De zin van ons leven – 40 gesprekken over het leven met Volkskrant-journalist Fokke Obbema

BESTEL DE ZIN VAN HET LEVEN VAN FOKKE OBBEMA

Kunstenaar Job Koelewijn is één van de veertig mensen die door Volkskrant-journalist Fokke Obbema werden geïnterviewd over de zin van het leven. Alle veertig vraaggesprekken zijn gepubliceerd in het boek ‘De zin van het leven – bespreken over de essentie van ons bestaan’. Koelewijn brak op twintigjarige leeftijd zijn nek. Hij herstelde redelijk en ontdekt wat voor hem de zin van het leven is. Hij gaat daarover in zijn atelier in gesprek in de symposion-documentaire van Stichting Rozenkruis op zaterdag 31 oktober.

Fokke Obbema schreef in september 2018 in de Volkskrant een aangrijpend artikel over de hartstilstand die hij het jaar daarvoor had gehad. Het stuk maakte veel los bij lezers en kreeg meer dan duizend reacties. Hij kreeg belangstelling voor grote levensvragen en ging daarom interviews afnemen bij veertig zeer uiteenlopende gesprekspartners. De eerste vraag was telkens: ‘Wat is de zin van ons leven?’  Hieronder volgt een gedeelte van de inleiding door de auteur en een lijst met namen en beroepen van de veertig geïnterviewden. 

LEES MEER OVER WILLEMIJN DICKE

In 2017 ging ik plotseling even dood. Om precies te zijn was het op zaterdag 1 april, om een uur of één ’s nachts. Na een week van avonddiensten op de redactie van de Volkskrant lag ik diep te slapen. Een dag eerder had ik nog zeventig kilometer op mijn racefiets afgelegd, met een aardig gemiddelde. Op vierenvijftigjarige leeftijd zag ik dat als een indicatie van mijn goede gezondheid. Nooit gerookt, een matig drinker, geen overgewicht, dagelijks gezond eten en enkele keren per week sporten – wat kon mij gebeuren? 

Mijn sterfelijkheid had ik nooit zo serieus genomen. Pas als vijftiger kreeg ik direct met de dood te maken, toen mijn vader overleed. Hij werd vierentachtig jaar, een mooie leeftijd gezien de tabak en drank die hij consumeerde. Hij overleed op 2 april. Zijn eigen vader was decennia eerder op 1 april overleden, midden in de nacht. Plotseling. Nu brak het weekend van 1 april 2017 aan, waarin ik de dood van mijn vader zou gaan herdenken. 

Plots houdt mijn hart ermee op. En daarmee ook mijn ademhaling. Mijn geliefde, Carine, ligt te doezelen, op de rand van de slaap. Ze is langer opgebleven, omdat onze oudste dochter nog van een feestje moest thuiskomen. Daarna kan ze de slaap niet direct vatten. Mijn geluk. ‘Opeens hoorde ik een hard, snurkend geluid. Daarna luisterde ik of je weer doorging met ademhalen.’ Een cruciale reflex. ‘Het zesde zintuig van vrouwen,’ zou mijn cardioloog later zeggen. 

Ze duwt tegen me aan. Geen reactie, doodse stilte. Ze knipt het licht aan. Ze slaat een paar keer in mijn gezicht, roept, schreeuwt, geen reactie. Ik zie lijkbleek. Ze rent naar beneden om alarm te slaan. Een beslissend moment, want anderen in haar positie verliezen tijd door het zelf te willen oplossen of door van angst te verstijven. ‘Ik zag meteen dat dit te groot was voor mij alleen.’ 

Mobiel, toegangscode intikken, dan 112. ‘Mijn man wordt niet meer wakker!’ schreeuwt ze. Het is na middernacht op 1 april, dus vraagt de telefonist of het geen grap is. ‘Nee, nee, hij wordt niet meer wakker!’ Meteen krijgt ze instructies voor reanimatie. ‘Trek hem op de vloer, hij moet een harde ondergrond hebben.’ Boem, daar lig ik. ‘Eén, twee, drie, vier’, bij iedere tel moet ze zo hard mogelijk op mijn borstkas duwen. Een race tegen de klok, want na vijf minuten treedt onherstelbare schade aan de hersenen op. 

Ze masseert uit alle macht, aanvankelijk alleen op de vierde tel. ‘Nee, op iedere tel,’ corrigeert de 112-mevrouw. Inmiddels loopt er schuim uit mijn mond. ‘Je zag er echt heel eng uit,’ zal Carine later zeggen. Onze tienjarige dochter kijkt toe, onze oudste van vijftien is spontaan naar beneden gerend om hulptroepen direct binnen te laten. Die arriveren razendsnel: politiemensen, brandweerlieden, ziekenbroeders, een ambulance en even later ook nog een kraanwagen. In een mum van tijd rennen ten minste acht man naar vier-hoog. Prachtland. 

Vier brandweerlieden komen de slaapkamer binnen. Een van hen neemt het reanimeren van Carine over, de anderen maken ruimte – ze gooien het matras op de gang, zetten het bed rechtop. Carine moet bij de kinderen in de belendende slaapkamer blijven, samen met twee vrouwelijke agenten. De brandweerlieden merken dat een meegebracht aed-apparaat geen uitkomst biedt, omdat ik een flatline heb – de elektrische activiteit van het hart is geheel stilgevallen. Het moet via ouderwetse hartmassage. 

Een ambulancebroeder plaatst een adrenaline-injectie rechtstreeks in mijn hart. Niet meer dan twee minuten mag iedere brandweerman masseren, daarna neemt hun spierkracht af. Vele ronden zijn er nodig, met tien gebroken ribben tot gevolg. Ik merk er niets van. Eerste doel is zuurstof naar de hersenen krijgen. Later komt mijn hart langzaam weer in actie. Na twee uur kan de brandweer mij voorzichtig via de hoogwerker het pand uit laten zakken, de ambulance in. ‘Hij leeft, maar het is heel ernstig, mevrouw, heel ernstig,’ zegt een ziekenbroeder nadrukkelijk tegen Carine. De ambulance brengt me naar het nabijgelegen ziekenhuis. Carine en de kinderen volgen in een politieauto. Een agent geeft onze jongste een knuffelbeertje. 

Zaterdag en een deel van de zondag breng ik in coma door op de intensive care, kunstmatig beademd en gekoeld op 35,5 graden, om mijn hersenen te sparen. Duidelijk is dat ik het heb overleefd, maar de grote vraag is: hoe? Aan vrienden en familie vraagt Carine in een bericht aan het einde van de dag: ‘Stel hem je alsjeblieft voor in stralende gezondheid en voel het vertrouwen in zijn volledige herstel. Dat helpt ons echt!’ 

De eerste pogingen op zondag om me weer bij bewustzijn te brengen, zijn geen succes – ik word zo onrustig dat ik de slangen uit mijn lijf trek en word vastgebonden. Kalmerende middelen moeten me tot rust brengen. De verpleegkundigen verliezen mij geen seconde uit het oog, mijn toestand is nog precair. Ze behandelen mij vol respect (‘we gaan nu uw pols verleggen, meneer Obbema’), ook al ben ik geheel buiten westen, constateert Carine. Later zal ze over ‘de engelen van het olvg’ spreken. Wanneer een verpleegkundige rond een uur of tien vraagt of ik in haar hand wil knijpen, doe ik dat. ‘Hij hoort, begrijpt en reageert!!’ bericht Carine de buitenwereld opgetogen. 

Die middag herhaal ik dat kunststukje bij onze oudste dochter. Nooit eerder maakte ik haar zo blij. Geleidelijk kom ik bij, totaal in de war. Hoe ik op de intensive care ben beland, ik heb geen idee. Enig besef heb ik wel. ‘Breng jij de kinderen naar school?’ is mijn eerste vraag. De blijdschap van mijn naasten over die tegenwoordigheid van geest is enorm. Maar ik lig er nog uitgeteld bij. 

Op maandagochtend word ik van de intensive care gehaald. Ik voel me vooral doodmoe. Op een foto van die ochtend zit ik half rechtop in mijn ziekenhuisbed en lach wat schaapachtig in de camera, met een verse Volkskrant. Die afbeelding belandt bij veel collega’s. Even daarvoor hadden ze de mededeling gekregen dat ik in het weekeinde door een hartstilstand was getroffen. Verwarring alom. 

Niet in de laatste plaats bij mij. Herhaaldelijk vraag ik wat mij toch mankeert. ‘Een hartstilstand? O ja, daar heb ik inderdaad een pilletje voor gekregen.’ Ook uit het spoor van mailtjes en appjes dat ik trek blijkt mijn verwarring. Van een interview-verzoek aan een minister zie ik ‘voorlopig’ af, met het sterke argument: ‘Ik heb onverwacht een hartstilstand gekregen.’ Mijn vrienden laat ik weten dat ik erover denk de Amstel Gold Race over twee weken niet helemaal uit te fietsen. Collega’s vertel ik dat ik de volgende week weer naar de redactie kom. Ik maak me druk over een weekenddienst en een onbetaalde rekening. Terug in het oude spoor, als een ploeg die niet heeft bemerkt dat aarde in asfalt is overgegaan. 

Mijn geheugen is verstoord, zoals bij een computer waar plots de stekker uit is getrokken. ‘Je kortetermijnherinneringen waren nog niet bijgeschreven op de harde schijf,’ legt een cardioloog later uit. Daardoor is de laatste week een zwart gat geworden. Maar ook nieuwe ervaringen kan ik niet opslaan. Keer op keer vraag ik Carine naar wat er is gebeurd. Langzaam dringt het tot me door dat ze een nieuwe betekenis heeft gegeven aan de uitdrukking ‘de vrouw van mijn leven’. 

Zelf heb ik geen enkele herinnering aan mijn hartstilstand – alle vragenstellers naar mijn even-doodervaring moet ik teleurstellen. Ik was alleen maar thuis in bed gestapt om ruim veertig uur later op de intensive care wakker te worden. ‘Carine en de kinderen hebben iets heel ergs meegemaakt, maar ik niet,’ leg ik aan mijn vriend Pieter uit. Jij hebt nog een lange weg te gaan, makker, denkt hij. 

Wat ik in die eerste dagen vooral probeerde, voor zover mijn haperende geheugen dat toeliet, was het zoeken naar de toedracht van de ramp. Vermoed werd dat een kransslagader vrijwel dichtgeslibd was met plaque, een rommelig goedje van cholesterol en andere vetten. Mogelijk was een stukje daarvan losgeschoten en in de bloedtoevoer naar de sinusknoop van het hart terechtgekomen, waardoor kortsluiting optrad en het elektrische systeem uitviel. Of de kransslagader was plots in zijn geheel door plaque geblokkeerd geraakt. 

Hoe dan ook, voor het cardiologisch team, ‘tien man sterk’ werd me gemeld, was de remedie duidelijk, na twee weken onderzoek en observatie. Met drie stents, een soort plastic buisjes met een gezamenlijke lengte van 4,5 centimeter, zou de kransslagader op de kwetsbaarste plek voortaan permanent worden opengehouden. Levenslang medicijngebruik van bloedverdunners en cholesterolverlagers zou de kans op recidive minimaliseren. Over dat risico moest ik niet inzitten: ‘Na deze ingreep loopt de gemiddelde Nederlander meer gevaar dan u. Bij u is het van een onbekend naar een bekend risico gegaan en u wordt er ook nog voor behandeld,’ legde een cardioloog enthousiast uit. 

Dertien dagen na mijn spoedopname werden de stents aangebracht – een ingreep die ik live kon volgen op een tv-scherm vol pompende vaten rond mijn hart. Twee dagen later fietste ik met mijn dochter naar de bakker. Ik voelde me een geluksvogel. De statistieken gaven me daarin gelijk. Een hartstilstand buiten het ziekenhuis wordt in 80 procent van de gevallen niet overleefd. Van de overige 20 procent loopt de helft hersenbeschadiging op. Ik behoorde tot de groep van 10 procent die er zonder kleerscheuren vanaf komt. Kon het leven nu zijn normale loop hernemen? Kon ik van ‘gezond’ naar ‘even dood’ naar ‘weer gezond’ in pakweg twee weken? Zeker is dat ik dat wilde. 

Aanvankelijk was ik sterk geneigd de gebeurtenis te bagatelliseren. ‘De loodgieter is geweest en heeft het klusje geklaard,’ verklaarde ik in de dagen na mijn ziekenhuisbezoek monter. Graag sprak ik over een ‘akkefietje’, een term die onze jongste dochter gretig overnam – tot ergernis van Carine die vond dat ik iedere les uit de gebeurtenis moest trekken. Mij leek de terugkeer naar mijn oude bestaan het mooist. Dat ik al in een nieuwe levensfase verzeild was geraakt, drong nog niet door. 

Dus vond ik dat onze geplande meivakantie naar Valencia, vier weken na mijn hartstilstand, gewoon door moest gaan. Het werd een slopend vermoeiende week. En dus deed ik een maand later mee met een traditionele fietsweek met vrienden. Klimmen in de Ardennen – mijn artsen hadden me immers geen sportieve beperking opgelegd. Aan de revalidatie in het olvg, te midden van amechtig hijgende dikke en oude mannen, deed ik braaf mee. 

Toch wrong er al die tijds iets. De terugkeer naar het werk leek mij aanvankelijk een kwestie van dagen, maar stelde ik keer op keer uit. Dat luchtte me telkens op. Ik was er duidelijk niet aan toe, maar vond het moeilijk te benoemen wat me dwarszat. Waar was mijn werklust gebleven? ‘Neem de tijd,’ was een advies dat ik van alle kanten kreeg, ook van de krant. Maar waarvoor precies?….

BESTEL DE ZIN VAN HET LEVEN VAN FOKKE OBBEMA

LIJST VAN NAMEN EN BEROEPEN VAN DE 40 GEÏNTERVIEWDEN

  • Jan Geurtz, spiritueel leraar
  • Sanneke de Haan, filosoof
  • A.L. Snijders, schrijver
  • Claartje Kruijff, predikant
  • Jan Mokkenstorm, psychiater
  • Anna Akhmanova, celbioloog
  • Kim Putters, directeur scp
  • Jolande Withuis, socioloog
  • Edy Korthals Altes, oud-ambassadeur
  • Sarah Durston, biologisch psycholoog
  • Funda Müjde, acteur en cabaretier
  • Pieter Riemer, Zuidas-advocaat
  • Bregje Hofstede, schrijver
  • Gerard Bodifee, astrofysicus
  • Henk Blanken, schrijver
  • Monique Maarsen, vastgoedondernemer
  • Theunis Piersma, vogelexpert
  • Willemijn Dicke, bestuurskundige
  • Mounir Samuel, auteur en theatermaker
  • Vincent Icke, sterrenkundige
  • Maria Riemen, medium
  • Bert Poolman, biochemicus
  • Yfke Metz, bladenmaker
  • Job Koelewijn, kunstenaar
  • Wendy Hoogendijk, theatermaker
  • Tim Fransen, cabaretier
  • Christa Anbeek, theoloog
  • Christien Brinkgreve, socioloog
  • Johannes Witteveen, oud-minister
  • David Elders, begrafenisondernemer
  • Joke Hermsen, schrijver en filosoof
  • Broeder Bernardus, abt
  • Etchica Voorn, talentcoach en schrijver
  • Ivan Wolffers, arts en schrijver
  • Susanne Niesporek, violist en stervensbegeleider
  • Ashis Mathura, ict’er en pandit
  • Marjoleine de Vos, columnist en dichter
  • Wilco van Rooijen, bergbeklimmer
  • Christianne Stotijn, zangeres
  • Paul van der Velde, hoogleraar

BESTEL DE ZIN VAN HET LEVEN VAN FOKKE OBBEMA

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER ZINGEVING EN BETEKENIS