Mythische dieren: De eenhoorn, de leeuw en de duif

Een universeel symbool is te beschouwen als een eenheid, waarin een gehele wetenschap, de gehele wijsheid van een sfeer of een wereld ligt opgeslagen. En een mens, die door innerlijke arbeid de sfeer van zo’n wereld nadert, kan juist door een symbool over een drempel worden getild. Ook is ieder symbool te zien als een veelzijdige diamant, en ieder facet ervan kan weer op meerdere manieren worden uitgelegd. Aan dierensymbolen worden al sinds de oudheid bepaalde eigenschappen toegedacht. Enkele diersymbolen die in De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis worden aangewend, krijgen aan de hand van de uitleg van J. van Rijckenborgh, grondlegger van de School van het Moderne Rozenkruis, een bijzonder geestelijk reliëf als hij de zinvolle betekenis ervan ontsluit.

Het ligt voor de hand dat alle werkelijk serieuze kandidaten van de alchemische bruiloft, zij die aan de minimumeisen, door de geest gesteld, voldoen, zich op een gegeven moment innerlijk volkomen vrij voelen van alle dramatische bewogenheden van de weegschaal-oordelen. Zij treden binnen in de rust en de stilte van spirituele sereniteit, de rust die Jezus de heer in uitzicht stelt aan allen die hem navolgen, de rust van de eenheid met de geest. Eerst dan kunnen de werkelijke doelstellingen van het waarachtige leerlingschap vrij komen en zich doen gelden. 

Daarom lezen wij in De alchemische bruiloft over de sneeuwwitte eenhoorn met de gouden halsband, over de leeuw, als wachter bij de fontein, en over de witte duif met de olijftak in haar snavel, hoge symbolen van de vurige, vlammende driehoek, van de trigonum igneum van het klassieke rozenkruis. Zij hebben betrekking op de drie primaire stralen van de zevengeest. Als deze vurige driehoek in de mens brandt, is hij waardig de tempel van inwijding te betreden. Want deze driehoek maakt de kandidaat open voor de totale zevengeest.

De Bijbel spreekt ons enkele malen over de eenhoorn. Zo wordt in het boek Numeri gesproken over ‘de kracht van de eenhoorn’ . In het prachtige boek Job lezen wij: ‘Zal de eenhoorn u willen dienen? Zal hij willen overnachten aan uw legerstede? Kunt u de eenhoorn met touw in de voren dwingen? Zal hij achter u de dalgrond eggen?’ En in Psalm 29 wordt gezegd: ‘De stem van de heer beweegt de Libanon en Syrië’ als een jonge eenhoorn. De stem van de heer houwt er vlammen vuurs uit.’ 

Deze citaten doen uitkomen dat de eenhoorn het symbool is van de hoge spirituele idealiteit, van de eenpuntige, ‘eenhoornige’ gerichtheid. De eenhoorn is wit, sneeuwwit, en draagt een gouden band om de hals, zo wordt er gezegd. Hier wordt de aandacht gevestigd op de reine, gezuiverde, door de geest geleide nieuwe wil, die in en door de eerste straal van de Zevengeest, het eerste aanzicht van de vlammende driehoek, ontstoken wordt. Wie waarlijk door de geest Gods ontstoken is, gaat uit van een volkomen éénpuntig gerichte nieuwe wilsstaat. Wie de nieuwe wil bezit, staan de krachten Gods ter beschikking. Die mens zal ondervinden dat de eenhoorn hem of haar volkomen zal willen dienen, als een eigenschap van binnenuit. 

U legt uw wil van tijd tot tijd een juk op de schouders. U tracht uw wil bepaalde opdrachten te geven. U zegt dan tegen uzelf: ‘Voortaan wil ik dat doen of dat niet doen.’ U vecht dan tegen uzelf. Doe dat maar niet meer, want nooit u zult met die methode succes hebben. Indien evenwel de nieuwe wil werkelijk in u geboren is, uit zielekwaliteit en nieuwe levenshouding, dan zal, zo zegt de Bijbel, ‘de eenhoorn overnachten aan uw legerstede’, hetgeen wil zeggen dat de wil spontaan, van binnenuit, als een niet-anders-meer- kunnen, als zuiver God dienend, uw gehele levensstaat zal bepalen. 

Zelfs, en ook, als u bijvoorbeeld in de toestand van slaap verkeert en dus geen controle meer hebt over uw persoonlijkheid. Zelfs dan zal de nieuwe wil uw wegen en uw handelingen bepalen, omdat hij volkomen afgestemd is op uw taak, op de weg die u te gaan hebt, op het proces dat u moet vervullen. Dan zult u dus de eenhoorn in de voren van het oogstveld gebonden hebben. In een geploegd land worden voren getrokken, waarin de boer het graan zaait. 

Hier wordt dus gedoeld op een geordend leven. Als de nieuwe wil in u ontstoken is, zal uw gehele levens- staat een harmonische en krachtige orde tonen. De eenhoorn zal in het oogstveld in de voren gebonden zijn, en, zo nodig, ook het onkruid wieden, de aarde eggen. De wil is een machtig vuur. Wiens wil door de geest Gods ontstoken is, zal dan ook een wil bezitten waaruit de stem van de Heer vlammen van vuur, vol macht en glorie, te voorschijn roept. 

De wil is het grootste magische instrument van de mens. Is de wil niet in de geest Gods ontstoken, dan zult u nimmer tot de praktijk van gnostiek-magische handeling kunnen komen. 

Ook het leeuwensymbool is groots van openbaring. Het is het symbool van de liefde Gods, die universeel en alomvattend is. Daarom is de leeuw het symbool van de tweede straal van de Zevengeest. Wie de eenhoorn bezit zal, zoals vanzelf spreekt, ook de leeuwenkracht bezitten. Immers, God is liefde. 

U zult ongetwijfeld van de leeuwensymboliek weten. Wij wijzen u bijvoorbeeld op Openbaringen 10:3: ‘Hij riep met luider stem, zoals een leeuw brult, en toen hij riep lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen.’ Dit wil zeggen: als de liefde Gods zich in een mens kan openbaren, is tegelijkertijd de Zevengeest aanwezig.

Het is noodzakelijk u hier, evenals de Bijbel dat doet en alle geestelijke boodschappers, ook te wijzen op de valse liefde, die eveneens wel door het leeuwensymbool tot uitdrukking wordt gebracht. Wij doelen hier niet op emotionele gevoelsbewogenheden, met hun bekende uitkomsten en beperkingen van sympathie en antipathie, doch op de zogenaamde liefde, die gelijk het sissende slangenlijf over de wereld schuifelt, op het addergif van het leven van de natuur-des-doods, waarvan sommige mensen zo het toonbeeld kunnen zijn. Zij bootsen de stem van God na en vertonen de lieflijkste glimlach, maar bedoelen een moord, namelijk moord op de ziel van een mens. Als de ziel wordt vermoord, betekent dit ook altijd een lichaamsmoord, want als de ziel van een mens verpletterd wordt, zal het lichaam onherroepelijk ineenstorten. Dan wordt de mens ziek, hij zal het lichaam niet in stand kunnen houden en voor zijn tijd heengaan. 

Wij zagen als aanzichten van de trigonum igneum, ten eerste de eenhoorn, het symbool van de in God ontstoken wil, in eenpuntige gerichtheid op het ene doel geconcentreerd; en ten tweede de leeuw, die deze concentratie omvat met de universele liefde. Wie in de geest Gods ontstoken is, wordt door deze al vervul- lende liefde aangeraakt en er geheel en al van doorgloeid.V an dat moment is deze liefdekracht van de eeuwigheid de grondtoon, de voedingsbodem, van geheel het bestaan. 

Als dan ook een kandidaat in de gnostieke mysteriën die de tempel van inwijding nadert, na alle astrale bewogenheden in het grensland de grens overschrijdt en de rust en de stilte van de rozentuin binnengaat, spreekt het vanzelf dat de eenhoorn deze hof betreedt en eer bewijst aan de leeuw, de wachter bij de bron. Immers, Gods wil en Gods liefde zijn fundamenteel voor deze hof: het optreden van de eenhoorn verbeeldt hier de afwijzing van iedere natuurgerichtheid door de mens die de rozenhof is binnengegaan. 

Let nu op de leeuw, die een ontbloot zwaard in zijn klauwen houdt. Als de een- hoorn, de in God ontstoken wil, de hof der inwijding betreedt, breekt de leeuw het zwaard in stukken en doet ze verzin- ken in de bron der wateren, ten bewijze dat de oordeelsbrand geweken is en dat de arbeid van de alchemische bruiloft thans een aanvang zal kunnen nemen. Een machtig leeuwengebrul stijgt omhoog, als een juichkreet.

Op deze kreet komt een sneeuwwitte duif aangevlogen, met een takje van de olijfboom in de snavel. U weet dat de duif altijd het symbool is geweest van de geest. Denk maar aan de Jordaan, waar Jezus de heer de geest ontving door middel van de duif, die op hem nederdaalde. De duif met de olijftak is in het bijzonder het symbool van de derde straal van de Zevengeest, de actieve, zich geheel aan God toevertrouwende en toewijdende intelligentie, de straal die de trigonum igneum volkomen maakt. De duif vertegenwoordigt hier die intelligente levenshouding, die onder alle omstandigheden de ware vrede dient, de vrede die van God is. Het werk moet in vrede en door vrede worden volbracht. Daarom heeft de duif een olijftakje in haar bezit. Daarom brengt zij dit takje aan de leeuw. En daarom daalt de vrede die van God is, over de hof. 

Zie deze heerlijke wijsheid en deze grote schoonheid ten duidelijkste in: één zijde van de driehoek wordt gevormd door het vuur van de wil, de andere zijde door het klare blanke licht van de vrede. Het vuur wordt in de Gnosis gesymboliseerd door de man, het licht door de vrouw. De basis van de driehoek, als verbindende schakel, is de tweede straal, die van de universele liefde. Is het niet logisch dat zulk een driehoek moet vlammen van kracht? Zo is de trigonum igneum! 

Nu zult u ook het woord uit Openbaring II begrijpen: ‘Ik zal mijn twee getuigen opdracht geven om, met een zak bekleed – het kleed van boete, het kleed van het offer voor wereld en mensheid – te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang’ – symbool van het getal negen, het getal van de mensheid. ‘Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars, die voor de god van de aarde staan. En niemand zal hen kunnen beschadigen.’ 

De magie van deze woorden is in alle voorgaande broederschappen en ook in de jonge Gnosis tot uitdrukking gekomen. In alle gnostieke broederschappen was en is steeds de signatuur deze, dat de innerlijke leiding uitgaat van een daartoe in directe lijn geroepen man en vrouw. Zij vormen de recht opgaande zijden van de driehoek, gedragen door de tweede straal van de Zevengeest, als een onaantastbaar getuigenis van de universele Logos, van de vlammende driehoek, geplaatst midden in de doodsnatuur voor de god der wereld. 

Dat is nu de kracht van de Gnosis, dat er steeds weer opnieuw de twee olijfbomen zijn: het vuur, de eerste straal, en de vrede die alle verstand te boven gaat, de derde straal, in de kracht van de liefde Gods, de tweede straal. Daarom is de jonge Gnosis, die eveneens aan deze signatuur voldoet ‘die zij zichzelf niet gegeven heeft’ een waarlijk gnostieke mysterieschool. En daarom is op haar serieuze leerlingen het woord van toepassing vervat in Romeinen II, dat zij zijn ‘als takken, van nature behorend tot de wilde olijfboom, thans, tegen hun natuur in, geënt op de gnostieke olijfboom’. 

De duif komt aanvliegen en brengt een takje van de olijfboom aan de leeuw, die het verstoord verslindt, maar daarna tevreden is. Ook de eenhoorn keert verheugd naar zijn plaats terug. Begrijpt u deze taal, deze zo vreemde taal, deze mysterietaal? In de ware hof van de broederschap, in de mysterieschool, zal iedereen die gerechtigd is daarin binnen te treden, door de vertegenwoordigster van de derde straal worden toevertrouwd aan de universele liefde Gods en haar kracht, nadat de vertegenwoordiger van de eerste straal daartoe de mogelijkheid geschapen heeft. Zo zullen de wilde en afgerukte olijftakken aan de god van de wereld worden ontrukt en op de ene stam geënt kunnen worden. 

Dat zich in de hof van de broederschap een bron bevindt zal geen verwondering geven. De bron is altijd het beeld van de zich onophoudelijk openbarende wijsheids- en krachtradiaties van de universele geest. Daarom staat er in Openbaringen 21: ‘Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet.’ 

Daarom stroomt er een voortdurende stroom van wijsheid, liefde en kracht door de jonge Gnosis: een levende bron van goddelijk water, waarin allen die er open voor zijn, handen en hoofd kunnen wassen. Daarom staat er in de tekst van De Alchemische Bruiloft:

‘Wij moesten onze handen en ons hoofd in de bron wassen en aldaar in dezelfde volgorde een ogenblik wachten, totdat de Koning zich door een verborgen gang weer naar zijn zaal had begeven. Daarna werden wij naar onze vorige verblijfplaats teruggebracht.’

Wie is de koning van wie hier sprake is? Het is noodzakelijk ook dat te begrijpen, om des te duidelijker te kunnen zien hoe dicht de inhoud van De alchemische bruiloft bij ons staat. 

De inwijdingstempel, die ons in het boek wordt geschetst, is volkomen gelijk aan die van het levende lichaam van de jonge Gnosis. Dit is een veld van geestelijke ont- wikkeling, ten nauwste verbonden met en uitgaande van de universele gnostieke keten. Daarom is de geest zelf in dit veld werkzaam, uitgaande van het zevende aanzicht, het opstandingsveld. En namens de geest, of de koning, zijn daar aanwezig de eenhoorn, de leeuw en de duif, vertegenwoordigd door de Innerlijke School. Om vervolgens allen die daartoe geadeld zijn, in de hof van de broederschap welkom te heten en tezamen met hen het Levende Lichaam groot te maken. 

Ook bij iedere noodzakelijke werkzaamheid treedt steeds in het Levende Lichaam de geest zelf op. En alle hem vertegenwoordigende stralen en dienaren en dienaressen doen dan een machtige licht- en krachtstroom uitgaan tot alle aanzichten van het Levende Lichaam, waarop de geest zich wederom terugtrekt in de domeinen van het Gouden Hoofd, het opstandingsveld.

Na het bad van de geest worden alle kandidaten aan hun eigen staat-van-zijn overgelaten, om het eigen alchemische omzettingsproces te voltrekken. Doch hoewel aan de eigen staat-van-zijn overgelaten, verkeren allen nochtans in de uitzonderlijke omstandigheid, te mogen verblijven in het gnostieke Levende Lichaam, het tehuis van de broederschap. Zij zijn in dit opzicht eenzaam, maar nooit verlaten. In deze bijzondere genadestaat mogen en moeten zij het grote werk volbrengen. Het is dáárom een bijzondere genade-staat, omdat iedere kandidaat die zo in het Levende Lichaam verblijft, steeds, als het nuttig en noodzakelijk is, de hulp van de geest zelf genieten mag. Daarom staat er in de tekst: 

De Jonkvrouw nam intussen afscheid. Zij verzocht ons de volgende dag geduldig af te wachten, daar wij dan zouden worden voorgesteld aan de Koning. 

Bron: Tijdschrift Pentagram 2018-4

In het voorjaar van 2019 verscheen bij Rozekruis Pers De paradijsvogel en andere mythische dieren – oerbeelden van zielenleven, door Ankie Hettema, met aquarellen door Theo Lamers.