AANMELDEN VOOR HET SYMPOSION ‘ALLES IS BEWUSTZIJN’
In de bovenstaande video beantwoordt auteur André Roumen een vraag over bewustzijn die gesteld werd tijdens de lancering van zijn boek ‘Ik ben bewustzijn’ op 19 april 2024 in Pentagram boekwinkel in Haarlem. Roumen komt ook spreken op het symposion ‘Alles is bewustzijn’ dat Stichting Rozenkruis op zondag 19 mei organiseert op het landgoed Renova in Bilthoven. Hieronder volgt een opsomming van 15 wetmatigheden waarin bewustzijn zich aan ons voordoet. Deze komt uit hoofdstuk 2 met de titel: eenheid.
Zelfkennis is niet hetzelfde als zelfbewustzijn. Zelfbewustzijn houdt in dat bewustzijn zich bewust is van zichzelf als bewustzijn, dat het dus niets anders dan zichzelf tot inhoud heeft. Maar al kunnen we niet doordringen tot de eenheid van het bewustzijn zelf, we kunnen ons wel verdiepen in de wetmatigheden waarin het zich aan ons voordoet.
1. Bewustzijn is open terrein. Het laat zich niet begrenzen en daarom niet definiëren. Het laat zich niet objectiveren, tot object maken. Het laat zich ook niet rechtstreeks waarnemen of voelen. Indirect maakt het zich kenbaar door middel van zijn inhouden, dus door dat wat erin verschijnt: gedachten, ervaringen, gevoelens, fantasieën. Maar het valt niet samen met deze inhouden, het gaat er niet in op. Bewustzijn laat zich vergelijken met een blanco vel papier, en zijn inhouden met een tekst die er op verschijnt en weer verdwijnt. Als ‘leegte’, als blanco vel, is het niet tijdruimtelijk: het ‘is niet’. Wat zich ook laat waarnemen, het komt en gaat en verandert niets aan het bewustzijn zelf waarin het verschijnt.
2. Bewustzijn is de enige werkelijkheid. Er ligt niet nog een werkelijkheid achter, buiten of boven. Evenals we niet naast ons lichaam kunnen lopen, kan bewustzijn zich niet buiten zichzelf bewust zijn: het heeft geen buiten. Het is daarom onmogelijk verschil te maken tussen mijn werkelijkheid en mijn bewustzijnswerkelijkheid. Max Planck: ‘Ik beschouw bewustzijn als fundamenteel. We kunnen niet achter bewustzijn kijken. Alles waarover we praten, alles wat wij als bestaand beschouwen, veronderstelt bewustzijn.’ Alles wat bewust verschijnt – of het nu mijzelf betreft, de ander, de wereld of God – verschijnt in bewustzijn en als bewustzijn.Wat niet betekent dat ik opgesloten zit in mijn eigen bubbel (solipsisme), dat ik volledig afgescheiden zou zijn van de objectief gegeven werkelijkheid. Dat is volgens psychiaters zelfs tijdens een psychose niet het geval. Dat er een onkenbare werkelijkheid gelegen is buiten mijn bewustzijn (Immanuel Kant), ook dat is een voorstelling van en dus binnen mijn bewustzijn. Geen object zonder subject, geen waarneming zonder waarnemer: kenner en gekende zijn volkomen één. Ook begrippen als onbewust, onderbewust en bovenbewust zijn voorstellingen in en van het bewustzijn. Het zijn werkhypothesen. Als het Ene (God) mij als kenner volledig te boven zou gaan, dus bovenbewust en zuiver transcendent zou zijn, dan zou ik dit niet eens kunnen veronderstellen.
3. Bewustzijn is geen functie of eigenschap. Er bevindt zich niemand en niets buiten het bewustzijn waarvan het een eigenschap zou kunnen zijn. Waarnemen, denken, voelen en willen kunnen we beschouwen als functies, als eigenschappen die ik heb. Maar bewustzijn hoort niet in dit rijtje thuis. Het is in feite onjuist te zeggen ‘ik denk’ of ‘ik voel’. Het is het tijdloze bewustzijn dat gedachten en gevoelens herbergt als tijdelijke verschijnselen.
4. Bewustzijn is de mogelijkheidsvoorwaarde voor al zijn inhouden en gaat er daarom aan vooraf. Het laat zich vergelijken met een lege, open ruimte, een veld of baarmoeder (garba) in de Indische wijsheid, waarin heel mijn bewuste werkelijkheid zich afspeelt.
5. Bewustzijn is transcendent ten aanzien van zijn inhoud, er wel mee verbonden maar niet aan gebonden. Als verbonden met de voorstellingswereld die het aan het licht brengt, is het immanent. Krishna, prototype van het transcendente bewustzijn, bevestigde zijn status met de woorden ‘zij zijn in mij maar ik ben niet in hen’.
6. Bewustzijn is niet ‘iets’. Het is het onkenbare Kennen in alles wat we kennen, en is dus een werkzaamheid: geen zelfstandig naamwoord maar een werkwoord. Het is geen kennis maar kennen, geen gevoel maar voelen, geen waarneming maar waarnemen. Het laat zich daarom niet als ‘iets’ bestuderen, alle wetenschap, filosofie, theologie en esoterie ten spijt. We weten dát het is, niet wát het is.
7. Bewustzijn kent ontelbaar veel openbaringsvormen, in alles toont het zijn werkzaamheid, maar op atomair niveau anders dan in planten, dieren of mensen. Als menselijk kennen manifesteert het zich meervoudig: als verbeelding, ratio, intellect, intuïtie of fantasie. Alleen daarom al is onze werkelijkheid niet eenduidig.We hebben als mens een zekere vrijheid om ons af te stemmen op hogere dimensies van bewustzijn, hogere niveaus van eenheid.
8. Bewustzijn kent geen tijd, het is tijdloos Nu. Iedere gedachte aan verleden of toekomst vindt nu plaats. Bewustzijn beantwoordt aan de Bijbelse uitspraak: ‘Ik ben die was, die is en die komen zal.’ Het is een onmetelijke oceaan, terwijl mijn levensweg is als die van een vis die een zekere koers volgt. Maar in welke richting ik ook koers en hoe snel ik ook ga, de oceaan was er al. Hij is onbeweeglijk en overal tegelijk aanwezig (non-lokaliteit).
9. Het zal de lezer niet ontgaan dat hier in dezelfde termen wordt gesproken van bewustzijn als van het goddelijke. Dat zal voor degene die God buiten of boven zijn bewustzijn projecteert als zuiver transcendent, blasfemie zijn. Toch is er maar één eenheid; eenheid heeft geen meervoud. Als God één is en ook bewustzijn in wezen één is, dan vallen ze samen. Alleen in een bewustzijn dat één is, verschijnt God als het Ene. Ons bewustzijn kenmerkt zich door tegenstellingen, en dus onze werkelijkheid door dualiteit. Zo plaats ik me tegenover God, en staat mijn God tegenover jouw God.
10. Bewustzijn heeft geen meervoud, zo lezen we niet alleen in esoterische literatuur als bij Blavatsky, maar ook bij Erwin Schrödinger. Er bestaan geen bewustzijnen. Bewustzijn is ook het enige dat niet naar iets anders verwijst dan zichzelf: het is ‘zichzelf genoeg’. Maar omdat we als bewuste mens een meerdimensionaal wezen zijn, bevinden we ons op meerdere dimensies van bewustzijn tegelijk, op meerdere niveaus van eenheid. Niettemin zijn het dimensies binnen een en hetzelfde bewustzijn. Ik ben de alomtegenwoordige eenheid die zich als Ik (Atman) kwalificeert, als individuele eenheid ben ik wat we het ‘ik’ noemen, en als ‘ik’ dat met mijn persoon vereenzelvigd is ben ik het ego.
11. De verschillende dimensies van bewustzijn vormen een hiërarchie: elk niveau heeft zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen eenheid. Zo is er het eenheid-beleven van de roes, van het gevoel, of van de (pseudo)mystieke versmelting. Maar er liggen hogere niveaus van eenheid in het verschiet, in potentie aanwezig en klaar om ontsloten te worden. Projecteer ik eenheid alleen op God, dan demonstreer ik mijn dualisme. Rumi: ‘Het is een valse claim en het is trots te zeggen: ‘Jij bent God en ik ben je dienaar.’ Op die manier bevestig je je eigen existentie, en dualiteit is het noodzakelijke gevolg. Als je zegt: ‘Hij is de werkelijke’, dan is ook dát dualisme, want er kan geen hij zijn zonder een ik. Daarom zegt de verwerkelijkte: Ik ben de werkelijke.’
12. Omdat bewustzijn in wezen één is, niet begrensd binnen ruimte en tijd, en zich volledig onderscheidt van zijn tijdelijke inhouden, heeft het als enige recht op de kwalificatie Ik. Het Ik is namelijk het principe van eenheid-van-bewustzijn. Als kenner zonder gekend te worden is het altijd eerste-persoonperspectief. Gaan we onderzoeken wat het is, dan maken we het tot object en devalueren we het tot derde-persoonperspectief: van ‘ik’ wordt het tot mij (‘ik zie mij dat niet doen’). Als ‘ik’, als eenheid, blijft het onkenbaar, ook waar het zich manifesteert in zijn inhouden en ons doet spreken: ik denk, ik voel, ik wil. Gefragmenteerd tot vele ‘ikken’ is zijn eenheid onherkenbaar, maar niet verdwenen. Binnen de totale hiërarchie van het Ene is zijn oorspronkelijke eenheid ook op lagere niveaus van eenheid niet verdwenen.
13. Bewustzijn is niet iets wat ik heb. Als persoon kan ik zeggen dat ik gedachten, ervaringen en gevoelens heb, maar niet dat ik bewustzijn heb. Zou ik bewustzijn hebben, dan zou bewustzijn deel uitmaken van mij. Maar het omgekeerde is het geval: de voorstelling ‘ik’ is een van de talloze beelden die in het bewustzijn komen en gaan. Bewustzijn gaat aan het ‘ik’ vooraf, het is zijn bestaansvoorwaarde. Niet ik heb bewustzijn, het bewustzijn heeft mij, als kortstondige verbeelding. Bewustzijn is het moederveld, het ‘ik’ haar kind. Zou ik bewustzijn hebben, dan zou het kind er eerder zijn dan de moeder.
14. Niets is dichterbij, niets is meer ‘mezelf’ dan bewustzijn.Velen beschouwen het hart – met of zonder hoofdletter – als hun ware kern, als hun ware zelf. Maar zonder bewustzijn van het hart kan die bevinding er niet eens zijn. Bewustzijn gaat aan alle ‘zijn’ vooraf. Het kan tot inhoud hebben wat wij onder ‘hart’ verstaan, en dan is het bewustzijn-van-het-hart. Daarom is de uitspraak van Blaise Pascal op het randje waar hij zegt: ‘Het hart heeft zijn redenen die het verstand niet kent.’ Ook de redenen van het hart zijn bewuste redenen: het bewustzijn is de kenner van die redenen, is hun bestaansvoorwaarde.Wel is het juist dat bewustzijn niet samenvalt met het verstand.
15. Bewustzijn is tijdloos. Het is niet-iets en verdwijnt dan ook niet als zijn inhouden verdwijnen. Ook niet als ik als tijdelijke persoon bij de stoffelijke dood verdwijn. Al neemt het de kern van mijn persoonlijke ervaringsleven met zich mee, dat betekent niet dat het daarom aan mijn persoon gebonden is. De vraag is: herken ik mezelf meer in het tijdloze bewustzijn of in de tijdelijke persoon? De Bhagavad Gita is daar heel duidelijk in: ‘Word u bewust de onsterfelijke te zijn.’
Uit: Ik ben bewustzijn van André Roumen
Hoofdstuk 2: Eenheid
AANMELDEN VOOR HET SYMPOSION ‘ALLES IS BEWUSTZIJN’
LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN SPREKERS OP HET ‘ALLES IS BEWUSTZIJN’