BESTEL J.A. COMENIUS – SYMPOSIONREEKS 16
Comenius (fakkeldrager van het Rozenkruis 9) heeft vaak gehoor gevonden, maar is ook verguisd en vervolgd. Vooral in samenhang met de geloofsgroep De Moravische Broeder-uniteit waarvan hij bisschop was, heeft hij het zwaar te verduren gehad. Deze Broeder-uniteit baseerde zich op de Bergrede, dat bijzondere stuk uit het Evangelie van Mattheüs. Zij zijn als verre voorlopers van Maarten Luther in Bohemen omstreeks 1457 ontstaan.
De eerste Broeders in Bohemen en Moravië trachtten in christelijke gemeenschap de wet van Christus te vervullen, zoals zij die in het Nieuwe Testament en met name in de Bergrede vonden. In hun midden ontstond een nieuw gemeenteleven dat zich alleen wilde binden aan de wet van Christus en daarom geen ruimte kreeg binnen de bestaande kerk van die tijd. Zij volgden de traditie van Jan Hus, maar anders dan de Hussieten, die een machtige wereldse rebellie tegen Rome ondernamen.
Armoede en geweldloosheid, tezamen met een toegewijd leven waren de idealen van de broedergemeente. Sedert 1517, het jaar dat Maarten Luther zijn stellingen aan de kerkdeur van Wittemberg timmerde om erover te discussiëren, stonden zij dicht bij de lutheranen maar toch bleven er religieuze verschillen bestaan. Zij kozen en wijdden hun eigen priesters. Zo werden de broeders een zelfstandige kerkgemeenschap, die zich Jednota Bratrska (unitas Fratrum of broeder-eenheid) noemde en spoedig veel aanhangers kreeg. De broeders verbraken alle banden met de rooms-katholieke kerk. Aan het einde van de 15e eeuw verlieten de Boheemse broeders hun rigoureuze standpunt van bezitloosheid en verbreidden hun aanhang zich onder alle lagen van de bevolking.
Al vanaf het begin van Luthers Hervorming stond de Uniteit in verbinding met de andere protestantse kerken. De kracht van de oude Broederkerk lag in haar gemeenteleven, en haar strakke gemeente-orde vonden Luther, en later Johann Valentin Andreae (fakkeldrager van het Rozenkruis 8) dan ook voorbeeldig. De Broeders was er veel aan gelegen om met hun leven de waarheid van hun overtuiging te bewijzen, te realiseren.
In hun liederen lieten de Boheems-Moravische Broeders hun verlangen en hun heimwee opwaarts klinken, en trachtten daarmee het leven van de ziel naderbij te brengen. Bij hun was het verloren vaderland niet alleen louter symbolisch, niet enkel een verwijzing naar het nieuwe levensveld, maar ook een bittere herinnering van hun werkelijkheid hier op aarde: want zelfs hier waren zij van hun geboortegrond verdreven. Deze mooie gezangen zijn tot op vandaag bewaard gebleven als levend getuigenis van een waarlijke gemeente-in-Christus. Daarin spreekt de geloofsbelijdenis van de Broedergemeente en komt haar innerlijk leven tot uitdrukking.
Van de talrijke geschriften van de Boheems-Moravische Broeders is vooral de eerste vertaling van de Bijbel in het Tsjechisch van belang, de Bible Kralick of de Kralitzer-bijbel, die verschenen is in de jaren 1579-94. Van blijvende betekenis in het voortbestaan van hun Broedergemeente werd het inzicht dat op16 september1741 op een conferentie van de leiding in Londen als onafwijsbaar opkwam: Jezus Christus is en blijft als de oudste, Heer en Hoofd van de Broedergemeente. Naar die bevrijdende kracht richtten zij hun leven in.
In hun land van oorsprong gingen de Broeders te gronde aan het geweld van de Contra-Reformatie, het offensief dat de katholieken onder leiding van jezuïeten tegen de protestanten, hussieten en lutheranen inzetten. Het voorlopige dieptepunt van die beweging was wel de Slag op de Witte Berg in 1620 waar de protestantse keizer Frederik de Vijfde jammerlijk verloor van de roomse Habsburgers. Ook Comenius’ geboorteland en zijn godsdienstige gemeenschap leden daar een definitieve nederlaag. Naar aanleiding daarvan schreef Comenius zijn ook nu nog gelezen Het labyrint der wereld en het paradijs des harten waarin hij een levend en realistisch beeld schildert van het menselijke tekort en van een ontwrichte en gedesorganiseerde maatschappij, die het gevolg is van het handelen uit gebrek aan wijsheid, matigheid en menslievendheid.
De vijandschap van de gevestigde kerk maakte de gemeenschap van de Broeders tot een martelarenkerk. Vele Boheemse Broeders waren na 1620 gedwongen hun vaderland te verlaten. Hun vlucht door heel Europa, in het bijzonder in de dertigjarige oorlog, leidde tot het ontstaan van nieuwe takken van de Uniteit in Polen en Pruisen. Maar bij vele heimelijke protestanten hield het bewustzijn van de grote geschiedenis stand. Met zijn geloofsgenoten moest Comenius uit Moravië, in het huidige Tsjechië, vluchten. Hij vluchtte met hen naar Polen; en later zwierven de leden over de wereld uit.
Dankzij Comenius heeft de Uniteit kunnen blijven bestaan, en in de loop van de geschiedenis heeft zij een belangrijke rol gespeeld voor vele verdrukte geloven en kerken van Midden-Europa, met name in de zeventiende en achttiende eeuw. Want omdat hij zich rechtstreeks op de Christus baseerde, vonden degenen die de strenge ‘muurkerk’ afwezen vaak een veilige haven binnen de Broederuniteit. Als kerk zetten de Boheemse Broeders hun bestaan ondergronds voort.
Vele vluchtelingen vestigden zich in Saksen, en in Oberlausitz, het land van Jakob Böhme (fakkeldrager van het Rozenkruis 7). Een tot hun geloof bekeerde timmerman, Christian David, had hen vanaf 1722 over de grens naar Saksen gebracht. In dat gebied woonde graaf Nikolaus Ludwig Zinzendorf, die de werken van Böhme goed bestudeerd had. Het komt tot een ontmoeting van Zinzendorf met de Moravische ballingen, nakomelingen van de oude Boheemse Broeders, en hij ontwikkelt een grote sympathie voor de Broedergemeente, die, mogelijk op iets ander wijze, toch de zelfde nieuwe levenshouding in praktijk bracht als Böhme wees.
Zinzendorf, die later tot bisschop wordt gewijd van de nieuwe ‘Broedergemeente’ gaf hun toestemming te Hernhut een nederzetting te stichten op zijn landgoed Berthelsdorf. Dat was in Oberlausitz, op korte afstand van het stadje Görlitz dat honderd jaar eerder de setting van Böhmes drama was geweest.
Bron: Gnosis – Stomen van Licht in Europa door Peter Huijs