J.K. Rowling, vooral bekend als auteur van de zeven Harry Potter-boeken, schrijft dat zij het sprookje ‘De Ickabog’ (gepubliceerd als boek in december 2020) meer dan tien jaar geleden heeft geschreven als verhaaltje voor het slapengaan voor haar jongste kinderen. Het gaat om een voorleesverhaal voor kinderen vanaf circa 9 jaar dat zich afspeelt in een fantasieland. Deze vertelling staat los staat van het andere werk van J.K. Rowling, al bevat het thema’s die vaker in haar verhalen voorkomen.
Er was eens een klein landje genaamd Steenrijk, dat al eeuwenlang werd geregeerd door een dynastie van blonde koningen. De koning in de tijd waarover ik nu schrijf, heette koning Fred de Flinkerd. Dat ‘Flinkerd’ had hij zelf aan zijn naam toegevoegd op de ochtend van zijn kroning, deels omdat het mooi paste bij ‘Fred’ maar ook omdat hij op een keer helemaal in zijn eentje een wesp had doodgeslagen, als je tenminste die vijf lakeien en de laarzenpoetser buiten beschouwing liet.
WOORD VOORAF
Het idee voor De Ickabog speelde al een hele tijd door mijn hoofd. Het woord ‘Ickabog’ is afgeleid van de Bijbelse naam ‘Ichabod’, wat ‘zonder glorie’ of ‘verloren glorie’ betekent. Ik denk dat jullie zullen begrijpen waarom ik juist die naam heb gekozen als jullie het verhaal hebben gelezen. Het draait om thema’s die me altijd geïnteresseerd hebben.
Wat zeggen de monsters die we oproepen over onszelf? Hoe komt het dat mensen – of landen – soms in het kwaad vervallen en wat is er voor nodig om dat kwaad weer te verslaan? Waarom geloven mensen zo graag in leugens, zelfs als daar weinig tot geen reden toe is?
De Ickabog is met horten en stoten geschreven, tussen de Harry Potter-boeken door. Het verhaal zelf is eigenlijk nooit ingrijpend veranderd. Het begon altijd met de dood van die arme mevrouw Rondhout en eindigde altijd met… nou, dat zal ik niet verklappen, voor het geval jullie het nu voor het eerst lezen!
Ik had het verhaal voorgelezen aan mijn twee jongste kinderen, toen die nog echt klein waren, maar had het nooit afgemaakt, tot grote frustratie van Mackenzie, wier lievelingsverhaal het was. Toen de Harry Potter-reeks af was, nam ik eerst vijf jaar pauze en nadat ik had besloten dat mijn volgende boek geen kinderboek zou worden, verhuisde de nog steeds onvoltooide Ickabog naar de zolder. Daar bleef hij meer dan tien jaar en waarschijnlijk zou hij er nog steeds liggen als de covid-19-pandemie niet had toegeslagen en er geen miljoenen kinderen gedwongen thuis hadden gezeten, zonder naar school te kunnen gaan of hun vrienden te ontmoeten.
Dat bracht me op het idee om het verhaal gratis online te publiceren en kinderen te vragen het zelf te illustreren.
De inmiddels erg stoffige doos met getypte en handgeschreven vellen kwam eindelijk weer naar beneden en ik ging aan de slag. Toen het boek bijna af was werden mijn kinderen, die het verhaal van de Ickabog als eersten hadden gehoord maar nu tieners waren, iedere avond op een hoofdstuk getrakteerd. Ze vroegen vaak waarom ik een van hun favoriete stukjes had weggelaten en uiteraard werden die allemaal in ere hersteld. Ik stond er versteld van hoeveel ze zich er na al die jaren nog van herinnerden.
Naast mijn gezin, dat een grote steun was, wil ik ook de mensen bedanken die me hebben geholpen De Ickabog in zo’n korte tijd online te zetten: mijn redacteuren Arthur Levine en Ruth Alltimes, James McKnight van de Blair Partnership, mijn managementteam met Rebecca Salt, Nicky Stonehill en Mark Hutchinson en mijn agent Neil Blair. Alle betrokkenen hebben een gigantische inspanning verricht en daar ben ik heel erg dankbaar voor.
Ik wil ook graag alle kinderen (en een paar volwassenen) bedanken die tekeningen hebben ingezonden. Ik heb ontzettend genoten van alle illustraties en ik weet dat ik niet de enige ben die versteld stond van het getoonde talent. Het zou geweldig zijn als het werk van sommige toekomstige illustrators en kunstenaars voor het allereerst gepubliceerd werd in De Ickabog.
De terugkeer naar Steenrijk en de voltooiing van iets dat zo lang op de plank had gelegen, was een van de mooiste ervaringen uit mijn carrière. Ik kan alleen maar zeggen dat ik hoop dat dit verhaal net zo leuk is om te lezen als het was om te schrijven!
J.K. Rowling juli 2020
- KONING FRED DE FLINKERT
Er was er eens een klein landje genaamd Steenrijk, dat al eeuwenlang geregeerd werd door een dynastie van blonde koningen. De koning in de tijd waarover ik nu schrijf, heette koning Fred de Flinkerd. Dat ‘Flinkerd’ had hij zelf aan zijn naam toegevoegd op de ochtend van zijn kroning, deels omdat het mooi klonk bij ‘Fred’ maar ook omdat hij op een keer helemaal in zijn eentje een wesp had doodgeslagen, als je tenminste die vijf lakeien en de laarzenpoetser buiten beschouwing liet.
Koning Fred de Flinkerd was razend populair toen hij de troon besteeg. Hij had prachtige blonde krullen, een fraaie, volle blonde snor en de strakke kniebroek, het fluwelen wambuis en het hemd met ruches dat rijke heren in die tijd droegen stonden hem echt geweldig. Fred had de reputatie dat hij vrijgevig was, hij glimlachte en wuifde altijd naar iedereen en zag er heel knap uit op de portretten die overal in het koninkrijk werden uitgedeeld om in het stadhuis te worden opgehangen.
De burgers van Steenrijk waren dolblij met hun nieuwe koning en veel mensen dachten dat hij een nog betere vorst zou worden dan zijn vader, Richard de Rechtlijnige, die helaas (al had niemand dat destijds durven zeggen) nogal scheve tanden had gehad.
Koning Fred was stiekem opgelucht toen hij merkte hoe gemakkelijk het was om Steenrijk te regeren. Vrijwel iedereen had meer dan genoeg te eten, de kooplui verdienden zakken vol goud en Freds raadgevers handelden de eventuele probleempjes die zich voordeden voor hem af. Fred hoefde eigenlijk alleen maar veel te glimlachen naar zijn onderdanen als hij een rijtoertje maakte in zijn koets en kon vijf keer per week gaan jagen met zijn twee beste vrienden, baron ter Sluycks en baron van Bulckhoven.
Ter Sluycks en Van Bulckhoven bezaten zelf ook uitgestrekte landgoederen, maar beseften dat het veel goedkoper en amusanter was om bij de koning in het paleis te wonen, zijn eten op te eten, op zijn herten te jagen en ervoor te zorgen dat de koning niet al te gesteld raakte op een van de beeldschone dames aan het hof. Ze wilden absoluut niet dat Fred zou trouwen, want een koningin zou weleens het einde kunnen betekenen van hun pleziertjes.
Een tijdlang leek het erop dat Fred iets voelde voor freule Eslanda, die net zo donker en mooi was als Fred blond en knap, maar Ter Sluycks wist Fred ervan te overtuigen dat ze een veel te serieuze boekenwurm was en dat het volk nooit van zo’n koningin zou kunnen houden. Fred wist niet dat baron ter Sluycks een wrok koesterde tegen freule Eslanda. Hij had haar ooit zelf ten huwelijk gevraagd, maar ze had hem afgewezen.
Baron ter Sluycks was mager, slim en doortrapt. Zijn vriend Van Bulckhoven had juist blozende wangen en was zo dik dat er zes man voor nodig waren om hem op zijn enorme roodbruine paard te hij- sen. Van Bulckhoven was niet zo slim als Ter Sluycks, maar toch al- tijd nog een stuk snuggerder dan de koning.
Beide mannen waren doorgewinterde hielenlikkers en vertelden Fred keer op keer vol gespeelde verbazing hoe goed hij toch overal in was, van paardrijden tot sjoelen. Ter Sluycks’ grootste talent was dat hij de koning altijd precies kon laten doen wat Ter Sluycks het beste uitkwam en als Van Bulckhoven al een gave had, was het dat hij de koning er steevast van wist te overtuigen dat hij geen trouwere vrienden had dan de twee baronnen.
Fred vond Ter Sluycks en Van Bulckhoven prima kerels. Ze drongen er steeds bij hem op aan om spetterende feesten, uitgebreide picknicks en overdadige banketten te organiseren omdat Steenrijk tot ver buiten de landsgrenzen beroemd was om zijn etenswaren. Iedere stad in het land stond bekend om een ander product en die waren stuk voor stuk de allerbeste ter wereld.
De hoofdstad van Steenrijk, Soesdijk, lag in het zuiden van het land en werd omgeven door uitgestrekte boomgaarden, velden vol ruisend goudgeel graan en smaragdgroene weides waarin sneeuwwitte koeien graasden. Alle room, meel en fruit dat de boeren daar produceerden ging vervolgens naar de uitzonderlijke bakkers van Soesdijk, die gespecialiseerd waren in gebak.
Denk, als je wilt, eens aan het allerlekkerste taartje of koekje dat je ooit hebt gegeten. Nou, laat ik meteen maar zeggen dat ze zich in Soesdijk doodgeschaamd zouden hebben om zoiets op tafel te zetten. Als een volwassen man niet meteen tranen van puur genot in zijn ogen kreeg als hij een hap nam van een Soesdijks gebakje, was het een totale mislukking en werd het nooit meer gemaakt. De etalages van de bakkerijen in Soesdijk lagen vol met heerlijkheden zoals Meisjesdromen, Elfenwiegjes en, het beroemdst van allemaal, Godenzoenen, die zo onvoorstelbaar en haast tergend verrukkelijk waren dat ze alleen bij speciale gelegenheden werden geserveerd, waarop iedereen dan huilde van vreugde tijdens het eten.
Koning Porfirio, van het naburige Pluritanië, had koning Fred al een brief gestuurd waarin hij hem elk van zijn dochters aanbood als huwelijkskandidaten, als hij in ruil daarvoor maar zijn leven lang voorzien werd van een gestage stroom Godenzoenen. Baron ter Sluycks had koning Fred aangeraden om de Pluritaanse ambassadeur vierkant uit te lachen.
‘Zijn dochters zijn bij lange na niet knap genoeg om er Godenzoenen voor weg te geven, Sire!’ zei Ter Sluycks.
Ten noorden van Soesdijk lagen nog meer groene weides, doorsneden door heldere, fonkelende rivieren.
INHOUDSOPGAVE
Woord vooraf
- Koning Fred de Flinkerd
- De Ickabog
- De dood van een naaister
- Het stille huis
- Roos Rondhout
- De vechtpartij op de binnenplaats
- Baron ter Sluycks klapt uit de school
- Beklagdag
- Het verhaal van de herder
- De queeste van koning Fred
- De reis naar het noorden
- De koning verliest zijn zwaard
- Het ongeluk
- Het plan van baron ter Sluycks
- De terugkeer van de koning
- Bert neemt afscheid
- Goedmoet staat pal
- Einde van een raadsheer
- Freule Eslanda
- Medailles voor Boender en Knoop
- Professor Ootje
- Het huis zonder vlaggen
- Het proces
- De klimtol
- Het probleem van baron ter Sluyck
- Een klus voor meneer Rondhout
- Ontvoerd
- Ma Snauw
- Mevrouw Boender maakt zich zorgen
- De poot
- Verdwijning van een slager
- Een fout in het plan
- Koning Fred maakt zich zorgen
- Drie extra poten
- Het voorstel van baron ter Sluycks
- Honger in Steenrijk
- Roos en de maan
- Baron ter Sluycks komt op visite
- Bert en het Ickabog Afweerkorps
- Bert wordt wijzer
- Het plan van mevrouw Boender
- Achter het gordijn
- Bert en de poortwachter
- Mevrouw Boender vecht terug
- Bert in Fustenburg
- Het verhaal van Roelof Rotting
- In de kerkers
- Bert en Roos vinden elkaar
- Weg bij ma Snauw
- Een winterreis
- In de grot
- Paddenstoelen
- Het mysterieuze monster
- Het lied van de Ickabog
- Ter Sluycks ontstemt de koning
- Het complot in de kerkers
- Het plan van Roos
- Hetty Hopscheut
- Terug naar Fustenburg
- Opstand
- Van Bulckhoven vuurt opnieuw
- De Geboording
- Het laatste plan van baron ter Sluycks
- Opnieuw Steenrijk
Bron: ‘Ickabog’ door J.K. Rowling