Auteursarchief: Kitty Schultz

Wij zijn vanzelven, strofe 17 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.017

In de hoge oudheid wist het volk alleen van de vorsten dat zij bestonden.
De vorsten, die dáárna kwamen, had het volk lief en prees hen.
Die dáárna kwamen, vreesde het.
Die dáárna kwamen, verachtte het.
Hij, die anderen niet vertrouwt, krijgt het vertrouwen van anderen niet.

(De Ouden) waren langzaam  en ernstig in hun woorden.
Als zij de verdiensten hadden gemaakt Lees verder

Terugkeren tot het Leven, strofe 16 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.016

Als men tot het opperste Ledig is gekomen, handhaaft men een onvergankelijke rust.
Alle dingen worden tezamen geboren; ik zie ze (daarna) weder terugkeren.
Alle dingen bloeien overvloediglijk; (daarna) keert elk terug tot zijn Oorsprong.

Tot de Oorsprong terugkeren heet Lees verder

Het Tao van de Oudheid doorgronden, strofe 14 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.014

LEES MEER OVER MYSTERIËN VAN TAO EN DE DAODEJING

Strofe 14 van de Daodejing (vertaald door Henri Borel)

Gij kijkt er naar, en gij ziet Het niet; men noemt Het kleurloos (I).
Gij luistert er naar, en gij hoort Het niet; men noemt Het aphoon (Hi).
Gij tast er naar, en gij raakt Het niet; men noemt Het onstoffelijk (Wei).
Deze drie dingen zijn niet met eigen woorden uit te leggen.
Daarom Lees verder