Een roos in alle landen, een verhaal uit ‘De taal der klokken’ – actieboek van het jeugdwerk van het Rozenkruis

BESTEL DE TAAL DER KLOKKEN

Woord vooraf

Dit tweede deel van Verhalen uit de Rozentuin biedt de (voor)lezer een aantal van de mooiste verhalen die binnen het kader van het Jeugdwerk van het Gouden Rozenkruis verteld zijn aan kinderen van zes tot en met twaalf jaar. De meeste van deze verhalen zijn ontstaan op Noverosa, het conferentieoord van de Jeugd van de School het Rozenkruis, terwijl een deel is gekozen uit de jeugddiensten die in de gewijde werkplaatsen van de centra zijn gehouden.

Wie ‘Noverosa’ zegt, spreekt voor kinderen die ons jeugdwerk bevolken een toverwoord. Elk kind ziet het direct voor zich: vreugde, sport en spel en een bevrijdende lach in een bonte afwisseling, bekroond in de stille blijdschap van het Tempelwerk. Wij hopen dat de bijzondere atmosfeer van het jeugdwerk van de geestesschool ook in deze bundel onverminderd zal doorklinken, en ertoe zal bijdragen het grote verlangen naar het ene leven van de ziel in talloze kinderharten wakker en brandende te houden.

Het jeugdbestuur

INHOUDSOPGAVE

  1. Een roos in alle landen
  2. De wever
  3. De lichtvogels
  4. Op avontuur met een ballon
  5. Een oud en een nieuw blaadje
  6. Achter het Duizend-stekelsbos
  7. De vlieger en het land van de zon
  8. Ridder Job en de draak
  9. De kristallijnen zonnespiegel
  10. De Witte Bison
  11. Radio Adventura
  12. Lara en de witte draken
  13. Het boekje dat Samir vond
  14. Basje
  15. Altijd een koffer
  16. De kleine harp
  17. De poppenkast
  18. De grote trek
  19. Draken bestaan niet
  20. Pip
  21. Berend
  22. Zwanenburg
  23. Dagboek
  24. Het Geheim van het Noorden
  25. Het witte paard
  26. Pien vindt een krijtje
  27. Kerstfeest-Lichtfeest
  28. Akimtoe en de adelaar
  29. De deur naar de omgekeerde wereld
  30. Verdronken vlinder
  31. De adem Gods
  32. Een brief zonder naam

BESTEL DE TAAL DER KLOKKEN VAN € 14,50 VOOR € 7,50

BELUISTER DE LANGSPEELPLAAT NOVEROSAKLANKEN

1. Een roos in alle landen

Bobbie pakt z’n nieuwe rugzak vol met nieuwe boeken, nieuwe agenda, nieuwe potloden, pennen en een etui. Spannend is het. Bobbie is een brugpieper, zoals dat heet: iemand, die voor het eerst naar de middelbare school gaat. Iemand die in de brugklas zit, de eerste klas van de middelbare school.

Bobbie gaat naar de nieuwe Dalton scholengemeenschap bij hem in het stadje. Hij is misschien iets ouder dan jullie, maar Bobbie voelt zich klein, zo klein tussen al die stoere jongens en meisjes. Zijn tas is te nieuw en hij is te onzeker. Een paar kinderen van de lagere school, de basisschool, waar hij eerst op zat, zitten gelukkig bij hem in de klas; tenminste nog iets bekends. Het is ook wel leuk, wel spannend, al die nieuwe dingen: Franse woordjes, wiskunde en studielessen. In de studielessen leer je hoe je het beste kunt leren. Het is allemaal heel anders dan op de basisschool.

Bobbie zucht eens diep. Waarom, vraagt hij zich af, waarom nu al die moeite? Weer helemaal opnieuw beginnen. Je weer klein en bang voelen, hopen dat ze je niet pesten. Dingen leren waarvan je je wel eens afvraagt, moet ik dat nu echt wel weten? Wat maakt het bij voorbeeld uit of ik die som nu wel of niet kan maken. Hij denkt terug aan de C-week op Noverosa, daar hoor je ook vaak nieuwe dingen. Hij was ook deze zomer voor het eerst op de C-week. Natuurlijk niet voor het eerst op Noverosa, maar toch… Daar, op Noverosa, daar voelt hij zich nooit klein. Bobbie mijmert verder. Als je nu eens altijd op Noverosa zou kunnen zijn, zou dat niet geweldig zijn…

‘Wat betekent un crayon, Bobbie?”
Bobbie schrikt op. ‘Een potlood,” fluistert zijn buurman. 
‘Een potlood!’ zegt Bobbie hardop.
”Une pipe, Marion,” zo gaat de leraar Frans verder.

Gelukkig, hij heeft niets gemerkt, dat was nou wel het laatste waar Bobbie zin in had. Meteen voor schut te staan in zo’n volle nieuwe klas. 
‘Bedankt hoor,” fluistert Bobbie naar zijn buurman.
Deze haalt zijn schouders op: ”t Is niks joh.”

Maar Bobbie weet nu waarom het toch goed is, dat hij hier op school zit. Hier tussen al die verschillende kinderen. Want altijd op Noverosa, dat kan gewoon niet. Het gaat er toch juist om, dat je met dat bijzondere van Noverosa, de kracht van de Tempel, de wereld in trekt. Het gaat er juist om dat je die stille Kracht met je meeneemt, er uit leeft temidden van alle mensen, met wie je vriendschap en soms ruzie hebt. Dat bijzondere draag je mee, dat blijft altijd bij je.

Het is zinderend warm. Het is middag. Marie-Sol loopt langzaam naar school. Ze heeft een keurig jurkje aan. Alle kinderen in deze nette buurt zien er heel netjes uit, als ze naar school gaan. Marie-Sol is een meisje, ongeveer net zo oud als jullie en ze woont in Brazilië. Ze gaat altijd alleen maar ’s middags naar school, want ’s ochtends, als het nog niet zo heel erg heet is, slaapt ze uit.

’s Avonds is het in Brazilië namelijk nog veel te warm om op tijd naar bed te gaan. De kinderen blijven wel tot twaalf uur op. Ze kunnen dan natuurlijk nooit de volgende ochtend om zevenuur hun bed weer uit. Ze slapen dus uit en gaan pas ’s middags rond een uur of één naar school. 

De school van Marie-Sol lijkt wel een gewoon huis. Bij een soort poort, in een muur die om het huis heen loopt, staat een oppasser met een walkie-talkie in zijn hand. Hij let er op, dat de kleintjes niet zo maar de straat oprennen en dat er geen rare dingen gebeuren. In de tuin rondom de school staan vrolijk gekleurde banken en leuke kleine speelhuisjes. Maar in die tuin gaat Marie-Sol nu nog niet spelen. Zij moet eerst gewoon de klas in. Eerst sommen maken, net als jullie op school doen. Marie-Sol buigt zich over haar sommen, maar haar gedachten zweven weg. Weg naar de zomerweek op Marilía, dit is in Brazilië het conferentieoord voor de kinderen, net als bij ons Noverosa. 

In Brazilië zijn de zomerweken ongeveer op hetzelfde moment als bij ons op Noverosa. Alleen is het in Brazilië dan winter. Niet zoals bij ons met sneeuw en ijs, maar daar is het dan net lekker; zo’n 24 tot 25 graden. De kinderen daar hebben dan ook maar één week vakantie en alle jeugdweken, dus voor A, B, C en D- groep zijn tegelijkertijd op verschillende conferentieoorden.

Marie-Sol is naar de A-week geweest. Wat was het fijn daar! Waarom moest ze nu weer op school zitten, tussen allemaal kinderen met wie ze helemaal niet over deze A-week kan praten? 

Was ik maar voor altijd vrij, denkt Marie-Sol. Hoefde ik maar nooit meer sommen te maken, peinst ze, nooit meer. Maar wat dan? Altijd spelen, altijd op Marila? Marie-Sol kijkt haar klas rond en weet dan dat dat het ook niet is. Doordat ze hier op school is, door haar vriendinnen, weet zij, dat het heel bijzonder is, waar ze op Marilía over praten. Als ze altijd alleen zou zijn, of altijd op Marilía, dan zou het misschien niet zo speciaal meer zijn. 

Wij komen bij elkaar op onze jeugdconferentie-oorden en op onze jeugddiensten om ons te herinneren aan dat ene, aan de Roos des harten. En dan, als je weer heel goed gevoeld hebt waar het om gaat, kun je de wereld weer in, ja, moet je de wereld weer in. En de Roos in je hart, de stille Kracht, die gaat met je mee!

Françoise staat op het busje te wachten. Françoise woont een eindje buiten het dorp. Ze wordt elke dag opgehaald door een schoolbus. Ze is een beetje zenuwachtig, altijd spannend weer zo’n nieuw schooljaar en zo’n eerste dag na twee maanden vakantie. Als ze in de verte de dieselmotor van de schoolbus al hoort ronken, komt haar vriendin Elaine met verwarde, ongekamde haren en een stuk stokbrood in haar hand aangerend. Elaine, zoals altijd op het laatste nippertje; dat is tenminste onveranderd. Françoise moet lachen. 

“Nog net op tijd joh, gelukkig! Fijne vakantie gehad?” Elaine knikt. Met haar mond vol stokbrood en hijgend stapt ze samen met haar vriendin de schoolbus in. Françoise zit op de lagere school in Frankrijk. In Frankrijk ga je eerst 2 jaar naar de kleuterschool, net als bij ons. Alleen is het daar nog echt een aparte school. Daarna ga je naar de lagere school, waar bij ons groep 3 begint. Op de lagere school blijven ze dan 4 jaar. Als de kinderen 10 of 11 jaar zijn, gaan ze naar de middelbare school.

De Franse kinderen leren gewoon rekenen, taal en aardrijkskunde op school. Maar verder gaat het ook bij hen weer net even anders. Françoise bij voorbeeld, krijgt iedere middag warm eten op school. Ze heeft 2 uur pauze tussen de middag, waarvan ongeveer één uur om te eten in de kantine van de school. Er zijn dan studenten van zo’n jaar of twintig die toezicht houden, zodat de meesters en juffen ook zelf even rustig kunnen eten. Daarna kan ze dan nog een uur spelen met haar vriendinnen, die ook overblijven. Om vier uur zijn de lessen afgelopen, maar Françoise blijft dan nog tot zes uur op school en maakt daar haar huiswerk.

Haar vader en moeder werken allebei en zo zijn ze dan ’s avonds allemaal tegelijk weer thuis. Françoise is deze zomer voor het eerst op de B-week op Noverosa geweest, maar ze kan er niet goed over vertellen. 
‘Waarom ze nou toch naar Nederland was gereisd?” vragen haar vriendinnen.
‘Daar regent het toch alleen maar? Was naar Spanje of naar het zuiden gegaan!’

Françoise zucht. Wat moet je daar nou op zeggen? Uitleggen dat het weer op Noverosa helemaal niet belangrijk is?
Elaine kijkt naar haar en zegt: ‘Maar vertel op, wat heb je er allemaal gedaan, want ik zie aan je dat je het heel leuk hebt gehad. Je zei net dat er ook Nederlandse en Duitse en Zweedse kinderen waren. Heb je daar allemaal mee gepraat? Hoe gaat dat nu precies?’

En Françoise vertelt en vertelt, blij dat er iemand naar haar luistert, dat ze het allemaal nog eens kan vertellen. Hoewel ze niet goed uit kan leggen wat er nu zo bijzonder is aan Noverosa, merkt ze aan Elaine, dat zij het toch wel begrijpt.

Dieudonné wordt wakker van de haan, die luid kraait op het erf. Snel opstaan, want Dieudonné moeteenheeleindlopen naar school. En hij wil er zijn voordat de zon begint te schijnen, want dan is het echt te heet om over de weg te lopen, de lange weg naar school. Dieudonné is een jongetje uit Afrika. Hij mag gelukkig naar school. Er zijn in Afrika ook nog heel veel kinderen die thuis moeten blijven om te helpen met het werk op het land. Maar Dieudonné gaat naar school en hij vindt dat fijn. Het is wel een heel eind lopen, maar dat heeft hij ervoor over. Hij wil heel graag leren lezen. Straks zal je horen waarom.

De school van Dieudonné bestaat eigenlijk alleen maar uit een dak van golfplaten met achter het bureau van de meester een houten muur, waar het schoolbord tegen hangt en de landkaart. Verder is de klas aan alle kanten open. Het dak wordt alleen gesteund door dikke bruine houten palen. Muren zijn er trouwens ook niet nodig, want het is nooit koud in de streek waar Dieudonné leeft. In de klas onder het dakje staan houten banken met houten tafels ervoor. Twee aan twee zitten de kinderen daar netjes achter elkaar. De meester spreekt Frans met de kinderen. Vreemd nietwaar? Dieudonné krijgt dus meteen al les in een andere taal dan die hij thuis met zijn vader en moeder, broers en zusjes spreekt.

Ze beginnen vandaag met lezen. Dieudonné is als derde aan de beurt. Hij vindt het moeilijk en struikelt over zijn woorden, omdat hij probeert het snel te doen. ‘Dieudonné,’ zegt de meester. ‘Stop eens even. Doe eens rustig, waarom probeer je zo snel te lezen? Doe het kalm, dan maak je vast minder fouten.”

De meester is niet boos, maar toch barst Dieudonné ̈ in tranen uit. Wat nu?De meester trekt verbaasd zijn wenkbrauwen op.

‘Wat is er aan de hand, daar hoef je toch niet om te huilen, zo erg is het ook weer niet. Ik probeer je alleen maar te helpen.’
Ook de klasgenootjes zijn verbaasd, maar Dieudonne ̈ wil niet vertellen, waarom hij huilt. Dan vraagt de meester een ander kind om verder te lezen. Na schooltijd vraagt de meester aan Dieudonné om even te blijven.

‘Vertel eens op jongen, waarom is dat lezen zo belangrijk voor je, waarom wil je het zo goed doen?’ En dan vertelt Dieudonné dat hij deze zomer in ‘La Nouvelle Aube’ – dit is het conferentieoord in Afrika – geweest is met wel 30 andere Afrikaanse kinderen en dat hij daar in de Tempel van die prachtige verhalen gehoord heeft.

Aan het eind van de A-week kregen alle kinderen een boekje mee met ook zo’n mooi verhaal erin. En nu wil hij zo graag thuis het verhaal dat in het boekje staat zelf aan zijn broertjes en zusjes voorlezen, die niet mee naar de A-week waren geweest. In Afrika zijn er heel veel kinderen die niet naar de jeugdconferentie kunnen gaan, omdat ze te ver weg wonen of omdat ze te weinig geld hebben. 

De meester kijkt Dieudonné vriendelijk aan. ‘Weet je wat,’ zegt hij, ‘neem het boekje maar mee naar school, dan lezen we het eerst samen een keer door. Je hebt me trouwens nieuwsgierig gemaakt, ik wil nu ook wel weten of dat verhaal echt zo mooi is!’
Dieudonné is verbaasd. Dat had hij nooit verwacht. Hij was altijd een beetje bang voor de meester, en nu wordt hij door hem geholpen.
‘Nu snel naar huis jongen, anders wordt je moeder ongerust.’
En met een heel blij gevoel van binnen loopt Dieudonné naar huis terug.

Wisten jullie, dat er in de wereld nog een heleboel landen zijn, waar de kinderen naar precies dezelfde verhalen luisteren als waar jullie in deTempel keer op keer naar luisteren? Wat bijzonder, nietwaar? Denk je er wel eens over na, dat de kinderen met wie je op Noverosa bent, allemaal weer naar hun eigen land, naar hun eigen huis, naar hun eigen school terug gaan? Terug naar hun eigen omgeving, met diep in hun hart hetzelfde verlangen: de Roos in het hart open te laten bloeien én open te houden! Zelfs in die verre landen zoals Afrika en Brazilië zijn er kinderen, die net als jij weten dat er een Roos des Harten is. Kinderen die weten van het Land van het Werkelijke Leven. Als nu bij al die kinderen dat verlangen groeit, dat weten van de Roos des Harten, dan vorm je met al die kinderen één grote, sterke keten. Deze schakel van openbloeiende Rozen zal voor alle mensenkinderen van onschatbare waarde zijn.

Bron: De taal der klokken

BESTEL DE TAAL DER KLOKKEN