Abstract of concreet – artikel van Eric op ’t Eynde over het leerlingschap in Logon 2021 nummer 2

DOWNLOAD LOGON 2021-2 (PDF, 76 PAGINA’S)

LEES OP ISSUU.COM (BLADEREN)

BESTEL HET TIJDSCHRIFT LOGON 2021-2 OP PAPIER

NEEM EEN (PROEF)ABONNEMENT OP LOGON

Formuleren we de titel als een vraag: wat is concreet, wat is abstract in ons leven als lerende en op de geest gerichte mens, als leerling? Een ontdekkend en lerend in het leven staande mens die gedreven zoekt naar de doorgang naar de grond van zijn bestaan, noemen we een leerling. Een groep van leerlingen die elkaar ondersteunen in hun zoektocht, noemen we een school. Soms heeft een school een meester. Voorbij de doorgang ligt het nieuwe leven, dat zich op een hoger trillingsniveau afspeelt, een leven uit de geest. 

Abstract of concreet. Een van de woorddefinities bepaalt ‘concreet’ als zintuiglijk waarneembaar en ‘abstract’ als bovenzintuiglijk. Dezelfde tweedeling vind je terug in de etymologie van het woord werkelijkheid: werkelijk is waar je in de wereld om je heen aan kan werken, in tegenstelling geplaatst tot innerlijke beleving.

Plato maakt in zijn overdenken onderscheid tussen twee werelden: de concrete, waarneembare wereld van alledag en de echte wereld van onveranderlijke abstracties, buiten tijd en ruimte. Twee werelden.

De confrontatie tussen het eigen, jonge bewustzijn van de beginnende leerling en een wereldvisie, of een leer, of een school kan leiden tot een snel en extreem heen en weer slingeren tussen het herkennen van elementen van de zieleweg in het eigen leven, concreet, enerzijds, en het schijnbaar onbereikbaar ver verwijderd zijn van dat nieuwe leven anderzijds. De eigen ziel wordt afwisselend denkbeeldig geplaatst in de tastbare realiteit van het leven en dan weer ver weg in een punt op oneindig. De ziel wordt dan gezien als een realiteit waar wij, stervelingen, niets bewust van kunnen ervaren. Wordt dat laatste gezichtspunt een tijd lang vastgehouden, dan vormt zich de overtuiging: de nieuwe ziel is iets waar wij niets van kunnen ervaren en waaraan wij niets kunnen doen. De kandidaat blijft met lege handen achter in een tijdelijke stilstand.

Aan het andere uiterste van de slingering denkt de leerling concrete manifestaties in zijn leven te ontdekken van zijn voortgaan op het pad en ziet hij de opdrachten heel dichtbij, tot in de materie.Wat hij weet en kan, zal al lerend op zijn weg worden ingezet. Ook in het werken in de arbeid van een school of in het omgaan met zijn meester. Vaak passioneel en temperamentvol. Tot hij op een muur botst in het leven of door een toespraak of een literatuurfragment zijn ziel opnieuw op oneindig projecteert.

Is dit verre projecteren een verticale beweging in de richting van wat hij zoekt? Zolang er beweging blijft, is het goed met de leerling en kan hij leren. Zijn bewustzijn evolueert en uit het contact met de intensieve leeromgeving ontwikkelt zich de nieuwe ziel. Problematisch wordt het als één van de uiterste standpunten wordt vastgehouden en verdedigd: er wordt een negatief niet-doen beleefd of er wordt gehandeld vanuit de volledige maakbaarheid van de eigen ziel door het actuele bewustzijn.

Ken je als ervaring de onzekerheid die voortkomt uit de ongrijpbaarheid van de ziel, uit de ongrijpbaarheid van ‘een lerende mens te zijn’? Dit afgezet tegen een steeds sterker en dus concreet er varen verlangen naar vernieuwing, naar de Mens, naar wat ons overstijgt.

Er is de factor tijd. Tijd als in: de leeftijd van de individuele leerling. En tijd als in de leeftijd van de school, de leeromgeving. Als individu kwamen we mogelijk op jongere leeftijd en met jeugdig enthousiasme in contact met zo’n school, in de opbouwfase van ons aardse leven, dat ook de nodige tijd en energie opeist, die beide nog overvloedig, ja, vrijwel onbegrensd beschikbaar lijken te zijn. We leiden een actief maatschappelijk leven en we zetten ons ten volle in, ook in de organisatie van onze school. En we leren door de slingeringen van onze visie op de nieuwe ziel, in de voortdurend veranderende relatieve posities van ik en de ziel.

Nu zijn we ouder; de maatschappij verwacht minder van ons. De nog beschikbare tijd en energie kunnen in de organisatie van de school worden ingezet. Want het nodige werk blijft en de jongere generaties hebben weinig tijd voor engagement na de wereldse verplichtingen, waardoor wij dan weer geen tijd vinden voor het misschien ooit in de toekomst verwachte meer abstracte leerlingschap.

Misschien kunnen we contemplatief worden, later? Slingerbewegingen tussen abstract en concreet in het gemoed van de leerling, die minder kunnen worden doordat er gewoon minder levensenergie, minder goede oude levensether beschikbaar is. De grote sprong in het leven is gemaakt en blijkt, achterom kijkend, minder ver dan verhoopt en ook niet helemaal in de goede richting. Die ervaring levert dan een karmische levensles op voor een volgende leercyclus. De slingeringen kunnen ook minder worden door inzicht en levenshouding en door het open komen van de nieuwe ziel, in heel concreet leerling zijn, in het verwerkelijken.

We hebben geleerd van het onvermijdelijke en het vermijdbare beweeg in ons eigen innerlijk, waardoor daar ondanks alles een stille ruimte is ontstaan. En in die ruimte iets volkomen nieuws. Dat nieuwe maakt het mogelijk dat we, ondanks alles, een in de groep van lerende mensen groeiende ‘innige vriendschap’ kunnen ervaren. Een vriendschap van de ziel, als de som van de liefde – dat is abstract – en de kracht – dat is concreet – van God.

Misschien is de beweging in het gemoed van de leerling inmiddels gekanteld: geen slingeringen meer tussen een abstracte visie en concreet handelen, die zich beide afspelen in het horizontale vlak van onze werkelijkheid, maar nu een zich daadwerkelijk verheffen in de verticaliteit van geestinstroming. Dat is dan geen projectie meer.

Werken is per definitie concreet, verwant aan verwerkelijken. Geest is abstract. De geest brengt ons het Godsplan, de idee waar het met mens en wereld naartoe moet. Tussen plan en werken zal een vertaalslag moeten plaatsvinden.

Werken gebeurt zowel naar binnen als naar buiten gericht, afwisselend. Ook innerlijk werken kan heel concreet zijn, magisch, dat is verwerkelijkend. Naar binnen gerichte magie is zelf-verwerkelijkend. Op basis van ons ene bewustzijn zullen we dan handelen, concrete daden stellen en in de nooit liegende materie een reflectie waarnemen van het resultaat van ons handelen. Om daarvan te kunnen leren.

Karl von Eckartshausen schrijft in Enkele woorden uit het binnenste:
‘Zoals de zon alles zichtbaar en werkelijk maakt in de zintuiglijke wereld, zo maakt de Christus alles herkenbaar en werkelijk in de wereld van de geest. Zoals de zintuigelijke mens alles ziet in het licht van de zon, zo ziet de geestelijke mens alles in het licht van de geest. Dit schouwen is wijsheid – de dingen zijn er waarheden.’

BESTEL ENKELE WOORDEN UIT HET BINNENSTE

Het hoofd van een mens bevat de hersenen. In het hoofd zijn ook de poorten gelegen van de zintuigen: ogen, oren, mond en neus en een deel van de huid. De voornaamste basisfunctie van de hersenen is navigeren, op basis van een innerlijke kaart van de werkelijkheid, voortdurend geactualiseerd door de input van de zintuigen. Zo kunnen we ons lichaam bewegen door deze onze werkelijkheid heen. Geestinstroming wijzigt het hoofd en verandert de waarneming, hertekent de innerlijke kaart, geeft op die manier toegang tot een andere werkelijkheid. Het gaan van onze levensweg door deze werkelijkheid doet ons volkomen nieuwe wegen ontdekken.

Bron: Logon 2021 nummer 2

DOWNLOAD LOGON 2021-2 (PDF, 76 PAGINA’S)

LEES OP ISSUU.COM (BLADEREN)

BESTEL HET TIJDSCHRIFT LOGON 2021-2 OP PAPIER

NEEM EEN (PROEF)ABONNEMENT OP LOGON