De blindgeborene: karma van zijn ouders of heeft de blinde man in een vorige incarnatie zelf gezondigd?

 

Op allerlei plaatsen in de Bijbel klinkt het inzicht in karma en reïncarnatie door. Johannes vertelt in zijn evangelie hoe Jezus en zijn leerlingen bij een van hun rondzwervingen een man zien zitten, die vanaf zijn geboorte blind was.

Dan stellen de leerlingen (ik stel me voor, dat ze Jezus aan de mouw van zijn mantel trekken om hem zo terzijde te nemen) de vraag: ‘Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?’

Je kunt die vraag van de leerlingen alleen voorstellen vanuit de gesprekken die Jezus in afzondering met zijn leerlingen hield en waarin die geheime kennis aan de orde kwam. Zij verraadt namelijk kennis van en inzicht in de werking van karma en reïncarnatie. Ze vragen immers naar de oorzaak van het feit dat die man blind geboren was.

Kwam dat door het karma van de ouders of door zijn eigen karma? Hadden hij of zijn ouders in en vorig leven nog een onverwerkte ervaring, een niet vereffende schuld, die nu de blindheid van de man veroorzaakte?

Immers die schuld of zonde, waarover de leerlingen spreken, die moet wel voor de geboorte van de man begaan zijn. Het zou al te dwaas zijn om aan te nemen, dat hij bij zijn geboorte al gestraft wordt voor een daad die hij later nog begaan zal. Maar als dat voor zijn geboorte gebeurd is, dan moet dat wel in een vorig leven geweest zijn.

De kerkelijke traditie, die niet wil weten van karma en reïncarnatie, heeft dan ook de grootste moeite met de uitleg van deze tekst, en komt tot geen andere verklaring dan dat deze man gedurende de tijd dat hij als ongeboren embryo in de buik van zijn moeder zat, gezondigd moet hebben.

Als je niets wilt weten van de geheime leer die Jezus met zijn leerlingen deelde, en dus ook niets van karma en reïncarnatie, dan rest er ook geen andere dan deze wel erg geforceerde verklaring. Overigens: de kerkelijke traditie sluit hier bij de joodse traditie aan, want ook volgens de joodse rabbijnen is het mogelijk, dat een kind reeds in de moederbuik zondigt.

Boeiend is, dat in de vraag van de leerlingen ook ligt opgesloten dat het kennelijk mogelijk is het karma van anderen te (helpen) dragen. Zij vragen immers, of die man blind geboren is vanwege het karma van zijn ouders. Het lijkt meer dan waarschijnlijk, dat zij dit inzicht in hun geheime gesprekken met Jezus hebben opgedaan. Overigens is ook het antwoord van Jezus opvallend. Hij antwoordt op de vraag van zijn leerlingen:

Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden.

Met andere woorden: er zijn ervaringen die wij in dit leven opdoen, en die niet het gevolg zijn van ons eigen karma of het karma van onze geliefden, dat wij helpen meedragen, maar die wij vrijwillig op ons nemen om daardoor het plan van God met ons mensen en met onze aarde te helpen verwerkelijken.

Wanneer je zo omgaat met karma zul je dus nooit tegen iemand kunnen zeggen, dat bepaalde ervaringen nu eenmaal het gevolg zijn van zijn of haar karma (en dus, wat daar vaak mee bedoel wordt: eigen schuld zijn). De wetten van reïncarnatie en karma zijn zoveel groter dan wij bevatten kunnen.

Overigens: die woorden ‘de werken Gods moesten in hem openbaar worden’ kunnen met evenveel recht ook anders (uit het Grieks) vertaald worden. Je kunt namelijk ook vertalen: ‘Opdat de werken van de God in hem openbaar worden’.

Zo vertaald bedoelt Jezus dan te zeggen, dat juist de blindheid van deze man ertoe leiden zal dat de godsvonk in hem aan het licht zal komen: het lijden aan die verblinding leidt ertoe, dat zijn innerlijke ogen zullen opengaan. En is dat ook niet dikwijls onze eigen ervaring, dat het juist de pijn van het leven, of het lijden aan de donkere levenservaringen is, die ons tot inzicht brengt?

De bijbelvertalers hebben er consequent voor gekozen om alles wat ook op een innerlijk gebeuren kan wijzen te vertalen als een uiterlijk gebeuren. Wel begrijpelijk, want dat aan het licht brengen van de godsvonk of goddelijke kern in ons, en het besef dat er in ons leven om gaat die godsvonk in onszelf op te delven, behoorden tot de geheime kennis.

Vandaar dat we in deze vertaling zien hoe esoterische kennis wordt weggemoffeld  en tot exoterische kennis wordt, kennis die voor iedereen en niet alleen voor ingewijden toegankelijk is.

Die (exoterische) vertaling van deze zinsnede blijft overigens vreemd en in wezen onbegrijpelijk. Want de vertaling ‘de werken Gods moesten in hem openbaar worden‘ kan niet anders betekenen dan dat die man blind geboren is opdat Jezus zijn genezingskunst aan hem zou kunnen demonstreren. Dus laat God deze man blind geboren worden zodat hij demonstratiemateriaal voor Jezus kan zijn. Erg liefdevol is dat bepaald niet.

Bron: ‘Jezus van Nazareth, esoterisch bijbellezen‘ van Hans Stolp