Nicolas Flamel: succesvolle en geliefde Parijse alchemist uit de middeleeuwen

Van de namen die het meest met de middeleeuwse magie geassocieerd worden moeten we een wat latere figuur noemen: Nicolaas Flamel (naar hem is één van de figuren in de Harry Potter serie genoemd). Flamel werd omstreeks 1330 geboren en stierf in 1418. Oorspronkelijk werkte hij als klerk of kopiist in Parijs. Door zijn beroep had hij toegang tot veel zeldzame boeken en documenten en raakte hij vertrouwd – hetgeen heel bijzonder was in die tijd – met schilderkunst, poëzie, chemie, wiskunde en architectuur. Hij begon zich ook te verdiepen in alles wat hij over alchemie en over de kabbalistische en hermetische leer kon vinden.

Omstreeks 1360 stuitte Flamel naar eigen zeggen op een alchemistische tekst die zijn leven zou veranderen. Hij dacht zelf dat de tekst uit joodse bron afkomstig was en misschien gestolen was. Op de titelpagina was het volgende te lezen volgens Flamel: ‘Abraham de jood, prins, priester, leviet, astroloog en filosoof voor de natie van de joden, door de toorn van God verspreid onder de Galliërs, maakt gezond.’ De oorspronkelijke versie van dit boek zou in de Arsenal-bibliotheek van Parijs zijn ondergebracht. Reproducties ervan zijn ijverig, devoot en, voor zover we weten, vergeefs bestudeerd door volgende generaties zogenaamde navolgers.

Naar eigen zeggen kon Flamel het boek dat noch in het Latijn, noch in het Frans geschreven was, niet zelf lezen. Het zou ook in het Hebreeuws geschreven kunnen zijn – Flamel was ervan overtuigd dat men het boek niet kon begrijpen tenzij men de kabbala kende. Meer dan twintig jaar bracht hij gefrustreerd door met het turen naar zijn onontcijferbare en raadselachtige aanwinst. 

Uiteindelijk zou hij tijdens een reis naar Santiago de Compostella in Spanje een bekeerde jood ontmoet hebben in Léon, die de tekst voor hem verklaarde. Bij zijn terugkeer naar Parijs ging hij toepassen wat hij had geleerd en voerde hij naar verluid – rond het middaguur op 17 januari 1382 – de eerste in een serie alchemistische transmutaties uit. 

Men kan zich natuurlijk afvragen of Flamels verhaal op waarheid berust. Feit blijft dat hij kort daarna patroon werd van een vrouw die bekend stond als ‘een expert in de chemische wetenschappen’; – Blanche d’Evreux, ook wel Blanche van Navarre, dochter van de koning van Navarre en later echtgenote van Filips VI van Frankrijk. 

Ook zou Flamel heel rijk zijn geworden door zijn alchemistische transmutaties. Aan het eind van zijn leven bezat hij in Parijs alleen al meer dan dertig huizen en stukken land. Niettemin schijnt hij een bescheiden man te zijn geweest die zich niet verlustigde aan macht maar juist zijn rijkdom verkwistte door goede werken. In 1413 had hij veertien ziekenhuizen, zeven kerken en drie kapellen in Parijs en een vergelijkbaar aantal in Boulogne gesticht of begunstigd. 

Dit altruïsme, meer nog dan zijn fantastische successen, maakte hem tot een legendarisch figuur en geliefd bij het nageslacht. Zelfs tot in de achttiende eeuw werd hij nog geëerd door mensen als Sir Isaac Newton die met moeite zijn werk las – daarmee zijn opdracht om ‘tot glorie van God het meesterschap van Hermes …’ te vervolmaken.

Het is opvallend dat behalve Flamel alle prominente aanhangers van de middeleeuwste magie en het hermetisme óf geestelijken waren óf mensen die geprotegeerd werden door geestelijken. Met andere woorden, het monopolie van de kerk op kennis en wijsheid bleef intact en in feite ongebroken, behalve voor de protégés van een of ander hof – de auteurs van een aantal van de graalromans bijvoorbeeld, die onder de hoede waren genomen van wereldlijke machthebbers. 

Flamel was echter een van de middeleeuwse magiërs en met hem begon de situatie te veranderen. Later zou de toestand zelfs dramatisch veranderen. Achter de coulissen van het toneel van de geschiedenis stond een nieuwe generatie magiërs te wachten die weinig met de kerk van doen had en veeleer tégen de kerk was. Faust stond op het punt zijn debuut te maken. En de kerk zou zijn eigen zeer heterodoxe magiër moeten gaan opvoeren om hem bij te kunnen houden. 

Bron: Het elixer en de steen – de wereld van magische, occulte en onbekende krachten, Michael Baigent en Richard Leigh