Het symbool dat we vandaag nader gaan beschouwen heet de duivel, de onrechtvaardigheid, de leugen. Het stelt een halfmenselijk, halfdierlijk monster voor dat op een troon, een zwarte kubus – zit. Op zijn kop draagt het hoorns, waartussen een omgekeerd pentagram hangt met de punt naar omlaag. Het heeft vleermuisvleugels en aan zijn poten enorme vogelklauwen in plaats van tenen. Voor hem knielen twee met kettingen aan de kubus geketende gestalten, zijn leerlingen. Symbool XV bevindt zich recht tegenover symbool VIII, dat waarheid, rechtvaardigheid en gerechtigheid voorstelt. Een sterke tegenstelling dus.
Symbool XV is het vijfde symbool van de Horusweg. Het zegt ons dat degene die het hoogste bereiken wil, zich door de diepste diepten zal moeten laten slepen. Na de keuze (symbool VI) wordt de mens een eenzame en onbegrepen pelgrim (symbool IX), geraakt in wanhopige situaties (symbool XII) en krijgt met leugen en onrechtvaardigheid te kampen, met geestelijk geweld, dat de waarheid verdraait, onwaarachtigheden predikt en mensen in zijn ban brengt (symbool XV).
Je ziet, de Horusweg, de weg van de geest, is een zware, huiveringwekkende weg, die echter in zuiver licht eindigt. Leugen en onrechtvaardigheid zijn nodig om waarheid en rechtvaardigheid te kunnen kennen, en omgekeerd geldt hetzelfde. Wie in het ene leven onder leugen en bedrog geleden heeft, zal in een volgend een opvallende voorkeur aan de dag leggen voor waarheid en gerechtigheid. Zo staat in het grote plan ook het kwaad ten dienste van het goede. En ga nu heen. Vrede zij met je.’
Toen de jonge priester ’s avonds zijn lichaam verlaten had en met zijn begeleider door de nachtelijke hemel vloog, zei deze tot hem: ‘Vandaag moet je de stromingen in het rijk van de geesten leren kennen en de wachter ontmoeten.’ Het scheen de jonge priester toe alsof ze deze avond een andere kant opsnelden. Eigenlijk was van een richting geen sprake. Wat plaatsvond was van een geheel nieuwe aard. Wolken torenden in het donker op en vormden een diep en nauw dal, waaruit de jonge priester iets tegemoet waaide, dat hem vrees en schrik aanjoeg.
‘Ieder die hier binnendringt,’ zei zijn begeleider, ‘moet de wachter ontmoeten.’
‘De wachter? Wie is dat?’
‘Hij is het product van je misstappen en vergissingen in je vorige levens. Hij is door jou geschapen. Kijk daar komt hij aan!’
De jonge priester keek het wolkendal in. Uit de nevel kwam geleidelijk een gestalte naar voren, een mismaakt en afstotend monster, half mens, half dier. De uitpuilende, afschrikwekkende ogen dreigend en vast op de jonge priester gericht kwam naderbij. ‘Wees niet bang,’ zei diens begeleider geruststellend, ‘kijk hem rustig aan. Ik blijf bij je.’
Een onnoemlijk afgrijzen, een nooit eerder ondervonden ontzetting beving de jonge priester. Het angstaanjagende monster stond vlak voor hem. De begeleider sprak: ‘Je zult de wachter van nu af aan altijd voor je zien, want je bent nu een ziener. Iedere keer wanneer je iets slechts of onzuivers denkt of doet, zal hij dreigend opzwellen en op je toekomen om je vrees en afgrijzen in te boezemen. Iedere zuivere gedachte daarentegen, iedere nobele, onzelfzuchtige daad zal hem ten gunste doen veranderen en hem geleidelijk zijn afstotelijkheid doen verliezen, zo zal hij een stralende persoonlijkheid van bovenaardse schoonheid worden om zich tenslotte met jou, zijn verwekker, tot één wezen te verenigen. Hij was ook vroeger reeds altijd bij je in de buurt, maar je zag hem niet. Van nu af aan echter, zal je hem steeds, ook stoffelijk, voor je zien.’
De jonge priester huiverde. Ze vlogen omhoog. Het wolkendal verdween in de diepte. De wachter bevond zich naast de jonge priester, doch was vanwege zijn samenstelling slechts voor hem en zijn begeleider zichtbaar. Ze zweefden nóg hoger en kwamen gestalten tegen die door een uitzonderlijk stralende glans omgeven waren, welke het van henzelf uitgaande licht verre overtrof. ‘Dat zijn degenen,’ zei zijn begeleider vol eerbied, ‘die de bestemming van de volkeren bepalen en besturen. Zij zijn degenen die de heersers in hun beslissingen beïnvloeden en de massa’s opzwepen of kalmeren.’
Nevels kwamen golvend op en een gevoel van bewusteloosheid maakte zich van de jonge priester meester. Daarna ontwaakte hij in de tempel.
Bron: Egyptische Mysteriën, Inwijding in de Esoterische Tarot door Woldemar von Uxkull