De verbazingwekkende toekomst van Alex Niemand – jeugdboek van Kate Gilby Smith

BESTEL DE VERBAZINGWEKKENDE TOEKOMST VAN ALEX NIEMAND

Op de dag dat Alex werd geboren, stonden er massa’s mensen voor het ziekenhuis. Op haar eerste schooldag bespioneerden mensen haar van achter de poort. En nog niet zo lang geleden kwamen vreemden naar haar kijken tijdens het schooltoneelstuk… waarin ze een lama speelde. Maar waarom? Alex is altijd een ‘niemand’ geweest. Dan verschijnt er plots een nieuwe klasgenoot op school: Jasper. Hij lijkt de antwoorden te kennen op al Alex’ vragen. Maar voor hij haar alles kan vertellen, verdwijnt hij… naar het jaar 2100. Is Alex dapper genoeg om naar de toekomst te reizen? Om te ontdekken wat er met Jasper gebeurd is, en om het raadsel van haar eigen verbazingwekkende lot op te lossen voor het te laat is?

1 TOERISTEN IN HET ZIEKENHUIS

Op de avond dat ze werd geboren, waren er 32 pasgeboren baby’s op de kraamafdeling, kleine wezentjes met boze, verwrongen gezichtjes die samen in koor schreeuwden. Dat maakte het heel lastig voor een man genaamd Henry, die door zijn dikke brillenglazen naar een zee van roze en blauwe mutsjes tuurde. Ergens, in een van die 32 wiegjes, lag zijn kleine nichtje, maar hoe goed hij ook keek, hij had geen flauw idee welke baby zij was.

Het was geen goed begin van zijn  nieuwe rol als oom. Maar dat kon je hem niet kwalijk neen, als je wist wat er eerder op die avond was gebeurd. Net toen hij een eenpersoonsmaaltijd uit de oven haalde, werd hij gebeld door het ziekenhuis. Een verpleegkundige met een zachte stem vertelde hem dat zijn lieve zus aan het bevallen was.

Henry was op zijn sokken naar het ziekenhuis gerend en toen hij daar aankwam, moest hij uitwijken voor een witte dubbeldekker-touringcar die voor de ingang stopte. Er stapte een lange rijk mannen, vrouwen en kinderen uit, die druk pratend het ziekenhuis binnen slenterden. Henry merkte de drukte nauwelijks op. Als hij even tijd had genomen om te kijken, had hij misschien gezien dat er iets vreemds aan de hand was met die meute die langs hem heen naar de receptie liep. Een man met een heel lange neus was gekleed alsof hij ging kamperen, inclusief hoge wandelschoenen en een kompas om zijn nek. Een vrouw had een gele strohoed op die zo breed was dat hij, elke keer als ze haar hoofd bewoog , de neus van andere mensen kietelde. Een tienerjongen droeg een enorme rugzak die groot genoeg was voor een middelgrote beer.

Maar Henry zag dat allemaal niet; hij was bijzonder slim, maar stond niet bepaald bekend om zijn observatievermogen. Hij wurmde zich door de menigte (of eigenlijk duwde de menigte hem vooruit) en vond een plattegrond van het ziekenhuis. Terwijl hij de route naar de kraamafdeling bestudeerde, verzamelden zich steeds meer mensen in de kleine receptieruimte, tot er zo veel lawaai was dat hij niet eens meer normaal kon nadenken. Hij ving een paar zinnen op, zoals ‘Kom, we moeten gaan!’ en ‘Het is bijna zover!’, en wou dat de mensen iets zachter praatten. Hoewel het niet in hem op zou komen om er iets van te zeggen, was de afkeuring blijkbaar van zijn gezicht te lezen, want de vrouw met de gele hoed staarde hem brutaal aan toen hij voorbijliep.

Toen Henry op de kraamafdeling kwam, nam een verpleegkundige hem mee naar een kleine kamer met harde stoelen en een uitgedroogde varen. Er kwam een arts binnen, een oudere vrouw met vriendelijke, vochtige ogen. Ze liet Henry plaatsnemen op een stoel, sloeg een arm om zijn schouder en vertelde dat er tijdens de bevalling complicaties waren geweest. Zijn zus was overleden. De vader van de baby was een paar maanden daarvoor al uit beeld verdwenen. De pasgeborene was dus helemaal alleen ter wereld gekomen.

En zo kwam het dat Henry , trillend en met tranen die langs zijn wangen biggelden, in een ruimte vol huilende baby’s zat. Hij had nooit erg van baby’s gehouden; ze maakten hem nerveus omdat ze er zo breekbaar uitzagen, alsof ze al kapotgaan als je alleen maar naar ze kijkt. Maar nu, dacht hij, terwijl het gehuil door zijn hoofd galmde, leek het er meer op dat ze hém kapot zouden maken.

Toen hij eindelijk de juiste wieg had gevonden, wist hij zeker dat dit zijn nichtje was, niet omdat ze op zijn zus leek, en zelfs niet omdat er iets bijzonders aan haar te zien was; ze zag er zo uit als alle andere baby’s. Hij wist dat zij het was omdat zij de enige baby zonder naamplaatje was. En toen hij in haar geschokte bruine ogen keek, kreeg hij het vreemde gevoel dat hij zijn hele leven op dit moment had gewacht.

2 HET VERJAARDAGSFEEST

Een naam voor de baby bedenken was een van de gemakkelijkste dingen die Henry in zijn eerste weken als oom moest doen. Hij kocht een boek met babynamen en bladerde het door. Hij hoefde niet ver te zoeken om iets te vinden wat hem beviel. Sterker nog, hij kwam niet verder dan de A.

‘Alex, Alex, Alex.’ Hij herhaalde de naam terwijl hij de baby in zijn armen hield. ‘Dat is een stoere naam, een naam voor een krijger, vind je niet?’ De baby keek omhoog naar haar oom. Er zat een spoortje twijfel in haar blik toen ze Henry’s volle, ronde gezicht en dunner wordende haar in zich opnam. Het was geen toeval dat Alex ook de naam van een personage in Henry’s favoriete game was. Hij had een groot gedeelte van zijn 41-jarige leven doorgebracht met een joystick in zijn hand, een hobby waardoor zijn huid bleek was gebleven en zijn buikomvang bovengemiddeld groot was geworden. Hij werkte als IT-consultant en zat dus bijna altijd binnen, typend op zijn toetsenbord in zijn woonkamer. Als hij al eens de deur uitging, vroeg hij zich vaak af waarom mensen zich niet meer als computers konden gedragen.

Maar sinds zijn nichtje bij hem woonde, had hij nauwelijks nog tijd om te gamen. Henry had het een paar keer geprobeerd, met de baby op de linkerarm en de controller in zijn rechterhand, maar dat leek ze niet zo leuk te vinden. Dus begon hij Alex alles over zijn werk te vertellen, technische dingen als processorsnelheid en data-analyse, dingen waar andere mensen meestal van gingen gapen. Tot zijn verbazing luisterde de baby; ze keek hem geïnteresseerd aan alsof elk woord een kostbaar juweel was en kirde instemmend op precies de juiste momenten.

Zijn nichtje werd groter en haar nieuwsgierigheid naar de wereld ook. ‘Oom Henry,’ begon ze dan, met gefronste wenkbrauwen, een duidelijk teken dat er een moeilijke vraag zou komen. ‘Hoe werkt een telefoon?’

‘Goeie vraag Alex,’ antwoordde hij enthousiast. ‘Ik heb gee flauw idee! Maar als je wilt weten hoe iets werkt, kun je het ’t beste uit elkaar halen, is mijn ervaring. Zullen we dat doen?’

Vervolgens werd de telefoon – of de laptop, of het broodrooster, of de waterkoker, of de televisie – onderdeeltje voor onderdeeltje uit elkaar gehaald, terwijl de twee eroverheen gebogen zaten als een stel chirurgen die op zoek zijn naar een gescheurde blindedarm.

Om Henry realiseerde zich al snel dat zijn nichtje niet alleen nieuwsgierig was – zoals de meeste kinderen – maar ook een heel grote en constante behoefte had om een antwoord te vinden op elke hoe en waarom en wat die de wereld te bieden had. Toen ze vier was, had ze al een uitgebreid veldonderzoek naar de activiteit van regenwormen in de tuin uitgevoerd. Op haar zesde kon ze – met diagrammen – uitleggen hoe een vliegtuig in de lucht blijft. En toen ze acht was, versloeg ze oom Henry geregeld met hun favoriete tv-quiz (die belachelijk moeilijke, voor universiteitswetenschappers). En wat nog leuker was: Alex was niet het type kind dat alleen een antwoord op haar vragen wilde horen – nee, bedankt.  Alex was pas tevreden als ze alles zelf mocht uitzoeken. Dat was een eigenschap die de meeste ouders vreselijk zouden vinden. Maar oom Henry had juist het gevoel dat hij de loterij had gewonnen. (Niet dat oom Henry ooit mee zou doen aan een loterij; hij kende de statistieken en wist dat de kans om de jackpot te winnen veel te klein was.)

Hun leven was een lange tijd heerlijk simpel. Oom Henry gaf Alex thuis les. Hij had het zelf niet leuk gehad op school en vond dus dat je scholen maar het best zoveel mogelijk kon mijden. Het gevolg was dat de twee zelden hun kleine, veilige huis verlieten, behalve als het echt niet anders kon, bijvoorbeeld om naar de tandarts of de supermarkt te gaan. Twee keer in de maand deden ze boodschappen, wat naar hun idee twee keer te veel was. Ten eerste hielden ze niet van al die keuzes. Wat is het nut van zeventien soorten mayonaise? En ten tweede waren de andere mensen een probleem.

Hoe komt het toch als mensen zich nog raarder gaan gedragen als ze achter een boodschappenkar lopen? Oom Henry – die nog zou kunnen dagdromen tijdens een vulkaanuitbarsting – merkte het wonderlijke gedrag van de mensen in de supermarkt niet op. Maar zijn nichtje wel. Zij zag de vrouw bij de diepvriesproducten die haar naar haar zwaaide alsof ze vrienden waren die elkaar eeuwen niet hadden gezien. De mensen die gehurkt achter een paar groentekisten zaten en er vlug vandoor gingen toen ze hen zag. En dan was er nog die keer dat een volslagen onbekende haar om een handtekening vroeg , terwijl haar oom druk bezig was met het kiezen van een wasmiddel. En de oude man die over een piramide van blikken champignonsoep sprong, alleen om haar een hand te geven.

Alex merkte al die dingen op, maar omdat ze niet beter wist, dacht ze dat het kwam doordat ze in een klein stadje woonde (waar mensen zich vrij voelen om een beetje excentriek te zijn) en doordat ze gewoon een bekend soort gezicht had. Dat dacht ze ook toen een groep onbekenden haar achtervolgde op straat, stilstond en afsloeg wanneer zij afsloeg. En die keer dat een meisje dat ze nog nooit gehad gezien op haar afrende, haar om de nek vloog en riep: ‘Je bent het echt, je bent het echt!!’, waarna ze snel werd meegetrokken door een bezorgd kijkende volwassene. Haar oom – die bijna overal een logische verklaring voor kon bedenken – dacht dat het gewoon om persoonsverwisseling ging. Maar zulke dingen gebeurden zo vaak dat ze zich begon af te vragen of ze misschien een eeneiige tweelingzus had.

Voor oom Henry waren deze gebeurtenissen alleen maar een extra bewijs voor het feit dat andere mensen mysterieuze wezens waren die onverklaarbaar gedrag vertoonden. Je kunt sociale interactie maar het best zoveel mogelijk vermijden, vond hij. Hij was dan ook diep geschokt toen Alex op haar elfde vroeg of ze naar school mocht.  ‘Ik vind het geweldig om dingen van jou te leren, oom Henry, echt waar,’ zei ze. ‘Maar ik wil heel graag kinderen van mijn eigen leeftijd leren kennen.’

Alex had van alles over de wereld gelezen in de boeken van haar oom. Ze had prachtige foto’s van regenwouden en oceanen, uitgestrekte woestijnen en bevroren gletsjers gezien. Ze wist hoe het zou zijn om op Mars te wonen (heel koud) en hoeveel manen er om Saturnus draden (82 volgens de laatste telling). Dat had Alex allemaal geleerd zonder haar huis te verlaten. Maar nu wilde ze heel graag zelf het universum zien, en het allerliefste wilde ze vrienden hebben met wie ze dat samen kon doen.

Oom Henry was verbaasd. Hij begreep niet waarom ze wilde omgaan met kinderen van haar leeftijd, die kwijlden en snotterden en niet eens een simpel rekensommetje konden maken. Maar toen hij de hoopvolle blik in haar ogen zag, ging hij meteen akkoord.

Op die leeftijd wist  Alex al hoe je een auto moest starten met startkabels, een radio opnieuw kunt bedraden en zelf een bedlamp kunt bouwen. Ze kon een kaart van de melkweg tekenen, uit haar hoofd. Henry vertelde dit allemaal aan de schooldirectrice, mevrouw Potter, op Alex’ eerste schooldag, en zijn ogen straalden van trots. Ze maakte zich meer druk om wat Alex aanhad: een veel te groot, slobberig donkergroen T-shirt dat van oom Henry was geweest, met het logo van zijn favoriete superheldenfilm.

‘Ik stel voor,’ zei mevrouw Potter, terwijl de neusgaten van haar haakneus zich opensperden, ‘dat u nog deze middag een schooluniform voor haar koopt.’ Ze kneep haar ogen samen terwijl ze naar Alex keek. Alex’ haar zat zoals altijd half in een knotje boven op haar hoofd, terwijl de andere helft los op haar schouders hing. ‘En laat je kapsel alsjeblieft een keuze maken!’ voegde mevrouw Potter eraan toe.

Gelukkig werd de kennismaking algauw onderbroken door een telefoontje van de secretaresse van mevrouw Potter, die meldde dat er een touringcar voor de poort stond, met een paar mensen eromheen die, ondanks het seizoen, gekleed waren alsof het zomervakantie was. Er bekroop Alex een ongemakkelijk gevoel. Ze had geen idee waarom, maar altijd als er rare dingen gebeurden in haar leven, was er een touringcar in de buurt.

‘Wat eigenaardig,’ zei mevrouw Potter en ze kneep haar lippen stijf op elkaar. ‘Waarom zou een touringcar in vredesnaam naar Murford komen? Ze zullen wel verdwaald zijn, dat kan niet anders.’ Toen begeleidde ze Alex de kamer uit; ze was de kwestie van haar ongepaste kleding totaal vergeten. Alex was blij dat ze weg mocht uit het kantoor, waar het veel te warm was en sterk naar lavendel rook. Ze omhelsde oom Henry – die zijn ogen droogdepte en iets mompelde over de tijd die veel te snel gaat – en huppelde achter mevrouw Potter aan door de gang, naar het klaslokaal.

De eerste les van de dag was wiskunde, wat toevallig Alex’ favoriete vak was. Haar leraar was stomverbaasd toen hij ontdekte dat ze al bekend was met driehoeksmeetkunde en vierkantsvergelijkingen. ‘Goeie genade,’ zei hij nadat ze een waanzinnig ingewikkelde som uit het hoofd had gemaakt. ‘Van wie heb je dat geleerd?’

‘Van mijn oom, meneer. Hij zei dat je, als je goed bent in wiskunde alles kan doen. Er zijn mensen die met behulp van getallen naar de maan zijn gegaan.’

Een paar jongens achter in de klas gniffelden. De grootste van het stel hield zijn hand voor zijn mond en fluisterde iets tegen de andere jongen, en ze barstten allebei in lachen uit.

‘Goed!’ De leraar trok zijn stropdas iets losser, alsof zijn nek opeens was opgezwollen. ‘Ik ben het wat dat betreft volkomen eens met je oom! Maar we gaan pas over drie jaar vierkantsvergelijkingen doen. We moeten het lesprogramma volgen, snap je?’

Alex begreep al snel dat niet alles wat oom Henry haar had geleerd welkom was op deze school. Dat bleek wel ….

BESTEL DE VERBAZINGWEKKENDE TOEKOMST VAN ALEX NIEMAND