Je kúnt dromen waarmaken. Niet altijd, maar het belangrijkste is dat je het blijft proberen. Dit dromenboek van schrijver Arthur Japin en illustrator Martijn van der Linden is een vrolijk pleidooi voor het onmogelijke. Dromen, iedereen kan het, zeker ’s nachts, maar overdag staan we er nauwelijks meer bij stil. Dit dromenboek is een vrolijk pleidooi voor het bewust worden, najagen en vastleggen van de enorme rijkdom van ons onderbewustzijn. Het gaat over dagdromen en nachtmerries, dansen en vliegen, onzindromen en idealen die de wereld verbeteren, maar vooral over hoe je hoop kunt houden tegen beter weten in.
Ik zou het nu eens met je over dromen willen hebben. Niet alleen over de dromen die je hebt wanneer je slaapt, maar ook over dromen die je kunt hebben terwijl je wakker bent. Soms zijn die twee niet goed uit elkaar te houden, maar dat is niet erg.
Dit verhaal, bijvoorbeeld, is begonnen in de nacht. Ik droomde dat ik het wilde vertellen en hier is het! Ik wil maar zeggen, je kúnt dromen waarmaken. Niet altijd, maar het belangrijkste is dat je het blijft proberen. Hier zie je het begin van een droom die ik al van kleins af heb. Hij is vol zingende en dansende mensen. Straat na straat. Een hele stoet.
Ik droom dit al mijn hele leven. Da’s best eigenaardig, zeker voor een volwassen man, maar erg vrolijk en vol hoop. Meer dan eens is hij ook werkelijkheid geworden, dus zo’n gekke droom is het nou ook weer niet. Die droom begint hier alvast omdat hij anders niet in het boek zou passen. Het is namelijk geen kleine droom. Er komen heel veel mensen en dieren aan te pas, pleinen vol. Her en der duiken ze op, soms op heel ongepaste momenten. Juist dan eigenlijk, wanneer alles te zwaar en serieus wordt. Dan zie je mij gniffelen om deze droom, terwijl andere mensen heel serieus kijken. Ik vertel er verderop wel meer over.
We zouden het ook best over iets meer wetenschappelijks kunnen hebben. Over hoeveel sterren er zijn in het heelal of hoe ons lichaam is opgebouwd uit onbegrijpelijk veel celletjes, maar zodra ik aan de oneindigheid van zulke wonderen denk, begint het me te duizelen. Dat heb ik bij dromen niet. Die zijn ook grenzeloos, maar ik kan ze toch behappen. Ik snap ze beter, zelfs als ik ze niet begrijp. Ik heb er in mijn leven veel gevolgd en zij hebben me ver gebracht. Ken je dat? Het werkt een beetje zoals toveren: je droomt van iets en maakt het waar. Zoals dit verhaal. Ja, dat jij dit nu leest, bewijst wel dat je dromen kunt verwezenlijken.
’S NACHTS DROMEN
Iedereen kan het, zeker in het donker. Soms is het leuk en soms doodeng, maar alle mensen dromen in hun slaap. Honden trouwens ook. Vannacht, toen mij te binnen schoot dat ik het hier eens met je over moest hebben, was Basso aan het dromen aan het voeteneinde van mijn bed. Hij denkt dan dat hij aan het spelen is en rondrent, en daar kan hij zo’n lawaai bij maken.
Ik werd er wakker van. Midden in mijn droom over dit verhaal. Daarom kan ik het navertellen.
En toen ik rechtop ging zitten en de lamp aandeed om dan ook maar direct met vertellen te beginnen, werd hij wakker van mij. Je hoorde mijn hondje denken: O, nee, nou niet weer midden in de nacht een heel verhaal gaan zitten schrijven, ik was juist zo lekker aan het dromen. Hij draaide zich om, zuchtte eens en droomde door.
Iemand heeft mij een keer aangeraden een opschrijfboekje naast mijn bed te leggen waarin ik ’s ochtends zou kunnen optekenen wat ik ’s nachts had gedroomd.
‘Dat heeft geen zin,’ zei ik, ‘want zodra ik wakker word, ben ik mijn droom alweer vergeten.’
‘Probeer het nou maar!’ drong hij aan.
Zelf deed hij dit al jaren, elke ochtend. Voordat hij een voet uit bed zette, nam hij zijn dromenboek van zijn nachtkastje en daarin tekende hij beelden op die hij zich van de nacht herinnerde. Hij was regisseur en gebruikte ze ook in zijn films. In zijn studio in Rome liet hij grote decors bouwen die leken op de plekken waar hij in zijn droom doorheen was gewandeld.
Hij zocht actrices en acteurs met opvallende gezichten, gekke koppen die hem deden denken aan de wezens die hij ’s nachts was tegengekomen, en hij liet ze in een film naspelen wat hij zelf al slapend had beleefd. Zo werden zijn dromen werkelijkheid. En dat niet alleen: zij maakten hem beroemd! In bioscopen over de hele wereld hebben mensen zijn dromen kunnen bekijken. Zijn films draaien vandaag de dag nog steeds, zodat wij voor altijd kunnen meebeleven wat die man op een nacht lang geleden heeft gezien. Weer een bewijs dat dromen niet hoeven te vervliegen.
Ik heb zijn raad opgevolgd. Ik kocht een opschrijfboekje en legde dat naast mijn bed. De eerste dagen bleef het leeg. Als ik wakker werd, herinnerde ik me niets. Maar kennelijk kun je dromen oefenen.
En waarom ook niet? Je leert alles door het dagelijks te doen: hardlopen, rekensommen, spieroefeningen, lief zijn voor jezelf… elke keer een beetje beter. Na een dag of wat schoten mij, bij het ontwaken, soms wat dingen uit de nacht te binnen, eerst niet meer dan flarden, maar die werden elke dag wat langer en duidelijker.
Langzaamaan begonnen mijn dromen door te sijpelen in de dag. Die flarden schreef ik op. En als iets niet in woorden viel te vangen, bijvoorbeeld omdat het niet bestond of kan bestaan, dan maakte ik er een schetsje van. In dromen gebeurt nu eenmaal van alles wat je nergens anders ziet. Wil je met je dromen iets nuttigs doen, dan is dit je uitdaging: je moet het onmogelijke zien te vangen. Dat geldt trouwens voor het hele leven.
Zodra je een dromenboek begint, word je je allerlei dingen bewust waarbij je overdag anders nooit zou stilstaan. Je zult bijvoorbeeld zien dat je in kleuren kunt dromen of in zwart-wit. Dat je de ene nacht dingen terugziet die je hebt meegemaakt en mensen ontmoet die je kent, en de volgende nacht juist dingen doet die je nooit gedaan hebt, maar die je erg graag zou willen kunnen. Je vleugels uitslaan bijvoorbeeld en wegvliegen. Zoiets kun je dan ineens ook echt.
Soms weet je donders goed dat je midden in een droom zit en droom je hem met die kennis toch gewoon verder. Dit is vooral handig bij nachtmerries. Achtervolgingen zijn toch ietsje minder eng als je tegen jezelf kunt zeggen dat je eigenlijk in je bed ligt. Je kunt ook wakker worden uit een ontmoeting met iemand die je in geen jaren hebt gezien en dan is de eerste de beste die jou die ochtend belt uitgerekend díé persoon. Soms belt die jou zelfs omdat hij of zij die nacht óók heeft gedroomd dat jullie elkaar ontmoetten.
Of je komt in je slaap iemand tegen die op datzelfde moment, heel ergens anders op de wereld, overlijdt. Dit is vrij zeldzaam, maar het komt voor. Ik had het bijvoorbeeld met mijn oma. Zij kwam aan mijn bed zitten. Ik werd er wakker van. En ik wist meteen hoe laat het was, want mijn oma kon daar helemaal niet zijn. Zij en ik waren op dat moment namelijk ieder in een ander land, ver bij elkaar vandaan. Maar ik begreep wel waarom zij dat hele eind gekomen was. Zij wilde gewoon nog even afscheid nemen, dus dat deden we. Dit lijkt een beetje eng, maar dat is het niet; het is juist mooi. Je wordt er blij van, omdat het je eraan herinnert dat de wereld uit zoveel meer bestaat dan alleen maar de werkelijkheid.
Ik weet niet hoe dat met jou is, maar mij stelt het gerust dat er nog dingen zijn die wij niet kunnen verklaren. Dat opent zoveel mogelijkheden, zoveel avonturen, zoveel onbegane wegen!
Je maakt in dromen ook weleens mee dat je de weg kent in een stad waar je nog nooit van je leven bent geweest of dat je een taal spreekt die je helemaal niet machtig bent, zelfs talen die niet eens bestaan.
Soms kun je in een droom ook dingen ruiken, maar dat is niet per se een pretje. Ik werd zelfs een keer kokhalzend wakker. Dit gebeurde in Rajasthan. Ik was daar in een rattentempel geweest. Tienduizenden heilige ratten liepen er vrij rond, ook over je schouders, je voeten en je hoofd. In het echt dus, hè, niet in een nachtmerrie. En zij piesten en poepten overal en je mocht de tempel alleen op blote voeten binnen, dus je stapte in hun drek. De stank die daar hing heb ik daarna nog een aantal keer geroken in een droom. Maar net zo makkelijk ruik je taartjes, hoor, of jasmijn.
Nou moet ik je iets eigenaardigs vertellen: ik houd niet van slapen. Als baby al niet. Ik heb het altijd naar gevonden dat ik naar bed moest terwijl mijn ouders gewoon doorgingen met hun leven. Dit weet ik omdat ik ze in de aangrenzende kamer hoorde praten. Als ik hun stemmen in de verte hoorde, voelde ik me alleen gelaten en een beetje verraden. Ken je dat? Weet dan dat ouders zoiets niet expres doen. Zij begrijpen niet wat er op zo’n moment in jou omgaat en dat sommigen van ons nu eenmaal bij geboorte al volwassen zijn.
Vaders en moeders weten niet beter dan dat je kinderen in bed hoort te stoppen, ook als ze niet willen. Waar dat idee vandaan komt, weet ik niet. Maar het gevolg is wel dat ik er de rest van mijn leven met tegenzin inkruip. Ik doe het omdat ik anders overdag te moe ben om te schrijven, maar elke avond protesteert mijn ziel. Hij schreeuwt omdat hij weet dat ergens anders het leven ondertussen verdergaat. Hij is gewoon bang dat hij iets mist.
Ik slaap dan ook zelden de hele nacht door. Bijna altijd word ik halverwege wakker, vaak om te piekeren, maar soms met een heel verhaal in mijn hoofd. Zoals dit verhaal. En daar begin ik dan vast aan. Best lastig, want voor dromen in de nacht is slapen wel een voorwaarde. Daarom heb ik een beroep gekozen waarbij je dromen mag wanneer je wilt.