzelf te reflecteren en zichzelf te leren kennen in de droom. We leven allemaal in Gods brein. Ook daarover straks meer.

We hebben hier dus Bernardo’s filosofische precisie met de relevantie voor de tijd waarin we nu leven, en de griezelige manier waarop zijn woorden resoneren met de comparatieve mystieke literatuur die ik ken en liefheb. Maar er was nog iets dat me aantrok tot deze boeken en in het bijzonder dit boek: dat is het feit dat Bernardo Kastrup voortgekomen is uit de vakgebieden natuurkunde, wiskunde en informatica en bovendien in het bedrijfsleven een succesvol computeringenieur is. Ik moet bekennen dat ik daar zo blij mee was, omdat ik de pretenties van de wereld van de kunstmatige intelligentie (AI) al heel lang overduidelijk dom vind. Dat is een beetje ongepast en zuur om het zo uit te drukken maar het is niettemin mijn eerlijke en volgens mij behoorlijk accurate mening.

Dit is waarom. De AI-gemeenschap werkt al lang onder wat Bernardo de achtergestelde mythe van het materialisme noemt. Dit zeer praktische, veelvoorkomende waandenkbeeld waarover veel consensus bestaat, stelt dat geest of bewustzijn een product is dat voortkomt uit materiële processen, en dat er uiteindelijk alleen maar materie is, dat wil zeggen kleine dode dingetjes die op volkomen willekeurige en mechanische wijze in de lege ruimte rondstuiteren of voortgolven. Als dit basisaxioma waar zou zijn, zou je natuurlijk kunnen verwachten dat voldoende geavanceerde computerchips bewust worden. Dat is volkomen logisch. Het probleem is dat zo’n bewering geen vaststaand feit is, maar een metafysische interpretatie van het wetenschappelijk bewijs.

Bovendien, en dat is het belangrijkste, blijft hetzelfde materialistische model op spectaculaire wijze falen als het gaat om het oplossen van het ‘harde probleem’ van het bewustzijn. Dit volslagen falen suggereert dat het materialistische paradigma niet opgewassen is tegen die taak en niet toereikend is voor het oplossen van dit vraagstuk. We hebben niet het geringste bewijs dat materie bewustzijn voortbrengt, en we hebben er zelfs geen idee van hoe dit dan zou moeten werken. Daarom is dat waarschijnlijk ook niet zo.

Als Bernardo Kastrup en de idealistische mystieke literatuur van de wereld ons de juiste richting op wijzen — en ik denk dat dit het geval is — dan is de materialistische hypothese precies het tegenovergestelde van de waarheid. Die zit er helemaal naast. De mind ontstaat niet als een fragiel en tijdelijk product van materie. Materie ontstaat als een fragiel en tijdelijk product van het door Aldous Huxley zo genoemde en beroemd geworden ‘mind-at-large’ (alomvattende geest) en van zijn eigen wiskundige structuren en symmetrische schoonheid. Of komt, als je daar de voorkeur aan geeft, wat wij zo pathetisch ‘geest’ en ‘materie’ noemen, voort uit een diepere superstructuur of symmetrie die tegelijk en onmiddellijk mentaal en materieel, geest en wiskunde is—dus een soort möbiusband van materiële mind of mentale materie.

We hoeven hier niet in te gaan op de filosofische argumenten (dat doet Bernardo voor ons in zijn zes boeken, waaronder nu dit boek). Het volstaat erop te wijzen dat het AI-wereldje een perfect voorbeeld is van hoe materialistische veronderstellingen en beschrijvingen van de mind in termen van een computermodel ons op een dwaalspoor kunnen brengen. En waarom filosofische scholing en diepgaand begrip van comparatieve mystieke literatuur op basis van wetenschap, filosofie of anderszins, beide cruciaal zijn voor een echt inzicht in de aard van het bewustzijn. Ik zeg het maar gewoon: voor elke toekomstige, echt adequate filosofie met betrekking tot de mind of wetenschappelijk onderzoek naar de aard van bewustzijn zal het bestuderen van religie een noodzakelijke voorwaarde zijn, en in het bijzonder het bestuderen van de comparatieve mystieke literatuur.

Dat is natuurlijk precies wat Bernardo hier doet. Hij beschouwt vergelijkenderwijs soorten van idealisme en non-dualisme van advaita vedanta, Mind-Only-boeddhisme, mystieke vormen van het christendom en een select aantal scheppingsmythen. Hij beschouwt die niet als beschrijvingen van een of andere scheppingsgebeurtenis uit het verleden, maar als ‘iconen van het nu’, dat wil zeggen als geschriften van het bewustzijn zelf. Hij begrijpt heel goed dat zolang filosofen en wetenschappers deze literatuur niet serieus en met respect als volwaardige en gelijkwaardige partners bij de vraag betrekken, de mind niet adequaat begrepen zal worden, dat wil zeggen: er zal geen adequaat inzicht zijn in wie we zijn of in het universum waarin wij ons bevinden als intieme en bizar succesvolle kennende uitdrukkingsvormen.

Waarom weten we zoveel? Waarom klopt wiskunde zo goed? Omdat we deelnemen aan de diepste structuren van de werkelijkheid en daar de uitdrukkingsvormen van zijn. Omdat wij dat universum en die wiskundige structuren zijn.

Bernardo begrijpt dit alles. Daarmee in overeenstemming behandelt hij de mystieke literatuur dan ook met een ernst en een bedachtzaamheid die binnen de technologische wereld uiterst zeldzaam voorkomt. Hij neemt de comparatieve mystieke literatuur even serieus als de wiskunde. Hij haalt die twee gebieden van menselijk weten niet door elkaar. Hij wendt zich niet tot het ene om het andere te definiëren. Maar hij laat beide een diepgaande dialoog met elkaar aangaan en komt vervolgens elders tevoorschijn met een buitengewoon verhaal of ‘mythe’ over wie we zijn en waarom we hier zijn.

Hier verandert zijn idealistische mystiek in een hedendaagse of opkomende mythologie. De mind drukt zich hier zelf uit, zoals in een droom, door middel van een verhaal of narratief. En dit is waar wij als cultuur nu altijd struikelen.

Verleid door de technologische successen op het gebied van wetenschap en techniek zijn we de werkelijkheid gaan aanzien voor iets dat samengesteld is uit onzichtbare getallen. Alles wat echt is, is numeriek. Alles wat het weten waard is, kan worden gemeten. Alles wat niet kan worden gemeten, is het niet waard om te kennen. De enige echte vorm van kennis is wiskundige of wetenschappelijke kennis. Althans dat is wat beweerd wordt. Maar het gaat verder dan een bewering. Terwijl ik dit schrijf, vaardigt de onderwijsminister van Japan een decreet uit om alle sociaal- en geesteswetenschappelijke programma’s van de Japanse universiteiten te schrappen. Van de 60 nationale universiteiten hebben er 26 in zekere mate mee ingestemd om dit te doen.

Wat Bernardo ons laat zien, nota bene als computeringenieur, is dat dit materialistische paradigma dat alles wil herleiden tot praktische getallen een halve waarheid is. Het is een diepe vergissing als het als de hele waarheid wordt opgevat met moreel en existentieel verschrikkelijke gevolgen. Zijn boodschap is echter niet alleen maar negatief of polemisch. Hij heeft ook een krachtig positieve boodschap. Hij wil ons laten zien dat de fundamentele aard van de werkelijkheid zich niet alleen uitdrukt in wiskunde, maar ook door middel van mythen, dat wil zeggen: door middel van symbool en verhaal.

De werkelijkheid bestaat niet alleen uit getallen, zo blijkt. Ze bestaat ook uit woorden en verhalen. We leven niet alleen in een gigantische machine. We leven ook in een werveling van verhalen en dromen.

Het is ook niet ‘zomaar een verhaal’, want het verhaal vertelt ons altijd iets over de verteller, net zoals de droom ons altijd iets vertelt over de dromer. Het project wordt er dan niet alleen een van meten, maar ook van betekenis. De vraag wordt niet ‘Hoe kunnen we de droom meten of bewijzen?’ maar ‘Wat probeert de droom ons te vertellen?’ We zijn hier niet op zoek naar een verklaring, maar naar begrip, wijsheid, gnosis.

Dezelfde wijsheid leidt tot een andere vraag. ‘Bevalt het verhaal waarin we nu dromen? Leidt deze droom tot menselijke bloei en duurzaamheid op lange termijn? Of tot nog meer intercultureel geweld en existentiële depressie? Waarom strijden we over onze dromen en mythen? En waarom ontkennen we de dromer?’ Dit zijn moeilijke vragen, maar er is een lichtpuntje. Want als we onze eigen verhalen dromen, kunnen we ook altijd andere verhalen dromen. We kunnen nieuwe verhalen vertellen. We kunnen nieuwe mythen ontwikkelen, misschien zelfs mythen die terugverwijzen naar wie of wat de mythen maakt. We hoeven niet te blijven leven in verhalen die allang voorbij hun houdbaarheidsdatum zijn. Zo naïef hoeven we niet te zijn.

Daartoe vertelt Bernardo ons een verhaal. Hij bedenkt een moderne mythe waarvan de boodschap ongeveer als volgt luidt. Wij zijn belichaamde vormen van kosmische geest, afgesplitste ‘alter ego’s’ in een uitgestrekte orde van multipersoonlijkheden. Deze alters zijn Gods droom binnengegaan via seksuele voortplanting en evolutionaire biologie (merk op dat eros hier de energie en het portaal van de goddelijke incarnatie wordt) om in de droom wakker te worden, rond te kijken in het fysieke universum als het binnenste van Gods brein. En om na te denken over onze eigen kosmische aard binnen ditzelfde neurale, galactische netwerk.

Hier is hoe hij het samenvat: “Anders gezegd, het universum is de scan van Gods hersenen; behalve dat je de scanner niet nodig hebt: je zit al in Gods hersenen dus je hoeft alleen maar rond te kijken. Jouw waarnemingen van de zon, regenbogen, het onweer, enzovoort zijn voor God ontoegankelijk. Net zoals voor jou de patronen van vurende neuronen in je hersenen — met al hun schoonheid en complexiteit — op geen enkele directe manier toegankelijk zijn.”

Wij zijn het universum dat zich van zichzelf bewust wordt. Wij weten wat God niet weet. In de symbolische en mythische termen van Bernardo’s realisatie in de Dom van Keulen zijn we allemaal christenen, gekruisigd aan het kruis van ruimte en tijd: “We hangen allemaal aan het zelfbedachte kruis van ruimte, tijd, opsluiting en onmacht. Zijn goddelijke natuur is onze ware natuur als tijdloze geest die bijzondere, schijnbaar beperkte perspectieven inneemt binnen zijn eigen droom. Dat Christus zowel God is als de Zoon van God, geboren in Gods schepping, is een nauwelijks verhulde manier om dit symbolisch uit te drukken.”

Het is duidelijk dat dit boek niet zomaar een idealistisch traktaat is, een abstracte filosofische oefening voor nieuwsgierigen. Het is een diepgaand verhaal gebaseerd op de eigen wetenschappelijke en technische vorming van de auteur, zijn eigen mystieke ‘aha- moment’ en zijn eigen daaropvolgende filosofische conclusies. Het is een verkenning van hoe kosmisch bewustzijn zichzelf projecteert in narratieve vormen, in verhalen, of wat we ‘mythen’ zijn gaan noemen. Het is ook een verkenning naar hoe kosmisch bewustzijn dan ontwaakt uit datzelfde verhaal of uit diezelfde mythe om zichzelf niet als ander maar als Zelf te kennen.

Mythe is voor Bernardo natuurlijk niet een of andere onwaarheid of verwarring brengend bijgeloof, iets wat we gemakkelijk terzijde kunnen plaatsen. Maar het is ook geen letterlijke waarheid of plattegrond van de geschiedenis. Mythe is eerder ‘symbolisch’. Het wijst. Het roept op. Het herinnert en herdenkt. Maar zij spreekt nooit letterlijk, en wel om een eenvoudige reden: datgene waar- over en waaruit zij spreekt kan niet worden gevat in taal, in getal, of door enige andere handeling van intellectuele kennis. Het is eenvoudigweg voorbij, of vóór, dit alles.

Symbolen spreken van en uit het bewustzijn, maar nooit letterlijk. Een mythe is hier een verhaal dat herinnert aan een mystieke ervaring van transcendentie. Op elk moment kan het de luisteraar-lezer schokken, laten struikelen of ‘flippen’ in een soortgelijk ontwaken door een ‘onvrijwillige verschuiving in cognitief perspectief’. Dit zegt Bernardo: “De volledige realisatie van transcendentie is een soort kwantumsprong: het gebeurt spontaan, plotseling, in één snelle beweging zonder aanwijsbare oorzaak. Het is een soort genade.” Als zodanig leert de mythe ons niets nieuws. Ze doet ons alleen herinneren wie we werkelijk en nu al zijn.

Hou jezelf niet voor de gek. Dit is geen gewoon boek. Het is een kluwen of een bespiegelende lus in het brein van God. Om een beeld aan te halen uit Bernardo’s eerdere boek, Why Materialism Is Baloney (Waarom materialisme totale onzin is): het is een draaikolk in de kwikzilveren oceaan van de geest die zich op elk moment kan vastzuigen in dezelfde oneindige en onsterfelijke wateren. Het is zeker geen boek om nog meer informatie of louter nog meer data toe te voegen aan je toch al overbezette leven. Het gaat helemaal niet over informatie. Het gaat over de kenner van alle informatie. Lees dus verder in Gods brein, maar wees voorzichtig. Misschien maak je God wel wakker.

Jeffrey J. Kripal
J. Newton Rayzor
hoogleraar Religie Rice University
Houston, Texas

OVERZICHT

Dit boek is een driedelige reis naar het surreële gebied dat we de aard van de werkelijkheid noemen. De uiteindelijke bestemming is een plausibele, levende bevestiging van transcendentie. Elk van de drie delen is als een draai binnen een spiraal, waarbij terugkerende ideeën worden verkend en gezien door de prisma’s van respectievelijk religieuze mythe, waarheid en geloof. Met elke draai probeert het boek een genuanceerder en vollediger inzicht te geven in de vele facetten van transcendentie.

Deel I zal vooral resoneren met hen die hunkeren naar de rijkdom die religieuze mythen in het leven kunnen brengen, maar er niet omheen kunnen dat deze mythen niet letterlijk waar zijn. Het probeert diegenen te bereiken wier ziel strijdt met hun intellect. Een van de doelstellingen is de betekenis van het menselijk leven in ere te herstellen door het intellect te helpen zichzelf toestemming te geven de intuïties van de ziel een plaats te geven, zonder de rede of aannemelijkheid op te offeren.

Deel I brengt inderdaad de controversiële gedachte naar voren dat veel religieuze mythen feitelijk waar zijn; en niet alleen allegorisch. Het is de transcendente waarheid die op unieke wijze door deze mythen wordt verbeeld, iets wat onze cultuur zo wanhopig nodig heeft om de werkelijkheid te begrijpen. Deze transcendente waarheid, die niet in woorden of vergelijkingen kan worden gevat, kan met geen enkel ander middel — wetenschappelijk of filosofisch — worden overgebracht, behalve met religieuze mythologie. Om dit alles te begrijpen, probeert deel I de aard van de mythische waarheid te verwoorden op een manier die zowel de religie als onze sceptische rationaliteit eer aandoet.

Deel II vervolgt met een volgende draai binnen de spiraal door eerst een stap terug te doen. Terwijl we allemaal op zoek zijn naar de waarheid — of dat nu door middel van religie, wetenschap of filosofie is, zelden onderzoeken we wat waarheid betekent. Wat betekent het om te zeggen dat iets waar of onwaar is? Welke verborgen veronderstellingen maken we over de onderliggende aard van de werkelijkheid als we het over waarheid hebben? Het aanpakken van deze vragen is de reis van deel II. In de zoektocht naar antwoorden maken we gebruik van onze directe ervaring van de wereld op basis waarvan we zelf onderzoek doen naar de aard van tijd en ruimte, die het kader is waarin de waarheid verondersteld wordt te worden gevonden. Vervolgens wordt geconcludeerd dat ons eigen innerlijk narratief een verrassende rol speelt bij het creëren van de schijnbare concreetheid der dingen en de tastbaarheid van de geschiedenis. Ten slotte wijst het duidelijk op afspiegelingen van de conclusies in veel van ’s werelds religieuze mythen.

Deel III vormt, als laatste draai binnen de spiraal, het hoogtepunt van dit werk. Het brengt alle kernideeën van het boek samen in de vorm van een moderne, plausibele religieuze mythe. Door een complete kosmologie uiteen te zetten om de werkelijkheid te begrijpen en haar transcendentie te herstellen, benadrukt deel iii de cruciale rol van geloof in alles wat wij als vanzelfsprekend be- schouwen. Het legt uit hoe diepgewortelde geloofssystemen de wereld waarin we leven creëren. Het narratief is ontleend aan de ervaring van een moderne bewustzijnsverkenner die tijdens zijn deelname aan een geheim wetenschappelijk project een reeks transcendente ontmoetingen heeft gehad. De metafysica die hij op basis van deze ontmoetingen meebrengt, integreert de thema’s van het boek in één samenhangend kader. Het opent ook geheel nieuwe horizonten voor het herstel van betekenis en doelgerichtheid in ons dagelijks leven.

Uiteraard is de optimale volgorde om dit boek te lezen die waarin het wordt gepresenteerd: van deel I tot deel III. De ideeën die in de delen I en II worden besproken, zijn immers bedoeld om het lezen van deel III te verrijken. Als men echter liever direct tot de kern van de zaak komt en wil genieten van een aangrijpend verhaal zonder analytische opmaat, is het heel goed mogelijk om direct naar deel iii te gaan en daarna terug te keren naar deel I en II.

In welke volgorde je het ook leest, je zult merken dat de drie thema’s van dit boek—mythe, waarheid en geloof—in de hele tekst op meerdere niveaus en metaniveaus in elkaar overlopen. Deel I, bijvoorbeeld, onderzoekt de mythologie met een instelling die kenmerkend is voor een zoektocht naar feitelijke waarheid. Deel II onderzoekt de aard van de waarheid door een beroep te doen op door onszelf beleefde intuïties, zoals we doen wanneer we onze overtuigingen nastreven. Deel III ten slotte gaat in op de rol van overtuigingen in de vorm van een mythe. Het doel is om zowel expliciet als impliciet, door middel van concepten en stijlvormen, de intieme relatie te illustreren die bestaat tussen mythe, waarheid en geloof.

De drie delen van dit boek zijn bedoeld om elkaar ook inhoudelijk te weerspiegelen en te versterken. De centrale ideeën komen in alle drie terug, maar worden telkens vanuit een andere invalshoek belicht. Hierdoor kan ik — vaak indirect en impliciet — veel meer nuances aanbrengen dan anders mogelijk zou zijn. Zo worden de aard en de rol van de mythe onderzocht in deel I, maar de inhoud van bepaalde mythen komt terug in deel II en III, waar ze een weerspiegeling vormen van wat daar besproken wordt over waarheid en geloof.

De drie-eenheid van thema’s in het boek zijn als het ware een getijdenbeweging, een soort van eb en vloed, en draait uiteindelijk om één thema: waarheid, het centrale motief van dit werk. In alle drie de delen draait het daarom: deel I door te onderzoeken hoe mythen waarheid kunnen brengen, deel II door de aard van waarheid te onthullen middels het ontkrachten van niet-onderzochte overtuigingen, en deel III door een beroep te doen op het geloof in een mythe om de richting te wijzen naar waarheid.

Je zult merken dat wat ik bedoel met de woorden ‘mythe’, ‘waarheid’ en ‘geloof’ uitgebreider en genuanceerder is dan de afgeplatte benamingen in het dagelijks taalgebruik. Dit kan je en zal je waarschijnlijk in eerste instantie verbazen. De poging om de grenzen te verleggen van wat woorden betekenen en om een veel grotere, diepere werkelijkheid daarachter te onthullen, is niettemin een essentieel aspect van dit werk. Mijn bedoeling is je te helpen verder te kijken dan de saaie, oppervlakkige culturele dialoog die vandaag de dag in de samenleving heerst.

Ik hoop dat je in dit boek veel nieuwe perspectieven en onderzoeksmogelijkheden vindt. Ik heb er veel van mezelf in gestopt; meer dan de meeste auteurs verstandig zouden vinden. Wat het ook wel of niet mag zijn, dit werk is zeer zeker een oprecht, openhartig verslag van mijn eigen manier van omgaan met het leven, het universum, waarheid en transcendentie.

BESTEL ‘WAAROM MYTHEN GEEN ONZIN ZIJN

LEES OVER ‘WAAROM MATERIALISME TOTALE ONZIN IS

BESTEL WAAROM MATERIALISME TOTALE ONZIN IS