Het Onze Vader op muziek gezet door Arvo Pärt, één van de meest gespeelde en beluisterde hedendaagse componisten

 

LEES EN BELUISTER MEER VAN ARVO PÄRT OP NPO RADIO 4

– ‘De woestijn is mooi zei hij……Ik heb altijd van de woestijn gehouden. Men gaat op een duin zitten. Men ziet niets en hoort niets. En toch straalt er iets in de stilte………
– De woestijn is zo mooi doordat er ergens een put verborgen is, zei De Kleine Prins.’

Met deze tekst uit De Kleine Prins van Antoine de Saint-Exupéry beschrijft Andreas Peer Kähler (dirigent, componist en pedagoog) de muziek van zijn vriend, de componist Arvo Pärt.

Kähler schrijft verder: ‘Ook de tekening van Saint-Exupéry aan het eind van het boek is prachtig: Onderaan de bladzijde zijn twee lijnen getekend, die de woestijn verbeelden. Bovenaan de bladzijde straalt een vijfpuntige ster. Dit beeld geeft de essentie van het werk van de componist weer. Arvo Pärt heeft het moderne arsenaal achter zich gelaten, en redt zichzelf met “naakte monophony” dat wordt gedragen door wat cruciaal is: De drieklank’

LEES EN BELUISTER MEER OVER DE KLEINE PRINS

BESTEL DE KLEINE PRINS

Wie is Arvo Pärt?

Hij is één van de meest gespeelde en beluisterde hedendaagse componisten van dit moment. Dat blijkt onder andere uit de grote belangstelling voor het Pärt festival in maart 2022 in het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam. Zijn muziek is gebruikt in vele grote films als Fahrenheit 9/11 (2004) en There Will Be Blood (2007), en komt vaak voor in de top tien van muzieklijsten.

Pärt werd in 1935 geboren en opgeleid in Estland. Al tijdens zijn studietijd tijd viel zijn thuisland onder het Sovjet Regime (vanaf 1944 tot 1991). Daardoor was de vrijheid van de kunstenaar beperkt en schreef Pärt in opdracht filmmuziek en werd klank-regisseur bij de radio. Maar desondanks componeerde hij ook. In zijn muziek uit die tijd (tot 1968) waren veel invloeden, van zijn (vernieuwende) voorgangers in de twintigste eeuw, zoals Schönberg, Prokofiev en Shostakovich, te horen. Dit leidde tot kritiek van het regime. In 1968 werd n.a.v. zijn nieuwste werk ‘Credo’ voor piano, koor en orkest, zijn muziek (ook omdat het te religieus zou zijn) in de ban gedaan.

Daarna belandde Pärt (inmiddels 33 jaar) in een emotionele crisis en kreeg ook gezondheids problemen. Hij kon niet meer componeren en leidde een teruggetrokken bestaan.

In deze tijd (de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw) liepen vele componisten en musici tegen de grenzen van de ‘Nieuwe Muziek’ aan. Er onstond daardoor een enorme opleving in het bestuderen én uitvoeren van muziek uit de middeleeuwen, de renaissance en de barokperiode.

Ook de teruggetrokken Pärt begon aan het bestuderen van deze muziek. In eerste instantie het gregoriaans (eenstemmig), daarna de Frans-, Vlaams- en Nederlandse polyphony (meerstemmig) van componisten als Josquin Des Prez, Guillaume de Marchaut, Jacob Obrecht en Johannes Ockeghem. En tot slot de muziek van J.S.Bach.

In 1976 kwam Arvo Pärt voor het eerst weer naar buiten met een nieuwe compositie voor piano solo: ‘Für Alina’. Het lijkt eenvoudig geschreven, zodat men denkt dat een beginnende pianoleerling dit zou kunnen spelen. Maar niets is minder waar! Om bij de werkelijke inhoud van deze muziek te komen, eist het heel veel van diegene die het wil uitvoeren. Vele musici hebben hier al van getuigd.

Für Alina is het eerste werk in de ’tintinnabuli-stijl’, die de componist later zo beroemd heeft gemaakt. In de ‘stilteperiode’ van Arvo Pärt, die ruim zeven jaar duurde, heeft hij deze stijl, op basis van zijn studie van de eerder genoemde oude muziek, ontwikkeld. Hij gebruikte voor deze muziek het latijnse woord ’tintinnabuli’, dat klokjes, of belletjes betekent.

Om ‘de klokjes’ te laten klinken gebruikt Pärt de drieklank (3 vaste tonen binnen het octaaf) Deze moeten het hele werk meeklinken. Compositie technisch bestaat de Tintinnabuli-muziek uit twee stemmen: Eén stem bestaat uit een grote- of een kleine drieklank (de klokjes), de tweede is een melodiestem, die niet persé in de zelfde toonsoort moet staan als de eerste stem. Er kunnen dus twee toonsoorten tegelijk klinken. Beide stemmen zijn d.m.v. strenge regels met elkaar verknoopt. Met behulp van oude technieken (zoals de canon) ontwikkeld de componist vormen, die door zijn regelmaat, grote rust uitstralen. Statische drieklanken representeren de eeuwigheid, de dynamische melodieën de vergangkelijke tijd.Het doel van deze stijl is het reduceren van het klankmateriaal tot het absoluut wezenlijke.

Nadat Arvo Pärt als banneling (wegens zijn composities) 30 jaar in Wenen en Berlijn heeft gewoond, is hij in 2010 teruggekeerd naar zijn geboorteland Estland. Daar heeft hij het Arvo Pärt Centrum in Laulasmaa opgericht. In een interview, dat staat op de website van het Arvo Pärt Centrum, zegt hij het volgende:

‘Wanneer we spreken over ‘de stilte’, kunnen we spreken over de stilte buiten de mens en de stilte ín de mens. De stilte in onze ziel, die niet wordt afgeleid door invloeden van buitenaf, is op dit moment het meest belangrijk, maar heel moeilijk te volbrengen.
Ik wil geen mysticus zijn, maar mijn muziek heeft wel een plaats in het christendom.
Voor mij is er goddelijke kracht en schoonheid in het wezen van de muziek. Wie oren hebben, kunnen het horen.
Wanneer ik componeer heb ik geen binding meer met de muzikale tradities uit het verleden.
Mijn uitgangspunt van het componeren is de tekst. Elk woord is belangrijk. Zij bepalen welke noten op papier komen.’

Daarom is het heel bijzonder dat Arvo Pärt (als één van de weinige componisten) gekozen heeft de krachtige tekst van Het Onze Vader (2005 / 2011) op muziek te zetten.

Pärt zegt over zijn muziek in het algemeen: ‘Mijn muziek draait om stilte. De geluiden zijn er om de stilte te omringen.’

Daarop schrijft zijn vriend Kähler hoe ongewoon het is, in onze roerige tijd, dat met de kennis van de muziek van Arvo Pärt, de mens tot meer ‘bewustzijn’ kan leiden.
Daarom haalde Kähler de Kleine Prins van Antoine de Saint Expéry aan:

De woestijn is zo mooi doordat er ergens een put verborgen is.’