Proclus, een invloedrijke neoplatonist van wie je waarschijnlijk nog nooit hebt gehoord

De eerste neopatonist, Plotinus (205- 270 AD), zag God als zijnde in onszelf. De waarheidszoeker moest God dus in zichzelf zoeken in plaats van te knielen voor een God buiten hem. Daarom keerden de neoplatonisten zich tegen het door de kerk gedomineerde christendom, dat volledige gehoorzaamheid eiste aan een almachtige God buiten de mens, en aan het priesterschap als middelaar tussen God en mens. Neoplatonisten trachtten de filosofie van Plato met het oosterse mysticisme te verbinden. Ze beweerden dat alle begin, zowel op geestelijk als op stoffelijk gebied, voortkwam uit een enkele transcendente God. 

Proclus van Athene (412-485) was de laatste en grootste van de neo-platonische filosofen. Geboren in Constantinopel, leidde Proclus in het jaar 450 AD de neoplatonische School in Athene. Hij schreef boeken over grammatica, wiskunde en astrologie. Net als Pythagoras geloofde hij in reïncarnatie. Proclus deelde het universum in veel niveaus en sferen in. 

Van de ene God gaan emanaties uit, uitstralingen die de bron van voorzienigheid en goedheid zijn. Hieruit komt weer de sfeer voort van de nous, het verstand, dat de sferen van bestaan, leven en gedachten omvat. Daaronder is de sfeer van de ziel, die de brug vormt tussen de stoffelijke en de geestelijke werelden. Deze sfeer is weer verdeeld in de sferen van goddelijke, demonische en menselijke zielen. Menselijke zielen worden volgens Proclus geleid door goddelijke zielen, die in veel culturen als goden worden gezien. 

Proclus zag het kwaad niet als iets absoluuts, maar als een onvolmaaktheid van de mens. Zijn opvatting was dat ‘het gelijke door het gelijke wordt aangetrokken’. Over de menselijke ziel zegt hij dat haar opdracht is om het goddelijke stadium te bereiken, om op te gaan in God. Dit kan niet door een intellectueel proces worden bereikt, maar door een opgang in spirituele deugden. 

Proclus zag de stoffelijke wereld als ‘schijn’ terwijl de werkelijke wereld ‘binnen’ was. Dit is de manier waarop ook Carl Gustav Jung de wereld zag. Het enige ware leven is naar zijn mening de onbewuste wereld van het individu. Behalve filosoof was Proclus ook dichter. Hij schreef onder andere lofzangen op de godin Pallas Athena, van wie we onderhand weten dat ze de muze van Francis Bacon was. Michael Taylor beschouwt Proclus, net als Francis Bacon, als een incarnatie van meester R. Het is niet verwonderlijk dat Proclus een jaar uit Athene verbannen werd wegens zijn ‘occulte en heidense denkbeelden’. 

De vertegenwoordigers van het neoplatonisme in de Italiaanse renaissance waren Marsilio Ficino en Giovanni Pico della Mirandola. Beiden waren leden van de briljante kring van geleerden, kunstenaars en schrijvers aan het hof van de De’Medici-familie in het Florence van de vijftiende eeuw. Hun beschermheer was de grote Cosimo de Medici. Marsilio Ficino (1433-1499), geleerde, arts en priester kreeg de opdracht van Cosimo de’Medici om de hermetische geschriften, de dialogen van Plato en de neoplatonische geschriften van onder andere Proclus en Plotinus uit het Grieks in het Latijn te vertalen. 

Ficino was van mening dat liefde het grondprincipe in het universum is en dat het nastreven ervan het hoogste goed, het summum bonum, is. Giovanni Pico della Mirandola (1463-1494) sloot zich aan bij de kring van Ficino in 1484 en hij introduceerde de kabbalah in het neoplatonisme. Uit de samenwerking tussen de twee mannen ontstond een synthese van de Hebreeuwse kabbalah en de hermetische, neoplatonische en christelijke wijsheid. 

Via Frankrijk kwamen deze leringen naar Engeland en tijdens de regeerperiode van koningin Elizabeth I bereikten ze een hoogtepunt in het werk van Bacon-Shakespeare. Francis Bacon had een opmerkelijk kennis van de Bijbel. Samen met de hermetische en kabbalistische kennis vormt dit de basis van de Shakespeare-toneelstukken. Daarbij komt nog Bacons geweldige inzicht in de menselijke en goddelijke natuur en alles wat onderwerp van wetenschap was.