Aphrodite, de godin van de liefde, schoonheid en vruchtbaarheid, één van de twaalf Olympische hoofdgoden, in de Romeinse tijd geïdentificeerd met de godin van Romeinse origine, Venus. De verering van Aphrodite heeft naar men aanneemt haar oorsprong in het Oosten en heeft via Cyprus haar weg gevonden naar Griekenland. Bij Homeros is Aphrodite de dochter van Zeus en Dione. Hesiodos verwoordt een andere traditie met zijn verslag van haar geboorte uit het schuim van de zee. Ouranos stond op het punt gemeenschap te hebben met de aarde, Gaia, toen zijn zoon Kronos hem overviel, hem ontmande en het geslachtsorgaan in zee wierp. Rond het lid ontwikkelde zich schuim waaruit Aphrodite, een volwassen vrouw reeds, verrees. Bij andere auteurs zijn nadere details te vinden.
Ze werd in een schelp door de windgod Zephyros over een kalme zee voortgedreven naar Cyprus, mogelijk via het eiland Kythera. Waar ze het land betrad, bloeiden prompt bloemen. Ze werd gekleed door de Horen en naar de goden gevoerd om deel uit te maken van het Olympisch twaalftal.
Aphrodite symboliseert de schoonheid, het opbloeien van de natuur in de lente, en in het leven van de goden en van de mensen de seksuele aantrekkingskracht en het genot van de liefdesdaad. Ze verschaft vrouwen ‘charis’, aantrekkingskracht die hen onweerstaanbaar maakt, zeker als ze hun de beschikking geeft over haar gordel. Ze wordt omringd door gestalten die haar bij het geven van aantrekkingskracht of het inspireren tot liefde bijstaan, zoals Eros en Chariten. In het Oosten blijft zij onder verschillende namen en gedaanten in haar oorspronkelijke functie als vruchtbaarheidsgodin bestaan.
Volgens Homeros is ze de bepaald niet trouwe echtgenote van Hephaistos. Helios, de zonnegod, meldt hem de overspelige verhouding van zijn vrouw met Ares (vergelijkbaar met Mars). Als kinderen van Aphrodite en de oorlogsgod worden onder meer genoemd Eros (zie echter Eros voor heel andere versies van diens afkomst) en Harmonia. Ook Deimos (ontzetting) en Phobos (angst) stamden uit deze relatie. Uit een verhouding met Dionysos wordt de vruchtbaarheidsgod Priapos geboren, uit die met Hermes Hermaphroditos.
Ze vat ook liefde op voor stervelingen. Een Homerische hymne beschrijft haar verhouding met de Trojaan Anchises, waaruit Aeneas wordt geboren. Ze zal Aeneas bijstaan op diens reis naar Italië om er de grondslag te leggen voor het latere Rome. Zo laat ze Hephaistos voor haar zoon wapenen smeden. Een andere geliefde is de jeugdige Adonis.
Ze heeft het gevaarlijke en in haar wraakzucht en intrigelust gretig aangewende vermogen om mensen en goden een onweerstaanbaar liefdesverlangen in te geven, hetgeen haar dikwijls in conflict brengt met Hera, de hoedster van de huwelijkstrouw. Van de goden kunnen alleen Artemis, Hera en Hestia haar macht weerstaan.
Op deze wijze stelt ze haar mannelijke gunstelingen en beschermelingen in staat bepaalde vrouwen te veroveren en aan zich te binden. Ze maakt Medeia verliefd op Iason en zorgt ervoor dat Dido haar zoon Aeneas een hartelijke ontvangst bereidt en op hem verliefd wordt. De Trojaan Paris, die haar in zijn ‘oordeel’ heeft verkozen boven Athena en Hera, stelt ze in staat de mooiste vrouw ter wereld, Helena, te verleiden. In de daaropvolgende Grieks-Trojaanse oorlog stelt ze zich aan de zijde van de Trojanen.
De vrouwen die voor haar invloed bezwijken is geen voorspoed beschoren. Helena leidt in troje een treurig bestaan. Medeia ovekomen veel ongelukkige lotgevallen. Dido zoekt uiteindelijk de dood op de brandstapel. Slecht vergaat het ook de vrouwen en mannen die zich tegen haar teweerstellen of haar niet in ere houden. De vrouwen van Lemnos, die haar in hun erediensten hebben verwaarloosd, straft ze met een zo walgelijke stank dat hun mannen afkerig van hen worden. Ze bewerkstelligt de rampspoed rond Hippolytos (Phaida && Hippolytos), die zijn leven in kuisheid wil doorbrengen en Artemis hoger stelt dan Aphrodite. Om dezelfde reden wreekt ze zich op Narkissos.
Bij de auteurs Kallimachos, Apollonios en Vergilius is Eros het jeugdige zoontje van Aphrodite en is hij het die, al dan niet op verzoek van zijn moeder, met zijn pijlen mensen en goden het onweerstaanbare liefdesverlangen ingeeft.
Bron: ‘De klassieke mythologie in de kunst, van Achilleus tot Zeus’ door Eric M. Moorman en Wilfried Uitterhoeve