LEES MEER EN DOWNLOAD HET GRATIS GEDEELTE VAN TAO EN TEH
Hieronder volgt strofe 22 van de Tao Teh King (of Daodejing) van Lao Zi (of Lao Tse) in de vertaling van E.J. Welz en parafrasen door C. van Dijk.
Wat bloesemt, zal bloeien;
wat opschietend buigt, zal recht groeien;
een holte wordt tot een vergaarbak;
wat slijt wordt vernieuwd;
bescheidenheid leidt ten doel;
begeerlijkheid misleidt.
Daarom houdt de Wijze zich aan het Ene, het Tao,
en hij wordt aldus een voorbeeld voor een ieder.
Hij plaatst zich niet in het licht
en schittert er slechts te meer om.
Hij is niet zelfvoldaan
en daarom voldoet hij de wereld.
Hij pocht niet op zijn verdiensten,
en deze worden daarom alom gewaardeerd.
Hoogmoed is hem vreemd,
en daarom steekt hij hoog boven anderen uit.
Daar hij niemand iets betwist,
heeft niemand met hem te twisten.
Het gezegde der Ouden:
‘Wat bloesemt, zal bloeien’,
heeft diepe betekenis.
Alles zoekt toevlucht bij de volmaakt deugdzame.
Hoogere wiskunde – Twee en twintigste Spreuk
198
Men kan één, in vele deelen scheiden.
Toch is ieder deel weer één geheel.
Het object heeft voor ons vele zijden.
Het aanschouwend, zien wij slechts een deel.
199
Bocht is: ‘ontelbaar aantal rechte lijnen’.
Zoo vormen vele vlakken saâm een bol.
Alleen uit leegte kan de vorm verschijnen,
Dus is de leegte onuitputt’lijk vol.
200
Draad geknoopt aan draad,
Zoo wordt doek geweven.
Als men ‘t weefsel schaadt,
Moet ‘t geheel begeven.
201
De Volmaakte is som van alle deelen.
Het deel streeft naar: ‘volmaakt te zijn’.
De gemeenschap is som van eind’loos velen.
Elk deel, ‘n gemeenschap weer in ‘t klein.
202
Zich zelf niet sparen, doet aller aandacht trekken,
Zooals de pijn aandacht vestigt op ‘t orgaan.
Dat is in ‘t ‘Al’’ dus de hoog’re krachten wekken.
Alleen wie pijn kent, leert in deemoed verstaan.
203
Met zich zelven ontevreden,
Munt men uit boven de rest.
‘Klein’ laat zich tot ‘t kleinst’ ontleden.
‘Beter’ groeit tot ‘allerbest’.
204
Wie zich zelve weet t’ ontdekken,
Heeft de grootste vondst gedaan.
In zich zelf zich t’rug te trekken,
Daarmee trekt men and’ren aan.
205
Wie met zich zelven geen genade heeft,
Zal zeker and’ren geen genade vragen.
Slechts hij is groot, die onafhank’lijk leeft,
En niet als slaaf, den last der gunst moet dragen.
206
Wie voor zich zelf niets wenscht, wat wil men hem beloven?
Als in het ‘niet-verlangen’, zijn heel bezit bestaat.
Waarin tast men hem aan, wat wil men hem ontrooven,
Als hij u zijn begeerten, als jachtbuit achterlaat.
207
Er is een macht tot willen
Waardoor een Heelal ontstaat.
Die werelden kan tillen:
De wil die het booze laat.
Bron: Tao, Universeel bewustzijn – Teh, Universeele bewustwording van E.J. Welz en C. van Dijk