9. Herakles. De onderwereld – Zien wat blijft, mythen in werk en woord – Joop Mijsbergen en Ankie Hettema

BESTEL ZIEN WAT BLIJFT, MYTHEN IN WERK EN BEELD

Charon is in de Griekse mythologie, de veerman, die de overledenen met zijn boot over de Styx zet in de onderwereld, de Hades. Hier voorgesteld als een figuur met een mijnlamp op de helm en een dikke tak met dorre bladeren als vaarboom. Symbolen van duister leven.

Herakles – de Romeinen noemden hem Hercules – speelt in de Griekse mythologie een belangrijke rol. Hij werd beschouwd als de sterkste man op aarde. Er wordt gezegd dat hij een zoon van Zeus was. Maar ook een sterfelijk mens. Tweevoudig dus.

Herakles is de mens die de weg naar de Olympus, de woonplaats van de goden, voor zichzelf en anderen wil vrijmaken, zijn aardse belemmeringen overwinnen, zijn goddelijke aard ontboeien. Zijn twaalf werken tonen zijn ontwikkeling van godenzoon tot god.

De zwaarste opgave is ook de laatste: de hellehond Cerberus overwinnen. Cerberus is de som van alle daden van het verleden, die het licht niet durven zien. Met zijn drie, soms wel vijftig koppen en wild slaande drakenstaart bewaakt hij deze hel.

Vergezeld van Hermes en Athene daalt Herakles af naar zijn onderwereld, zijn onbewuste. Charon, de veerman, met de lichtlamp op het hoofd, zet hem over de Styx, ’t maakt hem bewust van de rivier van het ervaren leed. Herakles ziet de vele valse koppigheid in de schuilhoeken van ’t mens-zijn aan, weet Cerberus naar boven te slepen, in het licht – en in zijn bewustzijn lost duisternis op. Hij vindt zijn hemel.

Onverwachts sloegen de bliksemstralen van Zeus in de brandstapel
en lieten hem helder opvlammen tot een felle gloed,
waardoor onmiddellijk al wat aan Herakles sterfelijk was werd verteerd.
Toen liet Zeus een wolk neerdalen en onder dondergerommel
werd de onsterfelijke naar de Olympus omhoog gedragen.
De Olympus, eeuwig, onvergankelijk verblijf van de onsterfelijken, naar men zegt.
’t Wordt nooit door storm geteisterd, nooit door regen bevochtigd,
’t wordt ook nooit door sneeuw bedekt;
’t ligt altijd onder wolkenloze hemel; overal straalt het er van helder licht.

Bron: Zien wat blijft – mythen in werk en woord door Joop Mijsbergen en Ankie Hettema-Pieterse

BESTEL ZIEN WAT BLIJFT, MYTHEN IN WERK EN BEELD