Het was weder avond. Wij zaten op de zachte berg, rustig vertrouwd in de grote stilte van de plechtige tijd. De bergen ver om ons lagen deemoedig in devotie, als roerloos neergeknield onder de hemel, onder de langzaam dalende zegening van de nacht. De eenzame bomen, hier en daar langs heuvelen, stonden onbewegelijk te wachten, in vrome aandacht. De Zee ruiste vaag en onbestemd, verloren in haar eigen grootheid. Er was vrede in de lucht, en geluiden droomden op als van gebed.
De Wijze was statig als een boom in de natuur, en hij was eerwaardig als Lees verder