De keizer, heerser of farao – arcanum 4 van de hermetische tarot – het vierde symbool van de Egyptische mysteriën

Op de vierde dag sprak de hogepriester aldus:

‘Je staat, mijn zoon, nu voor de afbeelding die ‘de farao’ wordt genoemd. Zoals je in de eerste schildering de schemmende, de elementen gebiedende godheid gezien hebt, zo zie je in de vierde beeltenis de middels de vaste wetten de schepping – de kubieke steen – regerende god. Wetten regeren het heelal. Aan deze wetten kan niemand zich onttrekken. 

De twee kronen  op het hoofd van de farao, de twee scepters in zijn handen duiden erop dat hij door wetten zowel zichtbare als voor ons nu nog onzichtbare werelden regeert. Het heelal dat hij beheerst wordt door de kubus voorgesteld, want de wet van het viervoud is de grondwet van de schepping; op de wet van het viervoud berust alles. 

De godheid is een drieëenheid: Osiris, Isis en Horus. Het eeuwige oerbegin, of het werkzame, het activum – splitst een deel van zich af, het passivum ontvangt deze uitscheiding. Hierdoor ontstaat er een relatie tussen deze twee beginselen en het derde dat daaruit ontspruit is niet alleen het resultaat, maar ook de verbinding. Daarom wordt de godheid altijd door een driehoek weergegeven. 

Als nu echter dezer op geestelijke hoogten vertoevende godheid een heelal met duizenden zonnestelsels en myriaden sterren wil scheppen, dan is die zichtbare wereld een vierde deel.  Voegt men aan een zich openende driehoek een rechte lijn toe, dan ontstaat er een vierkant. Daarom wordt het heelal, de kosmos, dan ook door een vierkant voorgesteld. En inderdaad schijnt de mysterrieuze wet van het viervoud overal te heersen. Vier streken heeft de windroos: noord, zuid, oost en west; uit  vier elementen bestaat het heelal; er zijn vier jaargetijden en vier dagindelingen; in vier fasen gaat de mens van de wieg naar het graf: kind, jongeling, man, grijsaard. 

En jijzelf, mijn zoon, bestaat als je jezelf goed beschouwt, ook uit vier delen: lichaam, persoonlijkheid, ziel en geest. Je hebt een stoffelijk lichaam en het voor een ziener zacht glanzende leven, dat dit stoffelijke lichaam doordringt en omstraalt (je persoonlijkheid). Deze beide lossen zich na het sterven in de onreinheden op waaruit ze waren opgebouwd. De dood is namelijk slechts het losmaken van de banden die de vier delen waaruit we bestaan, bij elkaar houden. Je zielelichaam, het derde deel dat uit een zeer fijne stof bestaat, waaraan de onreinheden van het stoffelijk lichaam kleven, verlaat na de dood het zichtbare omhulsel, tegelijk met de geest, de goddelijke vonk, het vierde deel en gaat door het rijk van de schaduwen van de dood over in het rijk van licht en leven. Zo je ziet is het getal vier, voor zover het onze samenstelling betreft, ook voor ons overheersend. 

En tot slot bekijken we de houding van de farao, de wet, de wil. Ook daarin vinden we de grote waarheid: ‘De godheid heerst over de schepping’ symbolisch uitgedrukt. Zie de houding van de armen. Vormen zij tezamen met het hoofd geen driehoek? En de over elkaar geslagen benen maken tich een vierkant? Dit is maar voor één uitleg vatbaar, namelijk: “de godheid regeert het heelal”. 

Als je het heelal beschouwt en iets van het wezen van de godheid begrijpen wilt, dan moet je ten eerste de wetten leren kennen waarmee de godheid het heelal regeert. De wetten van de godheid zijn het eerste wat de zoekende op weg naar waarheid zal tegenkomen. Ga nu in vrede en laat het besprokene in je doorklinken.’

Bron: Egyptische Mysteriën, Inwijding in de Esoterische Tarot door Woldemar von Uxkull