Hymne aan de zon van farao Echnaton
Hoe lieflijk verschijnt gij,
o levende zon, in de lichtberg des hemels,
gij die aan het begin van alle dingen staat.
Gij straalt uit de lichtberg in het oosten
en vult de landen der aarde
met uw schoonheid.
Uw stralen omvatten alle landen,
strekken zich uit tot
de grenzen van uw ganse schepping.
Ver weg zijt gij,
en toch in uw straling op aarde aanwezig;
wij aanschouwen u, toch kan niemand
de weg zien waarop gij gaat.
Als gij neerdaalt in de lichtberg in het westen,
ligt de wereld in duisternis, als dood.
De mensen heffen hun armen in aanbidding
wanneer gij verschijnt.
Uw stralen voeden al wat geplant is,
gij schijnt, en voor u leeft en groeit het.
De wereld ligt in uw hand gebed
zoals gij ze hebt geschapen.
In uw schijnsel leven de mensen;
wanneer gij ter ruste gaat sterven zij.
Het leven is in de tijd en de tijd is in u,
in u leven wij en zijn wij.