Landlijnen – persoonlijk verslag van Raynor Winn over een ruige, maar hoopvolle wandeltocht door Schotland

BESTEL LANDLIJNEN

Raynor Winn doet verslag van de zwaarste wandeltocht die zij en haar man tot nu toe ondernamen: meer dan 1600 kilometer, van het noorden van Schotland naar de kust van het zuidwesten van Engeland. Zij is ook auteur van de bestsellers Het Zoutpad en De wilde stilte.  

In haar unieke, beeldende, empathische stijl, doet bestsellerauteur Raynor Winn in het spectaculaire Landlijnen verslag van de zwaarste wandeltocht die zij en haar man Moth tot nu toe ondernamen. Te beginnen met de Cape Wrath Trail – een zware tocht van honderden kilometers door de Schotse Hooglanden, over afgelegen bergen, door gletsjerdalen en langs diepe lochs – maken zij uiteindelijk een maandenlange tocht van meer dan 1600 kilometer, van het uiterste noorden van Schotland naar de vertrouwde kust van het zuidwesten. 

De gezondheid van Moth gaat gestaag achteruit. Het lopen van het South West Coast Path heeft destijds aantoonbaar geholpen. Eén zijn met natuur redde hen in hun donkerste tijden, maar zal het nu opnieuw zijn magische uitwerking hebben? 

In het meesterlijke Landlijnen beschrijft Winn de vaak zware tocht in haar schitterende, heldere taal: de vreemden en vrienden, de wilde natuur en de dieren die zij onderweg tegenkomen. Daarbij weet ze niet alleen het fysieke land, maar ook het onzekere toekomstpad van deze tijd onnavolgbaar in kaart te brengen. Landlijnen beschrijft een onvergetelijke reis die vol onzekerheid begint, en die alleen maar kan eindigen met hoop.

PROLOOG

Water stort met zoveel geweld van de berg dat het zijn eigen wind veroorzaakt, die lawaai en nevel opstuwt tot mijn kleren doorweekt zijn van de sproeidruppeltjes en ik doof ben van het kletterende geraas dat tegen de heuvel weerkaatst. Mijn schoen glijdt weg over de natte steen, zodat het gewicht van de rugzak op mijn rug verschuift en ik omlaagglibber, in de richting van het ravijn.

Om mijn val te stuiten grijp ik me vast aan een rotsblok voor me, maar een steenlawine stort langs de bijna loodrechte wand van druipende vegetatie omlaag en verdwijnt in de diepte van de kloof. Ik klamp me aan de rots vast en huiver, bevangen door elektrische schokken van angst die door mijn lichaam trekken. Toch zie ik, als ik omhoogkijk, heel even een andere wereld: een wereld van blauwe lucht waarin een bonte kraai geluidloos onder langzaam voortdrijvende wolken zweeft.

Ik haal adem, inhaleer de groene vochtigheid en wens dat ik vleugels had. Vleugels, touwen, alles wat ons veilig uit de Falls of Glomach kan helpen. Het vergt een bijna fysieke inspanning om niet aan een van de hoogste watervallen in Groot Brittannië te denken of aan de diepe kloof die hij in de aarde vreet, maar als mijn blik het smalle pad tussen de rotsblokken door omhoog volgt, maakt angst om mezelf plaats voor angst om Moth.

‘Alles oké daarboven? Ik hoop dat hij me boven het geraas van het water uit kan horen.
‘Nee. Nee, het lukt me niet, ik moet omlaag. Jij? Alles oké?’
Ik kijk achterom naar het water daar beneden en het onheil dat wacht op het wegglijden van een voet.
‘Ja hoor, het gaat best, ik kom nu naar je toe.’

Ik klauter tegen de ruwe, gebarsten rots op, over zulke hoge treden dat ik uiteindelijk op handen en knieën bij Moth aankom. Hij staat zijdelings tegen de wand van de kloof aangedrukt, die in een hoek van tachtig graden boven ons oprijst, zo dicht ertegenaan als hij maar kan met de rugzak op zijn rug, en zijn voeten nemen de hele breedte van het pad in dat door de helling snijdt.

‘Ik kan niet verder.’
Ik ga dicht achter hem staan, kan nergens anders heen.
‘We kunnen niet terug.’

De Cape Wrath Trail door het noorden van Schotland lopen: het had zo haalbaar geleken, toen we plannen voor onze reis maakten in de voorjaarswarmte van Cornwall, waar de zon scheen en de appelbloesems op uitkomen stonden. Dit unieke gebied had een bijna magnetische aantrekkingskracht op ons gehad; een land van afgelegen bergen, rijk aan wilde natuur, een oord van schoonheid en eenzaamheid.

We wisten dat het geen gemakkelijk pad zou zijn om te volgen, zonder markeringen of snelle uitwegen, maar dat was onderdeel van de uitdaging. De momenten van ontzag en dramatische wildernistaferelen die we tot nu toe al hebben gekend, hebben elke lange dag en elk moeilijk te vinden pad de moeite waard gemaakt. Maar nu, dicht tegen de wand van dit ravijn aan, zo overspoeld door de de natuur dat de geur van brak water op mijn huid en in mijn adem blijft hangen, is het alsof die dagen van plannen maken in Cornwall zich in een ander leven hebben afgespeeld.

Nu kan ik me alleen nog maar richten op de vraag hoe we hieruit moeten komen En op Moth, bij wie we de verschijnselen van zijn levensbedreigende ziekte niet afgenomen zijn. Ondanks al mijn hoop en alle kilometers die we hebben gelopen, kost het hem nog steeds moeite zijn rugzak om te doen, zegt hij dat hij niet meer weet hoe hij een kaart moet lezen en heeft nu een blijkbaar verlammende hoogtevrees ontwikkeld.

‘Ik geloof dat ik moet overgeven.’ Moths gezicht is grauw als hij naar me omkijkt, terwijl hij zich aan een uitstekende punt met bosbessenstruikjes blijft vastklampen.
‘Nee, dat hoef je niet. Niet aan denken, houd je ogen op het pad en blijf lopen. Je moet blijven lopen.’
Ik voel me slap worden van opluchting als het pad uitkomt op een stenig plateau met een bassin stilstaand water. Moth laat zijn rugzak en zijn van angst doortrokken kleren vallen en springt erin.
‘Kom er ook in, het is oké nu, we zijn er bijna.’

We zijn er helemaal niet ‘bijna’, het pad slingert zich almaar verder omhoog, tot het bijna in een geul tussen de rotsen verdwijnt. Ik zie helemaal geen uitweg. Ik kijk naar hem terwijl hij zwemt, zijn magere witte lichaam naakt in het donkere water, zijn hoogtevrees gesust door de koelte, en als ik me even ontspan, voel ik hoe de adrenaline wegtrekt maar dan plaatsmaakt voor uitputting. Stel dat we hier nooit uitkomen? Ik krijg visioenen van Moth en mijzelf die voorgoed bij dit zwembassin blijven kamperen, overlevend op door passerende wandelaars achtergelaten voedselpakketten. Maar als ik me omdraai om dit vooruitzicht aan Moth te vertellen, staat hij al aangekleed en wel zijn rugzak op te hijsen.

We lopen weg van de poel omhoog over een helling van nat, glibberig gras die zo steil is dat mijn handen wanneer ik ze uitsteek bijna de grond voor me raken. Terwijl ik mijn post-adrenalinebenen omhoogsleur, begin ik te wanhopen. Ik heb nauwelijks meer de kracht om uit deze angstaanjagende plek weg te komen. Ik concentreer me zo op elke stap dat ik niet zie hoe hij me passeert, hem niet op de rots zie stappen die voor mij te hoog is, zodat ik er niet op kan klauteren. Ik zie alleen zijn hand die omlaagreikt en mij optrekt.

Het pad verbreedt zich, maar niet voor lang. Vanaf hier zie ik dat het steiler wordt, smaller en minder beschut, terwijl het naar de top van de waterval en de uitgang van de kloof slingert.

‘Gewoon niet naar beneden kijken, als we nog voor de waterval een ander pad zien, nemen we dat.’ Ik laat zijn hand los en loop achter hem aan, met mijn ogen op zijn voeten gericht. In de geul stoomt water door zachter glooiend gras , voordat het over stenen bijna honderd meter naar de voet van de waterval stort. Mijn benen reageren nauwelijks meer en ik wil alleen nog maar slapen , maar ik volgg hem door water dat over glibberig gras stroomt. Elke stap omhoog die hij zet, volg ik , op de moeilijkste stukken is daar altijd zijn hand. En dan, eindelijk, de verblekende blauwe lucht van een Hooglandavond. Ik lig op een door zon verwarmd rotsblok, geen geraas van water, geen vallende stenen, alleen een bonte kraai die boven ons cirkelt.

We zetten de tent op een vlak stukje grond tussen heide en moerasgras , hoog op een Schotse heuvel, en ik val erin neer. Om ons heen trekken de bergen van de verlaten Hooglanden zich uit in tinten blauw, hoge rotspunten vangen nog steeds het roze en perzik van het laatste licht waarvan de gloed om Moth heen valt, terwijl hij theezet op het gasbrandertje en bij het flikkerende licht daarvan de kaart bestudeert.

‘Morgen gaat het allemaal heuvelafwaarts, volgens mij wordt dat een gemakkelijkere dag.’
Hoop komt opzetten met de avonddauw en vliegt met duizend langpootmuggen de zachte lucht in.

CITATEN AAN HET BEGIN VAN DE ZES DELEN

Deel 1
‘Dit is een tijd om langzaamaan te doen
Dekking te zoeken,
Tot de bittere kou voorbij is.’
John O’Donohue, This is the Time to Be Slow

Deel 2
‘Het hoogste punt willen bereiken is niet de enige manier om een berg te beklimmen.’
Nan Shepherd, De levende berg

Deel 3
‘Ons heilloze land
Is veen dat blijft korsten
Tussen momenten van zon.’
Seamus Heaney, Bogland

Deel 4
‘Alsof er iets viel, een pijpenbui
uit het gezicht afgeschoten, die ergens verandert in regen.’
Philip Larkin, De pinksterbruiloften

Deel 5
‘Er kan geluk zijn als de dagen
waar we in geloven anders zijn dan
de dingen die we doen.’
Freya Stark, The Lycian Shore

Deel 6
‘Duisternis kan geen duisternis verdrijven;
dat kan alleen licht.’
Martin Luther King, A Testament of Hope: The Essential Writings and Speeches

INHOUDSOPGAVE

Proloog

Deel een- Dekking zoeken

Deel twee – Vanuit het noorden
De Sheigra Trail: van Sheigra naar Fort William
De Westland Highland Way: van Fort William naar Milngavie
De Borders: van Milgnavie naar Kirk Yetholm

Deel drie – De ruggengraat
De Pennie Way: van Kirk Yetholm naar Edale

Deel vier – De heartlands
Routes, jaagpaden en het Offa’s Dyke Path: van Edale naar Chepstow

Deel vijf – Naar het zuiden
Hoofdwegen en zijpaden: van Chepstow naar Plymouth

Deel zes – Een dans van licht
Het South West Coast Path: van Plymouth naar Polruan

Erna

Dankwoord

BESTEL LANDLIJNEN