Vrede in het na-christelijk tijdperk – Het boek dat niet mocht worden uitgegeven – Thomas Merton

BESTEL VREDE IN HET NA-CHRISTELIJKE TIJDPERK

In deze tijden van oorlog, in Europa en daarbuiten, is dit boek van Thomas Merton actueler dan ooit. Hij schreef het in 1962 toen de Koude Oorlog op zijn hoogtepunt was en het uitbreken van een kernoorlog waarschijnlijk leek. Hij beschrijft hoe het christendom vanaf de begintijd tot in de 20e eeuw over oorlog heeft gedacht. Het door Augustinus geïntroduceerde begrip ‘rechtvaardige oorlog’ speelt daarin een cruciale rol. Merton bespreekt morele dilemma’s ten aanzien van oorlogs- en vredesvraagstukken vanuit de christelijke moraal, die sinds de Eerste Wereldoorlog steeds minder relevant lijkt te zijn geworden voor politieke besluitvorming. Ook het handelen van mensen die zich christen noemen staat vaak op gespannen voet met het evangelie. Omdat het christendom voor velen slechts een façade is geworden spreekt Merton van het na-christelijk tijdperk. Zijn orde verbood publicatie van Mertons boek, omdat het niet passend was dat een monnik zich met dit soort zaken bezighield. Het pas in 2004 uitgegeven boek verscheen in september 2022 voor het eerst in een Nederlandse vertaling.

BIJ DEZE UITGAVE

Deze vertaling verschijnt in een tijd waarin oorlogen Europa en de wereld teisteren. Met name de inval van Rusland in Oekraïne vormde de aanleiding om met de vertaling van dit boek te beginnen en dat nu voor het eerst in het Nederlands verschijnt. Centraal staat de vraag wat de houding van een christen zou moeten zijn ten aanzien van oorlog en wat christenen kunnen doen om zich in te zetten voor vrede. Mertons analyses beginnen bij Bijbelteksten en hij beschrijft vervolgens hoe de christelijke leer over oorlogsvoering zich in de loop van de eeuwen heeft ontwikkeld tot in de 20e eeuw. Hij vraagt zich daarbij af of die leer niet aan herziening toe is sinds het mogelijk is om met kernwapens de hele beschaving te verwoesten.

De dreiging van een kernoorlog wordt vandaag de dag waarschijnlijk wat minder gevoeld dan in 1962 toen de Koude Oorlog op zijn hoogtepunt was – hoewel door het conflict in Oekraïne die mogelijkheid wel weer actueel is geworden. De vanzelfsprekendheid echter waarmee velen, ook christenen, vaak meegaan in oorlogsretoriek is er niet minder op geworden. Bezinning over onze drijfveren lijkt dan ook zeer noodzakelijk en er zijn mijns inziens maar weinigen die beter aanzetten kunnen geven voor zo’n bezinning dan Merton met zijn analyses en suggesties.

Het boek bestaat uit drie delen, waarvan het laatste en meest omvangrijke uiteraard Mertons eigen tekst is. Deze wordt voorafgegaan door een voorwoord geschreven door, de begin dit jaar overleden, Jim Forest. Hij kende Merton goed en als vredesactivist werd hij sterk gestimuleerd door Merton, die hij als een van zijn belangrijkste mentoren beschouwde. In het daaropvolgende deel geeft de eindredacteur, Patricia A. Burton een inleiding op het boek dat in 2004, ruim 40 jaar na dato, voor het eerst verscheen. Tot die tijd bestond het alleen als een verzameling stencils die ook nog in verschillende versies circuleerden. Mertons orde had publicatie van het boek verboden tijdens zijn leven, omdat men het niet passend vond dat een monnik zich met oorlogs- en vredesvraagstukken bezighield. Verder geeft deze tekst van Patricia Burton ook een mooi inzicht in hoe Merton te werk ging bij het schrijven van zijn boeken.

Mijn dank gaat uit naar Herman Roos die mij stimuleerde om met deze vertaling aan de slag te gaan. Hij en Leonie Eurlings-Straver hebben daarnaast mijn manuscript kritisch meegelezen en van zeer nuttige suggesties voorzien, waarvoor ik hen heel dankbaar ben.

Willy Eurlings

VOORWOORD DOOR JIM FOREST

Het was de bedoeling dat het boek dat u in uw handen houdt in 1962 zou worden gepubliceerd. Thomas Merton zou blij zijn geweest dat tweeënveertig jaar later dit liefdeswerk eindelijk in de boekhandels en bibliotheken ligt, maar het zou hem bedroeven dat het nog steeds actueel en ter zake is in plaats van een schrijnende herinnering aan een vervlogen tijdperk.

1962: cultureel nog steeds de jaren vijftig. Wat bekend zou worden als ‘de zestiger jaren’ was nog niet echt begonnen. West Side Story had de Oscar gewonnen voor de beste film van 1961. Van de Beatles had nog niemand gehoord.

John F. Kennedy was voor het tweede jaar president. Nikita Chroesjtsjov was in zijn vierde jaar als regeringsleider in de Sovjet-Unie. Het was drie jaar sinds de, door Fidel Castro geleide, revolutie zich meester had gemaakt van Cuba. De Amerikaanse militaire betrokkenheid in Vietnam werd geleidelijk opgebouwd. De Koude Oorlog blies nog steeds zijn ijzige winden over elke grens. Russen werden en masse beschouwd als goddeloze communisten. De Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en Frankrijk waren de enige landen met kernwapens. Het was tien jaar na de eerste ontploffing van een waterstofbom, zeventien jaar na de verwoesting van Hiroshima en Nagasaki door veel minder krachtige atoombommen. Amerikanen besteedden om een kernoorlog te kunnen overleven honderden miljoenen dollars aan het bouwen van schuilkelders tegen radioactieve neerslag.

Politici, generaals en experts uit die tijd spraken over een ‘rakettenkloof’ en pleitten ervoor raketten te bouwen die verder vlogen en grotere lading konden afleveren. Kernwapens waren zeker niet de enige massavernietigingswapens. Zowel de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie hadden grote programma’s voor de ontwikkeling van chemische en biologische wapens.

‘Vrede’ was een verdacht woord. Degenen die het gebruikten liepen het risico om te worden beschouwd als ‘rood’ of ‘roze. Toch stond er een grote verandering aan te komen in de V.S. Het racisme werd uitgedaagd. Activisten in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging streden om integratie bij scholen, openbaar vervoer en restaurants. Martin Luther King had internationale reputatie verworven.

Nadat de katholieke kerk vele jaren had gestreden tegen antikatholieke vooroordelen, kon men in 1962 verzekerd zijn van haar steun voor het economisch systeem en de buitenlandse politiek. Boven de ingang van vele katholieke parochies of scholen stonden de woorden Pro Deo et Patria – voor God en het vaderland – gegrift. Veel katholieken maakten carrière in het leger, de FBI en de CIA. Voor het eerst was er een katholiek in het Witte Huis.

Een van de in Amerika meest gelezen religieuze schrijvers was een trappistenmonnik, Thomas Merton. Al vroeg wees, en katholiek geworden toen hij studeerde aan de Columbia Universiteit, had hij in 1941 zijn lerarenbaan aan het Sint-Bonaventura College in het westen van de staat New York eraan gegeven om een monastiek leven te beginnen in de abdij van Onze-Lieve-Vrouw van Gethsemani in het landelijke Kentucky. Toen zijn abt zijn schrijverstalenten ontdekte werd hij aangemoedigd om een autobiografie te schrijven. Gepubliceerd in 1948 werd ‘The Seven Storey Mountain’ [Louteringsberg] een daverende bestseller. Merton, pas zes jaar monnik en pas drieëndertig jaar oud, was opeens een beroemdheid. Ieder boek dat daarna van hem verscheen kon rekenen op uitstekende verkoopcijfers, zowel in het Engels als in vertaling.

Jarenlang waren zijn hoofdthema’s de roeping tot het kloosterleven, contemplatie, gebed, het sacramentele leven, heiligenlevens en de zoektocht naar heiligheid, maar er waren ook boeken die onthulden waarmee hij als monnik worstelde. Ofschoon hij zo nu en dan kritische sociale gezichtspunten ventileerde – in The Seven Storey Mountain ging hij behoorlijk tegen het racisme tekeer – waren weinig lezers voorbereid op zijn kritiek op de wapenwedloop en de Koude Oorlog die in 1961 in katholieke tijdschriften begon te verschijnen.

Dan was er ook de Catholic Workerbeweging, geleid door een andere bekeerling, Dorothy Day Deze beweging was in 1933 gesticht tijdens de depressie en had niet alleen gezorgd voor heel wat huizen van gastvrijheid waar armoedzaaiers terecht konden, maar nam ook vaak deel aan protesten tegen oorlogsvoorbereidingen. Terwijl zij door het merendeel van de kerkelijke hiërarchie als marginaal werd beschouwd, was het een centrum waar het bruiste van enthousiasme. In die tijd was het een van de weinige katholieke groepen die zich inzetten in de burgerrechtenbeweging. Haar krant werd door duizenden gelezen.

Thomas Merton was een van degenen die een hoge dunk had van Dorothy Day en de beweging die zij leidde. In de zomer van 1961 leverde hij het eerste van een serie artikelen aan voor de Catholic Worker:  ‘The Root of War is Fear’. Het verscheen in het oktobernummer. (In die tijd maakte ik deel uit van de Catholic Workergemeenschap in New York. Dorothy Day wist van mijn interesse in Mertons werk en vroeg me om het essay klaar te maken voor publicatie en stimuleerde me daardoor met hem te corresponderen. Zo begon een relatie via brieven en enkele bezoeken die zou duren tot Mertons dood in december 1968.

In april 1962 voltooide Merton ‘ Vrede in het na-christelijk tijdperk’. Hij had gehoopt dat het in de herfst door Macmillan zou worden uitgegeven. Dat werd echter verboden door dom Gabriel Sortais, abt-generaal van Mertons orde: de orde van de cisterciënzers van de strikte observantie, beter bekend als de trappisten. Enkele dagen nadat Merton Vrede in het na-christelijk tijdperk af had, werd er een brief van dom Gabriel bij Merton bezorgd die hem verbood om nog iets te schrijven over het onderwerp oorlog en vrede.

De dag hierna stuurde Merton me de meest smartelijke brief die ik ooit van hem heb ontvangen:

‘Hier valt nu de bijl; al lange tijd heb ik me voorbereid op problemen met hogere oversten en nu heb ik ze. Ik heb bevel gekregen om niet meer over vrede te schrijven… Feitelijk heb ik spreekverbod gekregen over het onderwerp oorlog en vrede.’

Het besluit, zo zei hij, weerspiegelt ‘een verbazingwekkend onbegrip van de ernst van de huidige crisis in religieus opzicht. Het weerspiegelt een ongevoeligheid voor christelijke en kerkelijke waarden en voor de echte betekenis van de monastieke roeping. De reden die wordt gegeven is dat dit niet de taak is voor een monnik en dat het ‘een verkeerd beeld geeft van de monastieke boodschap’.

INLEIDING – HET BOEK DAT ER NOOIT WAS – PATRICIA A. BURTON

De herfst van 1961 was een periode waarin Merton veel energie in het schrijven stopte. Hij maakte toen de opzet voor de artikelen die de basis zouden worden van ‘Vrede in het na-christelijk tijdperk’, het niet gepubliceerde (en later beruchte verboden) boek over kernoorlog. Voor Merton was het een nieuwe benadering. Hij had geprobeerd om de ethische dilemma’s die door kernwapens werden opgeworpen om te zetten in kunst, in werken als het prozagedicht ‘Original Child Bomb’, maar hij had maandenlang geaarzeld om over te gaan tot de volgende stap, namelijk de profetische gedachtegang van een duidelijk betoog voorzien.

Hij had zichzelf tot taak gesteld om ‘contact op te nemen met anderen die het meest betrokkenen waren’, en alle boeken en artikelen te lezen die hij kon vinden over het onderwerp Koude Oorlog en in het bijzonder kernwapens. Terwijl hij zijn ideeën ontwikkelde suggereerde hij in deze periode een verwant project aan James Laughlin van New Directions, de bloemlezing ‘Breakthrough to Peace’, dat anoniem door Merton werd uitgegeven met daarin een lang artikel dat hij ook gebruikte als basis voor zijn nieuwe boek over kernoorlog.

Bij de bejegening van Mertons leven en werk is ‘Vrede in het na-christelijk tijdperk’ een wat schimmig onderdeel waaromheen bepaalde ideeën hangen: de beschrijving ‘niet gepubliceerd’ en ‘verboden’ zijn daarvan de belangrijkste. Vaak zijn er zelfkritische opmerkingen van Merton geciteerd, alsof hij het boek had opgegeven en een nogal triomfantelijke passage in zijn dagboek dat geïnterpreteerd is alsof hij het allemaal toch gepubliceerd kreeg in Seeds of Destruction. Dit is niet het geval: het verhaal is veel ingewikkelder. Ook bestaat er een wat vaag idee dat de ban op dit facet van Mertons geschriften direct werd opgeheven nadat paus Johannes XXIII de encycliek Pacem in terris, bekendmaakte, en daarmee het verhaal tot een gelukkig einde bracht. Zoals we zullen zien gebeurde net het omgekeerde.

Monnik in oorlogstijd

Waarom becommentarieerde een monnik (en beroemd spiritueel schrijver) sociale kwesties? Velen hebben zich erover verbaasd waarom Merton deze draai maakte, maar hij hoefde niet buiten zijn monastieke traditie te zoeken naar een voorbeeld. Door de geschiedenis heen hadden kloosterlingen en mystici brieven geschreven aan de groten en machtigen, vaak met klachten over de ethiek van hun daden. Merton had zijn voorbeeld al. In 1953 had hij een voorwoord geschreven voor een vertaling van de brieven van Bernardus van Clairvaux, die geadresseerd waren aan een breed scala mensen, waaronder de politieke machthebbers. Merton merkte op dat, hoewel Bernardus in zijn brieven vaak boos is, er ook een andere kant van zijn karakter was, ‘zachtaardig en lankmoedig… teder als een moeder‘, en hij concludeerde: ‘misschien heeft onze eigen eeuw nergens meer behoefte aan dan aan de combinatie van woede en zachtmoedigheid van een nieuwe Bernardus’.

Of het nu een navolgen van Bernardus was of niet, Merton begon brieven te schrijven en te verzamelen die hij uiteindelijk publiceerde in gestencilde vorm. Het is een van de tactieken die hij had ontwikkeld omdat de door hem gepubliceerde artikelen en commentaren steeds meer weerstand opriepen.

Ondanks zijn aarzelingen en argumenten tegen het schrijven, waren er gelijkwaardige krachten die Merton tot handelen bewogen. In veel van zijn brieven uit de vroege jaren ‘60, vooral die welke gepubliceerd zijn in ‘The Hidden Ground of Love’, dook steeds weer één thema op: zijn zorg over wat de morele passiviteit leek te zijn van Amerikaanse katholieken, die er geen probleem in zagen de leiding van de kerk te accepteren zelfs bij bedenkelijke morele kwesties als de dreiging van nucleaire vernietiging, inherent aan de Koude Oorlog. Hij schreef aan Etta Gullick:

‘…het is absoluut noodzakelijk om stevig en uitgesproken stelling te nemen ten aanzien van een kernoorlog. En ik bedoel tegen een kernoorlog. De passiviteit, de schijnbare onverschilligheid, de onsamenhangendheid van zovele christenen op dit punt, en, nog erger, de actieve strijdlustigheid van sommige religieuze woordvoerders, vooral in dit land, wordt al heel snel een van de meest afschuwelijke schandalen in de geschiedenis van het christendom.

INLEIDING: VREDE – EEN RELIGIEUZE VERANTWOORDELIJKHEID

Tussen 1918 en 1939 was er in heel Europa en Amerika uitgesproken en wijd verbreid religieus verzet tegen oorlog. In Duitsland, Engeland en de Verenigde staten bestonden vredesbewegingen van aanzienlijke omvang. Maar ze werden enerzijds zonder moeite en bijna zonder protest platgewalst door totalitaire regimes en anderzijds werd ze de mond gesnoerd door een uitbraak van wat een ‘klassiek voorbeeld van een rechtvaardige of verdedigende oorlog’ is genoemd. Sinds 1945 is er niets dat vergeleken kan worden met de vroegere protestbewegingen. In plaats daarvan zijn we getuige geweest van de enorme en ordinair verzonnen fictie van de communistische ‘vredesbeweging’ die met ontluisterende berusting is geaccepteerd aan de ene kant van het IJzeren Gordijn, terwijl ze aan de andere kant ervan erin is geslaagd om bijna alle pogingen van onafhankelijke of religieuze groepen die zich verzetten tegen een kernoorlog af te schilderen als leugenachtig en ondermijnend.

Toch was het verzet tegen oorlog nooit urgenter en noodzakelijker dan nu. Nooit bestond er grotere behoefte aan religieus protest. Beschamende stilte, zwartgallige passiviteit of kruistocht-achtige strijdlust lijken de meest verspreide ‘christelijke’ antwoorden te zijn op de waterstofbom. Toegegeven, er heeft enig theologisch en ethisch debat plaatsgevonden. Dit debat heeft zich vooral gekenmerkt door een schijnbaar buitensporige aarzeling om het onbeperkte gebruik van kernwapens als immoreel te bestempelen. Natuurlijk is de bom onvoorwaardelijk veroordeeld door de ‘vredeskerken’ (Quakers, Mennonieten, enz.). Maar de algemene tendens bij protestante en katholieke theologen is geweest om kernoorlog in overeenstemming te brengen met de theorie van de ‘rechtvaardige oorlog’.

Met andere woorden, de discussie is niet zozeer een protest geweest tegen kernoorlog, minder nog een positief zoeken naar vreedzame oplossingen voor het probleem van de nucleaire afschrikking, maar eerder een poging deze nieuwe manier van oorlog, waarvan stilzwijgend wordt aangenomen dat hij elk moment kan plaatsvinden, te rechtvaardigen, althans in een wat beperkte vorm. Met andere woorden, het theologisch denken heeft steeds meer de neiging om een kernoorlog te accepteren, deze minder kwaad te vinden dan communistische overheersing en uit te zien naar een praktische manier om gebruik te maken van het mindere kwaad om het grotere te vermijden.

Toch lijkt het me dat een echt religieus perspectief, vooral een christelijk perspectief, helemaal anders zou moeten zijn. Daarom heeft dit boek tot doel om afstand te nemen van het onmiddellijke risico van de Koude Oorlogcrisis, te proberen het probleem van een kernoorlog niet te beoordelen in relatie tot wat onze eigen belangen of ons eigen overleven zou dienen, maar gewoon in het licht van morele waarheid. Een christen zou zich moeten afvragen of een kernoorlog niet in zichzelf zo’n groot moreel kwaad is dat hij niet te rechtvaardigen is, zelfs niet met de beste bedoelingen, zelfs niet om de grootste en meest onaantastbare waarden te verdedigen.

Dit betekent niet een puur pacifistische verwerping van oorlog als zodanig. Ervan uitgaande dat een ‘rechtvaardige oorlog’ minstens een theoretische mogelijkheid is, en aangenomen dat het christenen is toegestaan in een rechtvaardige oorlog hun land te verdedigen, willen we hier de vraag onderzoeken of het, wel of niet, als rechtvaardig kan worden beschouwd om in bepaalde omstandigheden massaal en onbeperkt gebruik van kernwapens te maken, dan wel ze in een beperkte eerste aanval te gebruiken die waarschijnlijk het begin is van een wereldwijde ramp. Als het waar is dat deze vorm van verdediging onrechtvaardig en inhumaan is, dan zullen we onze hele manier van denken moeten veranderen en beleid laten varen dat uiteindelijk uitgaat van het volledig onbeperkt gebruik van kernwapens, als het niet al expliciet als dreigement wordt gebruikt. En we moeten dit doen helemaal los van een overweging van politieke wenselijkheid.

Omdat dit de situatie is, worden we onvermijdelijk geconfronteerd met de kwestie van oorlog zelf. Omdat elke grootschalige oorlog waarschijnlijk zonder waarschuwing zal leiden tot een wereldwijde kernramp, kunnen we het ons niet langer veroorloven om onze verplichting te negeren te werken aan het afschaffen van oorlog als een middel om internationale problemen op te lossen. Maar hoe zijn we daartoe in staat in een tijd waarin morele waarden voor een groot deel als betekenisloos zijn afgedankt en wanneer christenen zelf de dwingende eisen van christelijke ethiek op dit gebied ontkennen of uit de weg gaan? Tenzij het mogelijk is om deze urgente problemen te bekijken in een klimaat van tolerantie, objectiviteit, terughoudendheid en respect voor mensenrechten, zullen we nooit in de buurt komen van een oplossing. Waar de atmosfeer van christelijk humanisme en christelijke liefde ontbreekt zal dit klimaat van tolerantie en rechtvaardigheid gewoon onmogelijk zijn

Het grote probleem is feitelijk dat zowel in het Oosten als in het Westen, door christenen en niet-christenen, kernwapens als een voldongen feit worden gezien. Kernoorlog wordt nu gezien als een rationele optie, of in ieder geval wordt nucleaire afschrikking geaccepteerd als een redelijke en werkbare manier om “de vrede te bewaren”. De morele kwestie wordt in het algemeen als irrelevant terzijde gelegd. Maar wanneer in al deze gevallen een gebruik van kernwapens immoreel is, zelfs om te dreigen een vijand volledig of bijna volledig te vernietigen, dan leven we in een volslagen verderfelijke situatie waarin ons politieke, economische en zelfs religieuze denken onafscheidelijk verbonden is met veronderstellingen die uiteindelijk misdadig blijken te zijn. En als dit zo is, moeten we bereid zijn om de afschuwelijke consequenties ervan onder ogen te zien. Want morele rechtschapenheid en waarheid zijn voor de mens en zijn maatschappij net zo noodzakelijk als lucht, water, vuur, eten, onderdak en alles waar het lichamelijke leven van afhankelijk is. Nog noodzakelijker! Want het morele en spirituele leven van de mens is specifiek menselijk en zonder die rechtschapenheid en waarheid kan hij maar beter dood zijn!

Dit boek gaat dus uit van het standpunt dat massaal en onbeperkt gebruik van kernwapens, of dat nu aanvallend is of als reactie, ingaat tegen de christelijke moraal. De argumenten zullen vooral worden ontleend aan katholieke bronnen. Recente pausen hebben verklaard dat oorlog met ABC-wapens (Atomic, Biological, Chemical) een ‘zonde, een misdrijf en een wandaad’ is (Pius XII).1 Het mag dan waar zijn dat deze pausen ook het recht van een land hebben bevestigd om zichzelf met behulp van gerechtvaardigde middelen, te verdedigen in een rechtvaardige oorlog. Het mag dan ook waar zijn dat er een theologisch argument voor het gebruik van ’tactische kernwapens’ kan worden geconstrueerd op basis van bepaalde uitspraken van pausen. Maar wanneer we bedenken dat de twintig kiloton zware atoombom die op Hiroshima werd gegooid tegenwoordig wordt beschouwd als ‘klein’ en als een ’tactisch wapen’ en wanneer we ons realiseren dat het hoogstwaarschijnlijk is dat een leger dat wordt verslagen door kleine kernwapens zijn toevlucht zal nemen tot grote, wordt heel duidelijk hoe weinig praktische waarde dit soort getheoretiseer heeft.

INHOUDSOPGAVE

Bij deze uitgave
Voorwoord door Jim Forest
Inleiding: het boek dat er nooit was door Patricia A. Burton
Noot van de uitgever

Vrede in het na-christelijk tijdperk

  1. Inleiding: Vrede – een religieuze verantwoordelijkheid
  2. Kunnen we kiezen voor vrede?
  3. De dodendans
  4. De christen als vredestichter
  5. Oorlog bij Origenes en Sint-Augustinus
  6. De erfenis van Machiavelli
  7. Gerechtigheid in een moderne oorlog
  8. Religieuze problemen van de Koude Oorlog
  9. Theologen en verdediging
  10. Werken aan vrede
  11. Voorbij Oost en West
  12. Morele passiviteit en duivels activisme
  13. De wetenschappers en kernoorlog
  14. Rood of dood? De anatomie van een cliché
  15. Christelijke perspectieven in wereldcrisis
  16. Christelijk geweten en nationale verdediging
  17. De christelijke keuze

BESTEL VREDE IN HET NA-CHRISTELIJK TIJDPERK

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN THOMAS MERTON