BESTEL HANNAH ARENDT, DE BIOGRAFIE – HARDBACK
BESTEL HANNAH ARENDT, DE BIOGRAFIE – EBOOK
Thomas Meyer schreef de langverwachte nieuwe biografie van Hannah Arendt – een van de belangrijkste denkers van de westerse wereld. Meyer beschrijft haar leven en werk van Koningsberg tot New York, van haar dissertatie over Augustinus tot de beschrijving en interpretatie van haar onvoltooide hoofdwerk Het leven van de geest. Meyer belicht de fascinatie en de kritiek die Arendts persoon en haar geschriften tijdens haar leven opriepen. Dankzij zijn ongeëvenaarde kennis en zijn onderhoudende stijl is Meyers biografie zowel voor de algemeen geïnteresseerde lezer als voor de kenners van het fenomeen Arendt zeldzaam interessant.
VOORWOORD
‘Actueel’, dat is het woord dat het vaakst gebruikt wordt
om de geschriften van Hannah Arendt mee aan te duiden.
Sinds ruim drie decennia wordt ze gezien als een tijdgenote,
en zelfs gelezen als ‘denker van onze tijd’
(Richard Bernstein).
De diepe crisis van de liberale democratie, de sinds 24 februari 2022 aanhoudende aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, de dramatische toename van het aantal vluchtelingen wereldwijd, de dreigende zelfbevoogding van de mens door zijn eigen uitvindingen: zou een biografie van Hannah Arendt deze en andere ontwikkelingen niet als aanleiding moeten nemen om haar voortdurende ‘actualiteit’ te onderstrepen? Waren haar denken en handelen niet gewijd aan de strijd tegen de geheel nieuwe vormen van totalitarisme in de twintigste eeuw? Haar inzet voor de zwakkeren en ook hun recht om rechten te hebben?
Of is het juist omgekeerd? Is Arendts actualiteit er een die bewijst dat we internationaal op het verkeerde paard wedden? Stond ze niet aan de kant van de kolonialisten, de racisten, de verachters van Israël? Had ze eigenlijk wel belangstelling voor sociale vraagstukken, het feminisme, de gendergelijkheid? Stond ze niet tot aan haar knieën in de vooroordelen van haar tijd en is ze daarom voor ons niet meer dan een interessant geval?
Ik heb besloten een stap terug te doen en Hannah Arendts leven en werk bijna volledig in haar tijd te beschrijven. Ze liet zich namelijk in bijzondere mate met haar eigen tijd in, zoals deze eerste biografie die op archiefonderzoek berust aantoont. Want Arendt greep tussen 1934 en 1940 de gelegenheid aan om zich tijdens haar Parijse emigratie actief voor joodse kinderen en jongeren in te zetten en mee te helpen om talrijke levens te redden.
Later, toen ze in de Verenigde Staten woonde, zette ze haar engagement voort in het kader van de Jewish Cultural Reconstruction – in totaal twintig jaar, die Arendts denken en handelen diepgaand hebben beïnvloed. De focus van deze biografie ligt op die jaren, want ze praatte niet over haar ervaringen, liet ze geen deel van haar werk worden – en toch waren die twee decennia bepalend voor haar denken, dat uit haar handelen voortkwam en waarover ze vervolgens weer nadacht. Het gaat hier niet om een duiding van dat tijdvak, maar om een sprekende beschrijving ervan.
Sinds oktober 2020 verschijnt bij uitgever Piper een door mij uitgegeven editie van de geschriften van Hannah Arendt in twaalf delen, die haar monografieën en essays bevat. De teksten, voorzien van uitvoerige nawoorden en nieuw gerangschikt, vormen met onderhavige biografie een eenheid.
In verband met de aan mezelf gestelde uitdagingen en de beperkte middelen om ze aan te gaan heb ik steeds weer moeten denken aan een ontdekking van Wolfgang Hildesheimer: in 1981 publiceerde hij passages uit een tot dan toe onbekend gesprek van Goethe met de Engelse kunsthistoricus Andrew Marbot:
‘Ik wantrouw elke overlevering, excellentie,’ antwoordde Marbot, ‘ook de waarschijnlijke. Voor mij is alleen het ware waar, het waarschijnlijk daarentegen schijn.’ ‘Niet gek, jonge vriend,’ zei Goethe, ‘we lijken hier niet alleen te maken te hebben met een twijfelaar, maar ook met een rebel.’
Thomas Meyer
Berlijn-Charlottenburg, 8 augustus 2023
PROLOOG
Het laatste touw
Kust die mij niet meer zal vinden,
stad waarin mijn oog nog leest,
als op ankerdiepte woelt er
in het verzonkene mijn geest.
En dit touw dat mij nog bindt nu
aan waar ik geboren ben,
aan het vasteland dat ginds nu wegglijdt,
met de dingen die ik ken.
Muziek en taal het landschap,
geestvervoering, dweperij,
en in gruw’lijke verwantschap
duist’re, dodelijk razernij.
Het mysterie van mijn jaren,
woorden die ik sprak als kind,
laatste touw dat mij nog bindt
als ik lang al ginder ben.
Hans Sahl, Lissabon, 1 april 1941, Guiné
Op 10 mei 1942 was het in Lissabon een milde lentedag. Volgens het officiële weerbericht kwam de temperatuur niet boven de 19,6 graden Celsius uit. In de haven werden in de ochtend de werkzaamheden voor het vertrek van de Guiné afgesloten, over enkele uren zou het ‘Touwen los!’ opklinken.
De Guiné was het kleinste passagiersschip dat de Companhia Colonial de Navegação in dienst had. Je kon er zijn bijzondere geschiedenis niet aan aflezen, want het was voor zijn nieuwe doel verbouwd: het had zijn maidentrip in 1905 nog onder de naam San Miguel gemaakt; in die dagen was het vooral gebruikt om vracht te vervoeren. De San Miguel was een slank en wendbaar schip, welhaast elegant. Vlak voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1918, verwierf het in Portugal nationale bekendheid, en zelfs de tegenstander vond woorden van erkenning. Want de kapitein wist op spectaculaire wijze te vluchten voor de meest succesvolle onderzeebootcommandant in de geschiedenis van de zeeoorlog, de Duitse marineofficier Lothar von Arnauld de la Perière; het schip ontkwam aan de legendarische jager zonder dat er slachtoffers of verlies aan lading te betreuren waren. Een tiental jaar later, in 1930, werd de San Miguel onder de naam Guiné II de opvolger van de eerder in hetzelfde jaar uit de vaart genomen oorspronkelijke Guiné. Ruim tien jaar lang voer het omgedoopte schip meestal tussen Lissabon en Kaapverdië heen en weer.
Maar niet pas in mei 1941 was alles anders. Toen nazi-Duitsland en zijn bondgenoten door hun veroveringen in die eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog de gebieden in het Westen waar vluchtelingen naartoe konden steeds kleiner maakten en de activiteiten om vervolgde joden te redden daarom steeds grotere inspanningen vergden en dus ook grotere transportcapaciteiten vereisten, begon het in New York gevestigde American Jewish Joint Distribution Committee (jdc) vaak schepen te charteren. Zo voer de Guiné voor het eerst op 1 april 1941 in opdracht van de jdc de route tussen Lissabon en New York.
Het schip ondernam in opdracht van de organisatie in totaal zeven vaarten op die route, de laatste begon op 19 mei 1942. Eind oktober 1944 huurde de jdc de Guiné ten slotte voor de laatste keer om 449 meest joodse kinderen en jongeren naar Haifa te brengen, waar ze op 5 november ook aankwamen. Wie de Guiné betrad, kon zich dus behoorlijk veilig voelen.
Bij de eerste vaart voor de jdc was ook de gepromoveerde kunsthistoricus en dichter Hans Sahl, die eigenlijk Hans Salomon heette, aan boord. In het tweede deel van zijn Memoires van een moralist, dat drie jaar voor zijn dood in 1993 onder de titel Exil im Exil verscheen, beschreef hij de sfeer in de Portugese hoofdstad, de beroemde ‘wachtkamer’ van de emigranten:
In de haven van Lissabon lagen schepen die niet meer of nog maar zelden uitvoeren. In de cafés zaten vluchtelingen uit alle landen die op een visum wachtten en zich in veel talen gehoor trachtten te verschaffen. Daar zaten de zwarthandelaren, die scheepstickets aanboden voor kleine Portugese stoomboten, die er veertien dagen over deden om naar Amerika te varen.
Je meende in veiligheid te zijn… Maar die veiligheid was bedrog. Zolang je nog niet het Amerikaanse visum had, was je nog in Europa, en Hitler had bijna heel Europa bezet. Waarom zou hij Portugal sparen? Je moest snel zijn. Je moest je van een plaats op een schip verzekeren, voordat het te laat was.
Wat dachten en voelden de 189 passagiers, voor het grootste deel uit heel Europa gevluchte joden, die op 10 mei 1941 in de haven samen met Hannah Arendt en Heinrich Blücher aan boord van het schip gingen? Bijvoorbeeld Ernst Emil Rollmann en zijn vrouw Hildegard?
Amper een jaar eerder hadden de ouders van Rollmann, Hans en Maria, op de vlucht voor de nationaalsocialisten in Calais uit wanhoop zelfmoord gepleegd. In Duitsland waren de Rollmanns niet de eersten de besten geweest, het was een oude joodse familie uit Keulen, die zich in de derde generatie als schoenfabrikanten had gevestigd. Op 29 december 1921 had Hans Rollmann samen met Karl Kaufmann en Carl Michael in het dorpje Gusterath-Tal, ten zuidoosten van Trier aan de Ruwer gelegen, de vele decennia lang beroemde schoenenfabriek Romika opgericht, waar in de beste tijd tot wel tweeduizend mensen werkten. De drie zonen van Rollmann, onder wie Ernst Emil, zouden ooit het bedrijf overnemen, maar meteen in 1933 begon de systematische verwoesting van het persoonlijke en het beroepsmatige leven van de Rollmanns.
Hildegard, de vrouw van Ernst Emil, had tijdens de republiek van Weimar psychologie gestudeerd; ze zou haar academische opleiding in de Verenigde Staten voortzetten, waar ze later als psychoanalytica bekend werd. En ze was niet de enige vrouw aan boord die zich diepgaand met Sigmund Freud had beziggehouden. Er was ook de in 1907 in Wenen geboren Käthe Wolf, in 1929 bij de beroemde psycholoog Karl Bühler gepromoveerd en door zijn niet minder bekende collega Jean Piaget via Zwitserland naar het vrije Lissabon geloodst; zij was samen met haar leerlinge en vriendin Anne-Marie Leutzendorff aan boord gegaan. Beiden verwierven in de Verenigde Staten een reputatie als kinderpsychologe.
Als we de oude passagierslijsten van de Guiné van die tiende mei 1941 verder bekijken, ontdekken we daar ook de author Heinrich Blücher en zijn wife Johanna Blücher. Volgens de boeking waren ze beiden staatloos en hadden ze een in Marseille uitgeschreven visum met als datum 19 september 1940 bij zich: hij, 41, German, geboren in Berlijn, zij, 34, Hebrew, geboren in Hannover.
Met veel moed, een behoorlijke portie geluk en vooral de steun van diverse organisaties en mensen waren de Blüchers er niet alleen in geslaagd uit een Frans kamp weg te komen, maar ook om elkaar tijdens de vlucht terug te vinden. Het was geen toeval dat ze in Marseille op de Amerikaan Varian Fry en zijn medewerkers stuitten. De reputatie van het in 1940 opgerichte Emergency Rescue Committee had zich snel verspreid en door de samenwerking met het Unitarian Service Committee, dat in hetzelfde jaar met zijn werk was begonnen, en diverse groeperingen, waaronder de Parijse quakergemeenschap, was de reddingorganisatie in de wereld van de emigranten heel bekend. En toch was persoonlijke ondersteuning onontbeerlijk voordat Fry, een aan de Harvard-universiteit opgeleide classicus en journalist, voor de Blüchers de reddende visa kon uitschrijven.
In eerste instantie was het zaak een affidavit te krijgen, een garantie dat burgers van het immigratieland in het onderhoud van de immigranten zullen voorzien. Dat lukte via contacten van Günther Stern-Anders, de sinds 1936 in New York wonende eerste echtgenoot van Arendt, die via diverse joodse organisaties was voorgesteld aan de humanistisch ingestelde onder- nemer Charles Goodman. Deze stond borg voor het echtpaar, samen met de uit Hongarije afkomstige Morris Gintzler (Moricz Gunczler), die zich van loopjongen had opgewerkt tot directeur van de Pulp and Paper Trading Corporation. Het contact met Fry is vermoedelijk tot stand gebracht door Albert O. Hirschmann, die later als sociaalwetenschapper beroemd zou worden. Hij kende Blücher en zette zich ondanks de dubieuze reputatie in diens familie bij Fry in voor Arendt en hem.
Onder de nummers 128 en 129 werden Arendt en Blücher later opgenomen in de beide verzamellijsten met de namen van de in veiligheid gebrachte personen, die Fry en het Unitarian Service Committee rond 1945 hebben aangelegd. Via Fry slaagden ook talrijke kennissen van de Blüchers erin om naar de vrije wereld te ontkomen, naast Hans Sahl onder anderen Siegfried Kracauer en – zoals op de lijst vermeld – ook Heinrich Brandler, die in 1928/1929 een van de oprichters van de Kommunistische Partei-Opposition (kpdo) was en sinds 1933 op verschillende plekken in ballingschap had geleefd, vele jaren ook in Parijs. Samen met zijn goede vriend en strijdmakker August Thalheimer en diens familie slaagde hij erin Havana te bereiken, het eigenlijke doel van hun vlucht.
De Blüchers hadden weinig bij zich toen ze aan boord gingen. Grote delen van de bibliotheek waren in Parijs in bewaring gegeven bij de quakers, die in die jaren veel emigranten steunden. Nagenoeg alles wat de twee verder aan brieven, manuscripten en documenten bij zich hadden gehad, was sinds 1940 tijdens de vlucht of al eerder verloren gegaan.
Heeft Arendt in haar scheepshut ook de uitgave van de tragedies van Aeschylus in de originele taal gehad? Naar verluidt was het het enige boek dat ze ‘kon redden’. Haar laatste brief aan Günther Stern, in het Frans ge- schreven vóór haar vlucht op 4 augustus 1940 vanuit Frankrijk via Spanje naar Portugal, beëindigde ze met een zin die beter dan welke andere ook haar ballingschap samenvatte: ‘νῦν ὑπὲρ πάντων ἀγών.’ Het citaat uit De Perzen drukte de houding uit waarmee ze op zijn laatst sinds 1933 had geleefd en waarmee ze verder dacht te leven: ‘De strijd gaat tot het uiterste.’ Kijk je naar de versregels ervoor, dan blijkt er zelfs een directe relatie tot het werk van Arendt in Parijs te zijn – en tot haar opvatting over geschiedenis:
‘Gij kinderen der Hellenen. Ga!
Bevrijd uw land, bevrijd de kinderen
en de vrouwen, de zetels van uw goden
en de graven uwer voorouders.’
De overtocht zelf verliep niet zonder verrassing. Ongeveer 1600 mijl ten oosten van New York ontdekte de bemanning een groot voorwerp in zee. Aanvankelijk was men bang op een mijnenveld af te koersen, anderen zouden later verhalen over een vermoedelijk ‘spookschip’. In werkelijkheid ging het om een vrachtschip dat in het water dreef en waarvan de dertien meter hoge kraan vanuit de verte naar de Guiné leek te wenken. De poging om het wrak tot zinken te brengen mislukte.
De in New York wachtende journalisten stortten zich niet alleen op de verschrikkelijke en bijzondere levensloop van de aangekomenen, maar ook op dat soort verhalen. En zo wist de aankomst van de Guiné op 22 mei 1941 de Amerikaanse kranten te halen: na dertien dagen varen meerde het schip aan bij pier 9 in de haven van Stapleton, Staten Island.
Het architectenduo Schneider & Herter had al enkele jaren ook in de Upper West Side succes en had in opdracht van de projectontwikkelaar Abraham M. Morgenroth in 1902/1903 het appartementencomplex Valencia, adres 317 West 95th Street (ook 317-319), ontworpen voor de hogere middenklasse. Gelegen aan de zuidzijde van 95th Street tussen West End Avenue en Riverside Drive, was het gebouw slechts twee straten verwijderd van de metro. Wie de voorkeur gaf aan de tram moest vijf minuten langer lopen en bereikte dan de lijnen Broadway, Amsterdam en Sixth Avenue. De wijk werd steeds geliefder, en vijf jaar later verrees tegenover Valencia het door dezelfde architecten ontworpen somptueuze Pennington, ditmaal voor het luxe segment.10 Zoals veel andere in die tijd al klassieke bouwwerken werden beide gebouwen in 1940, een trend in die omgeving volgend en misschien als gevolg van de economische crisis die sinds het einde van de jaren twintig heerste, vanbinnen onttakeld en volledig verbouwd: van de grote appartementen werden bijna uitsluitend eenkamerflatjes gemaakt.
Nog op de dag van hun aankomst betrokken Arendt en Blücher twee deels gemeubileerde kamers in de Valencia; de moeder van Arendt kreeg niet veel later een eigen woning. Voor dat onderkomen had het Amerikaanse Emergency Committee in Aid of Displaced Foreign Scholars gezorgd; het was van de aankomst van de Blüchers op de hoogte gesteld. Op het moment van de verhuizing was het zeven verdiepingen tellende gebouw met ruim zestig huurders al behoorlijk verwaarloosd geraakt.
Eén dag later, op 23 mei 1941, stelde Arendt per telegram Günther Stern op de hoogte: ‘zijn gered wonen 317 west 95 = hannah.’ Weer een paar dagen later typte ze het volgende:
CURRICULUM VITAE
Ik, Hannah Arendt, ben op 14 oktober 1906 in Hannover geboren. In de herfst van 1924 ben ik geslaagd voor het eindexamen op een gymnasium in Königsberg/Pruisen. Van 1924 tot 1928 studeerde ik filosofie, protestantse theologie en Griekse filologie, met filosofie als hoofdvak, theologie en Grieks als bijvakken. Ik studeerde filosofie bij de hoogleraren Heidegger (Marburg), Husserl (Freiburg) en Jaspers (Heidelberg), theologie in Marburg bij hoogleraar Bultmann en in Heidelberg bij hoogleraar Dibelius, en Griekse filologie bij hoogleraar Regenbogen in Heidelberg. In de herfst van 1928 promoveerde ik in Heidelberg bij Jaspers op een studie over het liefdesbegrip bij Augustinus, die in 1930 bij Springer (Berlijn) in een filosofische reeks verscheen.
Door bemiddeling van de heren Jaspers, Heidegger en Dibelius kreeg ik in 1930 een beurs van de Notgemeinschaft der Deutschen Wissenschaft voor een studie naar het probleem van de Duits-joodse assimilatie, veraanschouwelijkt aan het leven van Rahel Varnhagen. In die jaren heb ik de volgende grote essays gepubliceerd: ‘Philosophie und Soziologie’ in Gesellschaft, ‘Rilkes Duineser Elegien’ in Neue Schweizer Rundschau, ‘Lessing und Mendelssohn’ in Zeitschrift für Wissenschaft des Judentums, ‘Rahel Varnhagen’ in de Reklam-Almanach. Artikelen over Adam Müller, Friedrich Gentz, Augustinus en anderen, verder boekbesprekingen, verschenen in de Kölnische Zeitung, de Frankfurter Zeitung en het Archiv für Sozialwissenschaft.
In augustus 1933 ben ik naar Parijs geëmigreerd, waar ik in de eerste jaren elk wetenschappelijk werk heb opgegeven om me op praktische wijze algemeen inzicht in het jodenvraagstuk te verschaffen. Na een korte bezigheid als secretaresse van Arnold Zweig heb ik de pedagogische afdeling van een comité voor de herscholing van Duits-joodse vluchtelingen (Agriculture et Artisanat) geleid en richtte ik in 1935 een Franse afdeling van de Jeugd-Aliyah voor vluchtelingenkinderen op, via welke tot 1936 ongeveer 120 kinderen naar Palestina zijn geëmigreerd.
In de loop van dat werk ben ik in 1935 drie maanden naar Palestina geweest. Dat kantoor breidde zich tijdens zijn circa tweejarig bestaan uit tot een soort adviesbureau voor jongeren, omdat zo’n instelling in Parijs niet bestond. Na 1936 heb ik dat werk alleen nog als bijbaan gedaan, omdat via de regering van het Volksfront werkvergunningen voor jongeren werden verstrekt en certificaten in Duitsland dringender nodig waren. Eind 1936 nam ik het secretariaat van een comité op me dat was gevormd ter verdediging van David Frankfurter. Er kon een omvangrijke verzameling materiaal ter beschikking gesteld worden van de verdediger van Frankfurter; maar elke poging de aard van de verdediging zelf te beïnvloeden mislukte.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
Proloog
Inleiding
1. Thuis op het ‘Eiland Venetië’ – familieverhaal/-verhalen in Königsberg
Nieuw begin aan de Pregel – stamvader Aron Arendt
Zaken en generaties – gestage verandering als begeleider
Van rode stropdas naar hoofdingenieur – Hannahs vader Paul
Een nieuw leven – Johanna, ‘schoolvreemd’
2. Van De sofist naar Rahel – wegen naar de wetenschap
Avonturen van de geest – Bij Heidegger in Marburg
3. Liefde bestaat alleen in de hemel – bij Jaspers in Heidelberg
Snel huwelijk bij Potsdam, steun in Frankfurt
4. ‘100 procent joods’ – Parijse jaren
Verantwoordelijkheid tot op het laatst
Frankrijk betekent vrijheid
De eerste carrière – daden én woorden
Alles voor de joodse jeugd
Adieu Aliyah, bonjour Blücher
Publiciste in Parijs 141 Ademloze tijden
Terugkeer naar de Aliyah 155 Midden in de storm
5. Er was eens in Amerika – The Origins of Totalitarianism
Midden in New York City
De oorsprong van de oorsprongen
Inzet voor de joodse zaak
Een atlas van blinde vlekken
Een brief aan de Duitsers
6. Literatuur – bronnen van ervaring en begrip
Franse toestanden
Een vruchtbare akker – redactrice bij Schocken
Over de sporen van de traditie – Bruggen naar de nieuwe wereld
7. Drieklankdimensies – Media-intellectueel en mediaprofessional
Star bij het zdf
Duidelijke bewoordingen in ieders belang
8. De door de storm beproefde & de levietenlezer – Heidegger en Jaspers
Martin Heidegger
Naar huis, naar het oeroude–de waardering bij zijn tachtigste verjaardag
Karl Jaspers
Waarheid verbindt – het naoorlogse trio
9. Denken in woorden – Arendts werken
Enorm corpus en eigen geluid
Verzamelbundel in de schaduw – Fragwürdige Traditionsbestände
Terug op vastere bodem – casusverhalen
Begin in Aufbau
De Hongaarse Revolutie
Little Rock
The Critic
On Revolution
Eichmann in Jeruzalem
10.In afwezigheid aanwezig – vrouwen over vrouwen
Negen min één
Vrouwenkwesties
11. Het einde uit het midden
Dankwoord
Afkortingen
Noten
Register
BESTEL HANNAH ARENDT, DE BIOGRAFIE – HARDBACK