BESTEL DE KRACHT VAN ONBEKENDEN
We wachten vaak zwijgend in de apotheek en in de rij voor de kassa, afgeleid door onze telefoons. We brengen uren naast elkaar door in een vliegtuig of een trein, maar zien elkaar niet. Waarom eigenlijk niet? In ‘De kracht van onbekenden’ probeert Joe Keohane te ontdekken wat er gebeurt als we contact maken met mensen die we niet kennen. Hij komt erachter dat zelfs de kleinste vorm van interactie voor meer empathie, geluk en cognitieve ontwikkeling zorgt; we voelen ons direct minder eenzaam en meer verbonden met de wereld om ons heen. Hij deelt praktische tips van experts om met onbekenden te leren praten en probeert ze zelf uit, met soms ongemakkelijke, vaak vermakelijke en zelfs aangrijpende effecten.
PROLOOG: VREEMDEN IN EEN TAXI
Ik wil je een verhaal vertellen. Het gaat over een vreemde.
Een paar jaar geleden had ik de stinkende mazzel dat ik twee weken op het eiland Nantucket mocht doorbrengen omdat ik een beurs voor scenarioschrijvers had gekregen: ik woonde met drie anderen in een huis, leerde de fijne kneepjes van het vak, ontmoette mensen uit de filmindustrie, ging naar feesten en beroofde onze gastheer stelselmatig van eten en drinken.
Na een feest staan we een keer midden in de nacht op een taxi te wachten. Ik vertel dat mijn vak – de gedrukte pers – snel aan het uitsterven is en al mijn hoop, vooruitzichten, verwachtingen enzovoort in zijn val dreigt mee te slepen, maar dat ik er niet over peins om een andere baan te zoeken omdat ik dankzij de journalistiek mijn geld kan verdienen door met vreemden te praten. En wanneer je met vreemden praat, zeg ik, ontdek je dat iedereen iets waardevols te vertellen heeft; iedereen heeft wel iets verrassends, vermakelijks, afschuwelijks of leerzaams meegemaakt.
Als je maar een heel klein beetje aandringt, vertellen vreemden je dingen die je wereld kunnen verruimen en je een glimp laten opvangen van de rijkdom, de schoonheid en ook de pijn van de menselijke ervaring. Vreemden zijn een wereld op zich. Als ze je binnenlaten, kun je een deel van die vreemden internaliseren en zelf ook een beetje groeien. Daardoor
word je empathischer, wijzer en begripvoller.
Eindelijk arriveert de taxi. De chauffeur is een oudere vrouw. We stappen in en ik besluit mijn vrienden eens te laten zien wat ik bedoel. (Je zult vanzelf merken dat ik iets met taxichauffeurs heb.) Ik vraag haar hoe het is om op Nantucket te wonen. Ze geeft antwoord. Ik stel nog een vraag. Ze geeft antwoord en begint zich duidelijk op haar gemak te voelen. Tijdens de rit van twintig minuten vertelt ze haar levensverhaal.
Ze is aan de Upper West Side van Manhattan geboren. Haar ouders hoorden bij de beau monde en deden mee aan een of andere gestoorde hype waarbij de kuiten van een kind moesten worden afgebonden. Dat, legde ze uit, was om de ouders de vernedering van een kind met onelegante kuiten te besparen. Haar ouders onderwierpen haar ook aan deze behandeling. Daardoor werd ze kreupel en uiteindelijk kon ze nauwelijks meer lopen. Ik vraag wat haar ouders deden toen ze zagen wat ze hadden aangericht. Maakten ze een afspraak met een arts of een fysiotherapeut? Probeerden ze de schade te herstellen en hielpen ze hun dochter om weer te leren lopen? Hebben ze hun excuses aangeboden?
Niks van dat alles, antwoordt de taxichauffeur.
‘Wat dan?’
‘Ze stuurden me naar dansles.’
‘O, mijn god,’ zeg ik. ‘Waarom stuurden ze je naar dansles?’
‘Ze wilden me leren om eleganter te vallen,’ antwoordt ze.
Lezer, ik ben de kleinzoon, zoon en broer van katholieke Ierse begrafenisondernemers uit Boston, Massachusetts. Het milieu waarin ik ben opgegroeid heeft mijn wereldbeeld, gevoel voor humor en opvattingen bepaald. Dus geloof me als ik zeg dat ik nooit een verhaal heb gehoord waarin de menselijke conditie beter wordt samengevat dan het verhaal dat die onbekende op dat late tijdstip op dat eiland in de Atlantische Oceaan vertelde.
Na dat gesprek dacht ik heel vaak over vreemden na. Ik vroeg me af waarom we niet vaker met vreemden praten. Wanneer doen we het soms wel? En wat gebeurt er dan? Want het geval wilde dat ik alleen voor mijn werk weleens met vreemden sprak. Ik sprak ze nooit in het wild. Ik moest tegenwoordig mijn werk en een gezin met een jonge dochter combineren en had daardoor vaak het gevoel dat ik een uitputtingsoorlog voerde. Ik had geen tijd om rond te hangen op de plekken waar mensen meestal met vreemden praten en had er ook de energie niet voor.
Als het me al lukte om een halfuurtje in een café te zitten, praatte ik nooit met mensen. En als ik het wel deed, ging het slecht. Dat kwam vermoedelijk doordat mijn hersenen niet meer fatsoenlijk functioneerden, zoals alle ouders van een jong kind weten. Ik merkte dat ik me terugtrok en begon te lezen of naar mijn telefoon staarde en ongeïnteresseerd ‘content’ consumeerde die ik een paar minuten later was vergeten, maar die wel een lichtelijk onbe- haaglijk gevoel achterliet. Op een gegeven moment praatte ik eigenlijk nooit meer met iemand. Ik maakte zelfs geen oogcontact, omdat dat ook al een hele opgave leek.
Ik merkte dat het heel gemakkelijk is om je af te sluiten en niet met mensen te praten. De socioloog Richard Sennett, die vooral onderzoek heeft gedaan naar steden, heeft ons gewezen op het idee van frictie: de kleine ongemakken die je dwingen een gesprek met een vreemde te voeren – je vraagt de slager hoelang je het vlees moet braden, je vraagt een onbekende de weg of je belt om een pizza te bestellen. Door de technologische vooruitgang hoeven we steeds minder vaak dit soort gesprekken te voeren. En dat gaat ten koste van onze sociale vaardigheden, vermoedde ik. Daarvan was ik het levende bewijs.
Waarom koos ik altijd de zelfbedieningskassa bij de drogist, zelfs wanneer er geen rij stond? Waarom was ik altijd geërgerd wanneer een caissière vroeg of ik nog plannen had voor de dag? Waarom staarde ik altijd naar mijn telefoon en kletste ik niet met onbekenden, terwijl ik uit eigen ervaring wist dat hun verhalen meestal veel interessanter waren dan de toxische derrie die op dat moment door Twitter stroomde? Ik had geen idee. Maar ik deed het toch. En dat gaf me niet echt een goed gevoel.
Toch voerde ik net als op Nantucket soms een leuk gesprek met een onbekende, die me toegang tot een nieuwe wereld verschafte. Ik hield er altijd iets aan over: een inzicht, een grap, een andere manier om naar dingen te kijken, een goed verhaal. Bovendien voelde ik me vaak ook opgelucht, hoe vreemd dat misschien ook klinkt. En ik wilde weten hoe dat zat.
Die vragen hielden me ook tijdens mijn werk bezig. Tijdens een interview met de acteur Alan Alda, die ik uithoorde over zijn pogingen om wetenschappers communicatieve vaardigheden bij te brengen, merkte ik iets op over dat merkwaardige gevoel van opluchting dat ik vaak na een gesprek met een onbekende had. Hij ging er meteen op in. ‘Dat gevoel ken ik maar al te goed,’ zei hij. ‘Het is zo’n tastbaar gevoel dat ik me afvraag waarom het ene gesprek met een onbekende niet vanzelf tot een volgend gesprek leidt. Waarom is het eigenlijk niet heel gewoon om met vreemden te praten?’
Ja, waarom eigenlijk niet?
Om te beginnen staan vreemden niet echt goed bekend. De countryzanger Merle Haggard heeft zijn band niet The Strangers genoemd omdat hij ons wijs wilde maken dat de bandleden brave burgers waren. Hij wilde juist suggereren dat het gevaarlijke lieden waren. ‘Strangers on a Train’, de film van Hitchcock, gaat niet over iemand die een nieuwe partner, een vriend, vriendin of klant in de trein leert kennen en ook niet over de inzichten die je kunt opdoen tijdens zo’n gesprek met een vreemde dat je voert wanneer je op reis bent. De film gaat over een innemende psychopaat die je bij allerlei moordplannen weet te betrekken als je even niet oplet. William Golding had Lord of the Flies aanvankelijk Strangers from Within genoemd, en dat was niet omdat hij dacht dat Britse kostschooljongens zich van hun beste kant zouden laten zien als ze op een verlaten eiland zouden stranden.
En dan hebben we natuurlijk de beroemdste vreemdeling uit de wereldliteratuur. De roman De vreemdeling van Albert Camus gaat niet over een man uit Algiers die een nieuw leven in Parijs begint en de plaatselijke bevolking laat kennismaken met de rijke tradities van de Algerijnse keuken en cultuur, maar over een man die zo is vervreemd van de wereld dat hij een vreemde voor zichzelf is geworden. Hij voelt niets wanneer zijn moeder overlijdt en vermoordt een man. De avond voor zijn executie bedenkt hij dat hij zich alleen minder alleen zal voelen als er ‘veel toeschouwers zouden zijn op de dag van mijn terechtstelling en […] mij met kreten van haat zouden begroeten’ – waardoor hij in wezen de eerste internettrol is.
De angst dat vreemden – zelfs vreemden die vriendelijk lijken – voor chaos, verraad, ontaarding en ziektes zullen zorgen bestaat al zolang we weten dat er vreemden zijn. Die angst stamt nog uit de tijd dat we jager-verzamelaars waren en is blijven voortbestaan toen dorpen, steden en landen ontstonden. In de jaren tachtig leidde die angst tot de stranger danger-hysterie. Nu beschrijft Elon Musk de metro als ‘een stel willekeurige vreemden van wie er één een seriemoordenaar zou kunnen zijn’. In 2018 hing de sheriff van Harris County in Georgia – een welvarende streek – het volgende bord op langs de kant van de weg: ‘Welkom in Harris County, Georgia. Onze inwoners hebben verborgen wapens. Als je iemand doodt, word jij misschien ook gedood. We hebben één gevangenis en 356 begraafplaatsen. Wij wensen u een plezierig verblijf!’
We hebben dus nog steeds moeite met vreemden. In het Westen hebben we overal te maken met politieke onrust die gedeeltelijk wordt veroorzaakt door culturele vreemden – mensen die voor oorlog, armoede of tirannie zijn gevlucht en op zoek zijn naar veiligheid en kansen. Veel mensen in de gastlanden vragen zich daardoor af wie ze zijn en of ze nog wel in hun eigen land thuishoren.
Al deze nieuwe gezichten hebben onze neiging om vreemden te vrezen alleen maar versterkt. Dat heeft tot felle reacties geleid, maar dat komt ook doordat we geen goed beeld hebben van de feitelijke situatie. Volgens de meeste opiniepeilingen overschatten mensen in het Westen het aantal immigranten en onderschatten ze de mate waarin de nieuwkomers zich aanpassen aan hun nieuwe land.
Tegelijkertijd hebben de politieke polarisatie, segregatie, discriminatie en ongelijkheid ervoor gezorgd dat medeburgers vreemden voor elkaar zijn geworden. Het is simpelweg een gegeven dat mensen, of in elk geval Amerikanen, aanhangers van de andere partij niet kunnen uitstaan. In 2016 constateerde Pew dat ‘aanhangers van de ene partij nu veel negatiever denken over de tegenpartij dan de afgelopen vijfentwintig jaar’. Drie jaar later verklaarde Pew dat ‘de tegenstellingen en de animositeit […] alleen maar zijn toegenomen’. Bij beide partijen is een steeds groter percentage mensen ervan overtuigd dat de tegenpartij immoreler en bekrompener is dan zij. Aanhangers van beide partijen begrijpen werkelijk niets van de ander, maar dat komt ook doordat ze geen enkele poging doen om elkaar te begrijpen.
Vriendschappen tussen aanhangers van verschillende partijen komen steeds minder vaak voor. De polarisatie zorgt ervoor dat ze in gescheiden werelden leven. Ze willen niet met de ander praten en zijn zelfs niet bereid te denken dat hun tegenstander iets anders zou kunnen zijn dan een hersenloos organisme dat niet over wil, empathie of verstandelijke vermogens beschikt. De tegenstander is een kwaadaardige zwakzinnige, een menselijk stuk vuil. Als hij überhaupt menselijk te noemen is.
In dit politieke klimaat, dat een sterke solidariteit met mensen uit hetzelfde kamp van ons verlangt, zijn we ironisch genoeg ook steeds eenzamer geworden. Uit onderzoeken blijkt dat de eenzaamheid in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië werkelijk epidemische vormen heeft aangeno- men – onder alle leeftijdsgroepen, maar vooral onder jongeren, die zich vreemd genoeg nog vaker eenzaam voelen dan ouderen. Volgens medisch onderzoek is eenzaamheid net zo slecht voor de gezondheid als roken, waardoor de eenzaamheidsepidemie een regelrechte bedreiging voor de volksgezondheid is.
De oorzaken van eenzaamheid zijn complex. Door de technologie hoeven we nog maar zelden met vreemden te praten, en daardoor zijn onze sociale vaardigheden afgenomen en weten we niet meer goed hoe we nieuwe mensen moeten leren kennen. Steeds meer mensen verhuizen naar de grote stad en ruilen vrienden en familieleden in voor een wisselend gezelschap van onbekenden, waardoor ze niet echt meer een band voelen met hun eigen buurt. Doordat de wereld steeds verder globaliseert en miljoenen mensen migreren, is de kans dat we met iemand in India praten even groot als de kans dat we met de buurman praten. Daardoor ontstaat een fenomeen dat de politicoloog Chris Rumford ‘vreemdheid’ noemt.
‘We krijgen soms het gevoel dat vertrouwde plekken die we dagelijks bezoeken niet meer “van ons” zijn,’ schreef hij. ‘In de eigen gemeenschap en de eigen buurt krijgen we het gevoel dat we niks te maken hebben met de mensen die we in andere gevallen als leden van de plaatselijke gemeenschap zouden beschouwen. […] We weten niet meer zeker wie “we” zijn en vinden het moeilijk om te zeggen wie bij “onze” groep hoort en wie niet. […] Vreemdheid betekent dat we ook zullen moeten onderkennen dat “wij” (voor iemand anders) waarschijnlijk ook vreemden zijn.’
Dit verschijnsel doet zich niet alleen in grote steden voor, maar ook in kleinere plaatsen. Daar kunnen een veranderende bevolkingssamenstelling en maatschappelijke en economische krachten ervoor zorgen dat de eigen stad onherkenbaar wordt voor de oude bewoners, die zich geleidelijk vreemden zullen gaan voelen in hun eigen plaats. En we zullen zien dat mensen, ongeacht hun politieke voorkeuren, steeds meer terugdein- zen voor het idee om met de nieuwkomers te praten wanneer de diversiteit in gebieden toeneemt. Deze angst leidt er soms toe dat we niet alleen contacten met andere soorten mensen vermijden, maar ook met onze eigen soort.
Door al deze factoren voelen we ons ontworteld en nauwelijks meer betrokken bij de maatschappij. ‘We hebben onze omgeving radicaal veranderd,’ schreef de neurowetenschapper John Cacioppo, die zijn hele leven onderzoek naar eenzaamheid heeft gedaan. ‘Nu carrièrepatronen, huisvestingspatronen, patronen in geboorte en sterfte en het sociaal beleid zich steeds meer naar het mondiale kapitalisme voegen, lijkt een groot deel van de wereld een levensstijl te willen aannemen die het chronische gevoel van eenzaamheid, dat miljoenen mensen al hebben, alleen maar verergert en versterkt.’
Gezien de ongekende hoeveelheid negatieve publiciteit die vreemden de afgelopen twee miljoen jaar hebben gekregen, is het een wonder dat er nog mensen zijn die met hen praten. En toch blijven we dat doen. En dat moeten we ook blijven doen. Omdat we nergens zouden zijn zonder vreemden. Mijn eigen verhaal kan als bewijs dienen. Ik ben geen heilig boontje, dat altijd het goede in de mens wil zien.
Ik ben me maar al te bewust van het kwaad dat mensen elkaar kunnen aandoen en ben zelfs na vier decennia op deze aardbol telkens weer geschokt over de zinloosheid, nutteloosheid en willekeur van dat kwaad. Homo sapiens is wat mij betreft maar al te vaak een wezen dat blijk geeft van een monsterlijke verwarring, tegenstrijdigheid en vernietigingsdrang. En toch is een aantal van de belangrijkste ervaringen in mijn leven voortgekomen uit gesprekken met vreemden.
Tijdens mijn studie was ik een keer basgitaar aan het spelen in een muziekwinkel in de buurt van Philadelphia. Een zwarte man van middelbare leeftijd met een cowboyhoed kwam voor me staan, keek naar mij, vervolgens naar de basgitaar en daarna weer naar mij, en zei met lijzige stem: ‘Motherfucker, je bent net Conan O’Brien.’ Hij huurde me ter plekke in voor de twaalfkoppige funkband die hij net had opgericht. Dat leidde tot optredens in clubs in Philadelphia en later tot gospelconcerten in kerken waar ik vaak de enige witte was. Deze ervaring – van de begeleiding die ik van oudere muzikanten kreeg tot de gastvrijheid die de kerkbezoekers aan deze bleke, heidense indringer verleenden – was zeer bepalend voor het wereldbeeld van een twintigjarige jongeman uit een overwegend witte buurt.
Na mijn afstuderen stond ik op een dag in een boekhandel in een boek te bladeren toen ik een vreemde flyer vond. Er werden schrijvers gezocht voor een publicatie. Om de een of andere reden vond ik het wel interessant en ik stuurde een e-mail naar degene die de flyer had geschreven. Van dat project is nooit iets terechtgekomen, maar de opsteller van de flyer bleek ook de distributiemanager van een weekblad te zijn. We raakten bevriend en werden uiteindelijk zelfs huisgenoten. Hij stelde me voor aan de hoofdredacteur van het tijdschrift. Ik begon artikelen voor het blad te schrijven en een tijdje later werd ik de hoofdredacteur. Dat was het begin van mijn journalistieke loopbaan. Gesprekken met vreemden zijn goed voor de zaken en goed voor je carrière. Zonder die flyer had ik nooit het leven geleid dat ik nu leid.
En ik zou schandelijk nalatig zijn als ik niets zou zeggen over de Ierse collega die me ongeveer een jaar later meesleurde naar een feest, waar ik kennismaakte met een vreemde, met wie ik bevriend raakte, waarna ik kennismaakte met een vrouwelijke collega van hem. Zij werd mijn vrouw en de moeder van mijn vierjarige dochter, die een paar dagen geleden het volgende over vreemden zei: ‘Papa, ik denk dat sommige mensen wel bang voor je zijn. Maar ik niet, want ik ken je al heel lang.’
Bovendien zijn mijn ouders, Ed en Joan, wereldkampioen in gesprek- ken met vreemden voeren. Ze maken overal vrienden: thuis, wanneer ze op vakantie zijn, in restaurants, op straat. Het is een constant uitdijende kring van vrienden en kennissen. Veel ouderen blijven passief thuiszitten en kijken met lede ogen toe terwijl hun kennissenkring steeds kleiner wordt, maar mijn ouders blijven onvermoeibaar nieuwe vrienden maken. Voor hen – en voor veel van hun vrienden – is praten met vreemden ongeveer hetzelfde als leven.
Dat ik ben wie ik ben, doe wat ik doe, denk wat ik denk en woon waar ik woon heb ik aan vreemden te danken. En toch zit ik hier in een café, een paar centimeter van iemand anders vandaan, met gebogen hoofd zwijgend naar een scherm te staren terwijl mijn gezicht baadt in de blauwe gloed van mijn telefoon. En dat voelt niet goed.
Waarom praten we niet met vreemden? Wanneer gaan we dat wel doen? Wat gebeurt er wanneer we met vreemden praten?
Dit boek is het resultaat van mijn poging om deze vragen te beantwoorden. Het korte antwoord op de laatste vraag is: we worden betere, slimmere en gelukkigere mensen en vinden vreemden – en in het verlengde daarvan, de wereld – minder angstaanjagend. Uit veel nieuw onderzoek komt naar voren dat gesprekken met vreemden ons kunnen helpen om persoonlijk te groeien en ons open te stellen voor nieuwe mogelijkheden, relaties en ideeën.
Gesprekken met vreemden kunnen onze eenzaamheid verlichten en bijdragen aan het gevoel dat we thuishoren op de plek waar we wonen, zelfs wanneer die plek constant verandert. Door gesprekken met vreemden, of dat nu vluchtelingen of politieke tegenstanders zijn, kunnen vooroordelen verdwijnen, politieke tegenstanders nader tot elkaar komen en verdeelde samenlevingen misschien geheeld worden.
De filosoof Kwame Anthony Appiah schreef: ‘Wanneer een vreemde niet meer alleen in de verbeelding bestaat, maar werkelijk aanwezig is en net als jij een menselijk en sociaal leven heeft, kun je hem aardig vinden of een hekel aan hem hebben; en als jullie het allebei willen, kunnen jullie elkaar leren begrijpen.’
In de loop van dit boek gaan we van klein naar groot. We beginnen met de inzichten die psychologen recent hebben opgedaan over de gevolgen van gesprekken met vreemden, hoe vluchtig deze ook zijn. Daarna gaan we de diepte in. Waarom geeft het een goed gevoel om vluchtig contact met een vreemde te hebben? We gaan terug naar het begin van de mensheid en kijken of het antwoord bij onze aapachtige voorouders te vinden is. We ontdekken hoe we, zoals de wetenschappers het noemen, de ultra-coöperatieve mensaap zijn geworden, een wezen dat vreemden nodig heeft, maar ook een beetje bang voor ze is. We zien welke manieren jager-verzamelaars hebben ontwikkeld om veilig met vreemden te praten en zien dat deze gesprekken bijdroegen aan hun overlevingskansen.
We ontdekken hoe gastvrijheid voor vreemden een hoeksteen van de beschaving is geworden. We zien dat het ware talent van massareligies eruit bestond om mensen die elkaar nooit eerder hadden ontmoet het gevoel te geven dat ze elkaar al een beetje kenden. We zien dat steden zijn ontstaan omdat mensen meer vreemden om zich heen wilden hebben en niet minder. We zien dat de beschaving tot bloei is gekomen doordat mensen een manier hebben gevonden om hun angst voor vreemden te overwinnen en oog kregen voor de mogelijkheden die vreemden boden. En we kijken naar alle factoren die ons ervan weerhouden om een gesprek met vreemden te beginnen – van de technologie tot de politiek tot de omstandigheid dat je ingezetene bent van het mooie, maar kalme Finland.
En we leren natuurlijk een heleboel vreemden kennen: mensen die we op straat ontmoeten en activisten en onderzoekers die een bijdrage proberen te leveren aan de oplossing van enkele urgente maatschappelijke problemen door een cultuur te creëren waarin we gewoon met vreemden praten. Gaandeweg leren we ook hoe we dit zelf in ons dagelijkse leven kunnen blijven doen – technieken die ik ook zal uitproberen in een poging een socialer mens te worden.
Door twee miljoen jaar terug te gaan in de tijd en in het heden te eindigen hoop ik uiteindelijk aan te tonen dat het goed voor ons is om gesprekken met vreemden aan te knopen. En aan te tonen dat praten met vreemden niet gevaarlijk is, zoals ons jarenlang is ingeprent door de media, politici, scholen, de politie enzovoort, en dat het eigenlijk veel gevaarlijker is om níét met vreemden te praten. Praten met vreemden is niet alleen een manier van leven. Het is een manier om te overleven.
INHOUDSOPGAVE
Proloog: Vreemden in een taxi
- Vreemden in een collegezaal
- Een bron van geluk die we gemakkelijk kunnen aanboren, maar waarvan we zelden gebruikmaken
- Hallo door de begroetingsdeur
- Mens maakt vriend
- Hoe je met een stuk of zes vreemden tegelijk praat
- Praten met vreemden: paleolithische editie
- Ontmoeting met de moordenaar en de man uit een andere dimensie
- Hoe de mens op de goedheid van vreemden leerde vertrouwen
- Hoe je naar vreemden moet luisteren
- De God van vreemdelingen
- Vreemden in de stad
- Waarom zijn we zo bang voor vreemden?
- Hoe de angst voor vreemden ons vriendelijk kan maken
- Procreëren met vreemden in Finland
- Oké, wanneer mogen we dan wel met vreemden praten?
- Hoe je met vreemden moet praten
- Praten met vreemden in het wild
- Praten met De Ander
- Hoe je met vijandelijke vreemden moet praten
- Over een ontmoeting met een vreemde/li>
- Een nieuwe maatschappelijke renaissance
Dankwoord
Verantwoording
Eindnoten
Register