BESTEL ER IS GEEN LEDIGE RUIMTE
In 1958 verzorgde Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) tijdens tempeldiensten op het conferentiecentrum Renova in Bilthoven een serie van tien toespraken die later gebundeld zijn in het boekje Er is geen ledige ruimte. De schrijver concludeert, in navolging van de Fama Fraternitatis R.C. (De Roep van de Broederschap van het Rozenkruis) van de klassieke rozenkruisers, dat de enorme macrokosmische ruimte niet ‘leeg’ is, zoals vaak gedacht, maar doortrokken is met magnetische krachten. In deze ruimte verblijven menselijke levensgolven op verschillende planeten en op verschillende niveaus van ontwikkeling. Hieronder volgt de integrale tekst van hoofdstuk 3 over vliegende schotels en de inhoudsopgave van ‘Er is geen ledige ruimte’.
Wij hebben u uiteengezet dat er twee primaire ‘aardse’ magnetische stromen zijn: een instralende en een uitstralende. Deze stromen bewegen zich in spiralen tot grote hoogte boven de aarde, buigen daarna geleidelijk uit hun spiralengang om en nemen ten opzichte van de aarde meer verticale standen aan.
Stel u nu voor dat een bepaald lichaam van enorme hoogte in aanraking zou komen met de instralende magnetische aardstroom. Dan zouden wij zien hoe dit lichaam eerst verticaal op de aarde zou aanstormen, vervolgens zou geleidelijk de vaart een spiralende, dus cirkelende beweging rondom het aardlichaam maken, om dan op deze wijze tenslotte het aardlichaam te bereiken. Zou dit lichaam daarop uitsluitend in aanraking komen met de uitstralende magnetische stroom van het aardlichaam, dan zou dezelfde reis in omgekeerde richting worden afgelegd.
Wij hebben u ook trachten te verklaren dat er, naast het aardmagnetisme, geheel vreemde magnetische stromen in het aardeveld kunnen worden onderkend. Stromen die door de aarde noch aangetrokken, noch afgestoten kunnen worden. Deze magnetische stromen komen van al de andere hemellichamen van ons zonnestelsel. Zij zijn aan het aardmagnetisme wel verwant, omdat zij behoren tot de grote eenheid van het zonnestelsel waarin ook de aarde een plaats heeft, doch omdat zowel hun vibraties als hun atoomstructuren verschillend zijn, ondervinden zij weinig of geen hinder van de wederzijdse magnetische velden. Op deze wijze bereiken alle planetaire magnetische stromen elkaar door middel van vrijwel verticale stralingen, hoewel de invalshoeken onderling verschillen.
Op dezelfde manier zou dus kunnen worden verklaard hoe een lichaam, komend van een der verst van ons verwijderde planeten – laten wij zeggen van Neptunus – voortgestuwd door de uitstralende neptuniaanse magnetische stroom, door het gehele zonnestelsel naar de aarde kan reizen. In het aardeveld gekomen zal dit lichaam door een bepaald proces daarna omschakelen op de instralende magnetische neptuniaanse stroom. Daarop zal het dus onfeilbaar de terugreis ondernemen.
Stel u vervolgens voor dat door een mensheid op een van de planeten de verschillende magnetische planetaire stromen werden bestudeerd en hun aard werd vastgesteld, zodat men tenslotte alle planetaire magnetische formules van alle planeten zou kennen.
Neem vervolgens aan dat het die mensheid gelukte een instrumentarium te construeren, met behulp waarvan men door middel van de eigen uitstralende stroom de aantrekkingskracht van de instralende magnetische planetaire stroom kon overwinnen. Dan zou men de eigen planetaire aantrekkingskracht rustig kunnen neutraliseren. En, even rustig de eigen vaart volkomen in handen hebbend, de eigen planeet kunnen verlaten, in een ruimtevaartuig waarin dat instrumentarium zou zijn ingebouwd.
U zult ook verstaan dat het instrumentarium zou kunnen overschakelen op het aardse magnetische veld, en daardoor desgewenst horizontale vluchten over het aardoppervlak zou kunnen maken. Voor de terugtocht zou men heel voorzichtig overschakelen op de instralende stroom, op de aantrekkingskracht van de eigen planeet en, zonder dat de terugreis het karakter zou aannemen van een val, zou men weer naar het moederland terug kunnen reizen.
Dit alles zou geschieden zonder enig explosief geweld en zonder experimenten die de fundamentele basis van het zonnestelsel aantasten. Behalve het genoemde instrumentarium zou men voorts de beschikking moeten hebben over ruimtevaartuigen, die qua samenstelling en metallische legering aan alle eisen zouden moeten voldoen.
Welnu, wij moeten u zeggen dat verscheidene planetaire mensheden de theoretische en praktische kennis bezitten om dergelijke instrumenten en vaartuigen te vervaardigen en te bouwen. Zij bezaten deze kennis reeds toen de toorn in het dialectische heelal ontstoken werd. De vliegende-schotelverhalen door alle eeuwen heen en alles wat zo de laatste jaren hierover te onzer kennis gekomen is, bewijzen dat ten volle.
Het ontbreekt ons aan de technisch-wetenschappelijke kennis die nodig zou zijn om u een bevredigende uiteenzetting te geven van de juiste samenstelling van het voortstuwingsinstrumentarium. Wij kunnen u er ten hoogste een beeld van geven, zoals een leek het ziet.
Zoals u weet is elektriciteit een begeleidend verschijnsel bij iedere magnetische stroom. Waar magnetische kracht is, daar is ook steeds elektriciteit. Daarom is een gigantisch elektrisch vermogen, dat nimmer kan worden uitgeput, steeds in het ganse heelal aanwezig. Aardse geleerden hebben in de loop der eeuwen weleens met zeer onbeholpen instrumenten aangetoond dat het mogelijk moet zijn deze atmosferische of kosmische elektriciteit op te vangen. Ook komt het voor dat bij geweldige atmosferische elektrische ontladingen diverse instrumenten worden verstoord.
Hoe dan ook, de ruimtevaarders beschikken over de kennis en het instrumentarium om, waar zij zich ook bevinden, de kosmische elektriciteit op te vangen en te concentreren in betrekkelijk zeer kleine ruimten. Zij scheppen met behulp daarvan in en om hun toestel een elektromagnetisch veld. Door dit veld beurtelings naar eigen believen positief of negatief te maken, dus af te stemmen op hun planetaire noordpool- of zuidpoolstroom, kunnen zij hun planeet verlaten of er naar toe reizen.
De snelheid van hun vaartuigen hangt af van het versterken of verzwakken van het desbetreffende elektromagnetische veld. Wanneer u daarbij dan aanneemt dat zij voorts in staat zijn hun instrumentarium af te stemmen op ieder ander willekeurig planetair veld, dan zult u zich kunnen voorstellen dat voor dergelijke entiteiten de ruimtevaart op deze wijze even eenvoudig is als voor ons het fietsen.
Hiermee is natuurlijk voor het technische brein beslist niet alles gezegd en zijn lang niet alle vraagstukken opgelost. Wij kunnen op alle mogelijke vragen zeker geen afdoend antwoord geven, omdat wij in de School van het Rozenkruis deze problemen niet van de technische kant benaderen. Wel kunnen wij met zekerheid vaststellen dat een entiteit, die de elektromagnetische stroom weet toe te passen, vele problemen met behulp daarvan zal weten op te lossen.
Dit alles (en wij zeggen dit met nadruk) behoort geheel tot de praktijk van de levensgolven in het dialectische rijk van de natuur des doods. Alle atoomvandalisme – en al het geëxperimenteer met de atoomwetenschap is vandalisme – deelt zich onmiddellijk mee áán en komt tot openbaring in de magnetische aardstromen. Aldus wordt de samenwerking in het zonnestelsel verstoord.
Het zonnestelsel – zo zagen wij is één magnetisch systeem. Wanneer de aardse mensheid, door blinde instincten gedreven, de grondslagen van het interkosmische systeem gaat aantasten door het veroorzaken van zeer hevige atoombombardementen of experimenten met onbegrijpelijk hoge energieën (want daar komt het op neer), zal de desorganisatie zich meedelen aàn alle planeten. Tal van kettingreacties zullen dan de zelfmoord en de moord van alle zonnestelselbewoners tot gevolg hebben.
Er zijn natuurlijk nog veel meer oorzaken van desorganisatie van het aardse magnetische veld en daardoor van het zonnestelsel, want iedere onheilige toestand van de mensheid heeft een dergelijk gevolg. Doch waar de techniek en de wetenschapsrazernij de onheiligheid gaan dienen, daar spitsen de gevaren zich toe tot duizelingwekkende hoogten.
Hoewel er in alle tijden sprake is geweest van interplanetair bezoek door middel van ruimtevaartuigen, zijn dergelijke bezoeken daarom in onze tijd aan de orde van de dag. Ja, wij zijn ervan overtuigd dat er op dit moment geen seconde voorbijgaat zonder dat grote aantallen van dergelijke vaartuigen in onze atmosfeer aanwezig zijn.
De vraag kan nu worden gesteld: wat doen deze vaartuigen en bemanningen in ons levensveld? Alleen maar kijken? Alleen maar onderzoeken? Ons angst inboezemen door hun aanwezigheid? Bedreigen zij ons met enorme aanvallen?
In antwoord op deze vragen kan men zeggen: zij behoeven niet te kijken, want zij weten beter dan wij wat er bij ons gaande is. Zij behoeven derhalve evenmin te onderzoeken, want uit het verleden weten zij wat zij te verwachten hebben als de aardse mensheid weer bezig is tot haar top van beschaving door te dringen. Zij kunnen de mens als massa evenmin angst inboezemen, want de mens als massa bukt voor haar autoriteiten en volgt die onvoorwaardelijk. De autoriteiten ontkennen de verschijnselen en pers en radio volgen hen in de regel daarbij (censuur). Bovendien blijven de ruimtevaartuigen zoveel mogelijk uit de wooncentra om zomin mogelijk op te vallen.
Voorts is er geen sprake van aanvallen, want iedere vernietiging van bijvoorbeeld de grote hoeveelheden reeds in voorraad zijnde atoombommen van diverse typen zou een ontzaglijke ramp in het gehele zonnestelsel tot gevolg hebben.
Neen, de voortdurende aanwezigheid van ruimtevaartuigen in onze atmosfeer, die evenwel lang niet alle van andere planeten afkomstig zijn, heeft een geheel andere verklaring. Zij zijn namelijk bij voortduring bezig het aardse magnetische veld te herstellen van de schokken en teisteringen door de mensheid teweeggebracht. Er zijn voortdurend groepen ruimtevaartuigen doende – uitgaande van de magnetische polen van de aarde, waar zij voortdurend landen – de vibratie van de instralende en uitstralende stromen te herstellen en te ordenen, te reinigen, te regelen; de geschokte magnetische velden ‘gelijk te richten’, te voeden, om de interkosmische huishouding zo goed en zo kwaad het gaat in stand te houden.
De ruimtevaartuigen verrichten dus zeer heilzaam werk. Zonder hulp zouden onze wereld en het gehele zonnestelsel reeds lang deze dag van openbaring hebben moeten beëindigen. Dit werk is echter voornamelijk louter zelfbeschermend. Want u zult verstaan dat al deze entiteiten niet in staat zijn de onheiligheid, door de mensheid van de aarde veroorzaakt en verwekt, definitief uit te doen, te vernietigen.
De mensheid is gehouden zelf haar karma uit te wissen. Daarom heeft de desbetreffende schoonmaak van de magnetische atmosfeer van de aarde betrekking op een concentratie van al de genoemde onheiligheid. Deze concentratie vindt daar plaats waar de horizontale krachtlijnen zich omzetten tot de verticale. Deze concentratie is momenteel van een zodanige omvang dat zij nagenoeg zichtbaar is, en zij wordt nog steeds groter en dichter.
U verstaat dat dit een nieuw gevaar schept, namelijk een concentratie van intense boosheid. Deze is dus dubbel sterk en gevaarlijk. Deze concentratie van boosheid heeft echter ook een tegenhanger. Er vindt namelijk door het zoëven geschetste proces ook een concentratie plaats van morele, mentale en religieuze kwaliteiten van de mensheid. Dus een concentratie van dialectische goedheid, zich plaatsend naast en tegenover de concentratie van boosheid.
Van deze twee concentraties is nu in ons bestaansgewricht opnieuw sprake in geheel nieuwe zin. Daarom zult u nu begrijpen waarom sommigen zeggen dat twee nieuwe manen in het aardveld verschenen zijn.
INHOUD VAN ‘ER IS GEEN LEDIGE RUIMTE’
Woord vooraf
- Magnetische stromingen
- De aarde en de hemel-aarde
- Vliegende schotels
- Lilith en Lulu
- De rozenkruisgang
- Ontstoffelijking
- De zeer oude en de legende van Hoël Dhat, fragment zwaard
- Het linkerpad en het rechterpad
- Het occulte proces en het transfiguristische proces
- De enige oplossing