Leegte achter de dingen – De zoektocht van Claartje Kruiff naar een betekenisvol leven

BESTEL LEEGTE ACHTER DE DINGEN

In ‘Leegte achter de dingen’ vertelt Claartje Kruijff hoe zij, nadat ze jarenlang werkzaam was als consultant in de Londense City, zich realiseerde dat ze diepgang in haar bestaan miste. Ze besloot van de zoektocht naar de zin van het leven haar beroep te maken en theoloog te worden. Nu is ze predikant in de Dominicus Kerk in Amsterdam. In Leegte achter de dingen behandelt Kruijff grote en kleine levensvragen over ‘zin en zijn’, waarmee zij in haar eigen leven en in haar werk te maken krijgt. Ze neemt de lezer mee in haar zoektocht naar geluk, betekenis en, bovenal, naar een handleiding om te leven. Op een open en kwetsbare manier doet Kruijff verslag van haar poging betekenis te vinden in het leven en laat ze je nadenken over wat je nu echt belangrijk vindt, in je relaties, in je werk en in het grotere geheel. Ook helpt ze je op weg in al die levensmomenten van vreugde en verdriet. Voor wie op zoek is naar verbinding en vervulling.

INLEIDING – ERVARING VAN LEEGTE

Een boek over mij?

Mijn redacteur stuurde mij mijn manuscript terug met pittig commentaar. ‘Ik weet dat je een mooi verhaal te vertellen hebt, maar jij zit er nog onvoldoende in. Je blijft nog op afstand, ik mis iets. Het is nog niet goed genoeg. Ik wil graag dat je voor je boek durft te staan, dat je het boek gaat dragen.’

‘Hoe dan?’ vroeg ik. ‘Ik heb het idee dat ik al heel wat zeg en laat zien.’
‘En toch komt het er nog niet helemaal uit,’ zei ze.

Ik vroeg mijn collega’s in de kerk om een maand vrij. Zodat ik concentratie en richting kon vinden. Ze gunden mij deze tijd en wensten mij het beste. Ik had een onrustig gevoel. De omslag van het boek was al klaar. De titel en de foto’s ook. Ik stond in een catalogus voor de boekhandels, maar mijn uitgever zag mijn boek nog niet zitten.

Waar was ik aan begonnen? Ik had mijzelf wijsgemaakt dat ik kon schrijven. Bovendien had ik al veel op papier staan en ik dacht eigenlijk dat ik er bijna was. Ik had mijzelf kennelijk overschat. En nu moest ik er weer opnieuw aan gaan staan. De redacteur wil dus meer van míj zien. Moet ik persoonlijker gaan worden? Het voelt zo ijdel. Maar misschien bedoelde ze wel iets anders?

Een dag later sprak ik een vriendin. Ik vertelde haar dat ik maanden had geploeterd aan mijn boek en dat het commentaar van mijn uitgever mij onzeker had gemaakt. Ik vertelde haar dat als het om mijn werk gaat ik eigenlijk het liefst persoonlijke gesprekken voer of bijvoorbeeld uitvaarten begeleid.

‘Waarom doe jij graag uitvaarten dan?’ vroeg mijn vriendin.

‘Omdat ik mensen graag tot hun recht laat komen,’ antwoordde ik haar. ‘Mijn rol is dan duidelijk en urgent en ik kan zowel het verhaal van de overledene als dat van de achterblijvers vertellen. Ik ben in verbinding met mensen en we dragen hun verhaal samen. En dat allemaal in de context van een groter levensverhaal. Van mensen van ooit en van nu en in de toekomst. En allemaal in het licht van het mysterie van het bestaan. Bovendien houdt bij een overlijden niemand zijn kaarten meer tegen de borst. Rondom die kist ligt alles op tafel en in die kwetsbare ruimte geven mensen mij zoveel dat ik op mijn beurt veel terug kan geven.’

Terwijl ik met mijn vriendin zat te praten over mijn werk, mijn schrijven en mijn onzekerheid erover viel opeens het kwartje. Ik ben kennelijk graag dienstbaar aan andermans verhalen maar vind mijn eigen verhaal vertellen een stuk moeilijker.

‘Leerzaam toch, al die feedback? Profiteer ervan en zie het als een bouwsteen, een nieuwe stap in je ontwikkeling,’ zegt mijn man als ik aan hem vraag hoe hij vindt dat ik hiermee om moet gaan. Hij helpt mij vaker met zijn relativerende blik.

Na een onrustige week ben ik erachter gekomen dat ik, door al mijn geploeter en grote twijfels heen, toch graag mijn verhaal wil vertellen. Omdat ik besef dat als ik mij meer uitspreek en dus kwetsbaarder ben, het mijn boek zal dienen en mijn verhaal kracht bij zal zetten. En ik denk nu: als mensen mij te particulier of te melodramatisch vinden of wat dan ook, dan is dat maar zo.

Mijn grootste ontdekking tijdens het schrijven is dat als mijn verhaal op zichzelf staat het inderdaad helemaal niet zo interes- sant is. Mijn verhaal wordt pas interessant als het oplicht en gezien wordt in een groter verhaal van mensen en God. Er is een groter verhaal waarbinnen ik veel meer tot mijn recht kan komen.

Net nadat ik deze woorden heb opgeschreven komt een van mijn dochters achter mijn scherm kijken. ‘Gaat het goed met je boek, is het nóg niet klaar? Denk je nu echt dat iemand zo’n saai boek wil lezen? Met al die moeilijke woorden en dingen waar jij over nadenkt? Is het net als in je preken, pfffff?’ Een andere dochter vraagt mij steeds: ‘Kom ik er ook in voor?’ Mijn kinderen zetten mij regelmatig met beide benen op de grond. Na de verschillende gesprekken en invalshoeken van anderen heb ik nieuwe energie en zelfvertrouwen. Ik vertrek dagelijks naar het huis van mijn ouders om te schrijven aan het vroegere bureau van mijn vader. Ik word daar hartelijk ontvangen en verzorgd door mijn zorgzame en betrokken moeder. Wat vroeger heel gewoon was, is nu luxe. Ik voel mij dankbaar voor de mensen om mij heen. Dankbaar voor een redacteur die bereid was mijn kritische spiegel te zijn en mij ondanks dat bleef aansporen om mijn verhaal te delen. Ik heb inmiddels weer zin om dit boek af te schrijven.

Mijn verhaal tot nu toe: van consultant naar predikant

Op de begrafenis van mijn vader hield een vriend van hem een verhaal. Hij wilde op die dag vertellen over mijn vaders levenshouding. Hij was hem dankbaar voor zijn vriendschap, trouw en steun. Hij had in mijn vader een en ander ontdekt en probeerde dat vanuit zijn eigen levensovertuiging te duiden. De vriend vertelde dat hoewel mijn vader niet gelovig was hij in zijn ogen een ‘religieus humanist’ was. Mijn vader zou zichzelf nooit zo hebben genoemd, hij had er zelfs om moeten lachen denk ik. Maar de inhoud van het verhaal van zijn vriend deed hem wel recht.

En dat is wat de vriend in kwestie beoogde: hij wilde mijn vader die dag recht doen en eren. En vertellen dat mijn vader deugde en voor hem van betekenis was geweest. En dat hij zich niet kon voorstellen dat mijn vader er nu niet meer voor hem zou zijn. Ik vermoed dat hij ook hoopte en geloofde dat wij mijn vader die dag niet zouden overgeven aan de Grote Leegte, aan het Grote Niets. Dat we hem konden toevertrouwen aan een groter leven voorbij de grens van dit bestaan. Dat mijn vaders en ons leven niet zomaar verloren zouden zijn. Dat wij hem aan deze kant van het leven zouden verinnerlijken en voortleven. Door hem religieus humanist te noemen verwees hij naar een hem vertrouwd kader.

Ik moest eraan denken toen ik aan dit boek begon te werken. Aan hoe die vriend betekenis wilde geven aan het leven en sterven van mijn vader. Die behoefte herken ik. We zoeken allemaal op andere manieren naar betekenis. Dat doen we tijdens hoogte- en dieptepunten in ons leven, maar ook in het leven van alledag, vanuit de verschillende situaties waar wij vandaan komen.

‘Waarom ben jij theologie gaan studeren?’ Die vraag wordt mij vaak gesteld. Deels uit beleefdheid, denk ik, maar vaak ook uit nieuwsgierigheid. Misschien dat mensen het zich niet kunnen voorstellen: een loopbaan in het bedrijfsleven inruilen voor werken in de kerk. Of dat ze denken: ze is niet kerkelijk opgevoed, hoe kan dat dan? Hoe komt ze daar opeens bij? Zou mij zoiets kunnen overkomen? Kun je zomaar gaan geloven? Ik antwoord dan in de trant van: ik zocht naar meer diepgang en inhoud. Een echt vak. Ik had interesse in levensvragen, existentiële kwesties.

‘Waarom koos je geen filosofie dan?’ Dat is vaak de volgende vraag. Op mijn beurt zeg ik dan weer: ‘Ik vond dat te abstract, te meta. Ik wilde weten waar ik zelf stond in het leven.’ Eigenlijk geef ik dan niet echt antwoord. Mijn verhaal is ook niet sluitend. Zoals er zoveel niet direct in woorden te vatten is of dicht te timmeren met een oneliner. Het was voor mij een stap in een groter proces. Voor mij was het een afsluiting van een grotere zoektocht. Mijn loopbaanverandering was het begin van een nieuw zoeken. Maar nu wel binnen een kader.

Ik had op de middelbare school interesse in mensen, in wat ze overkwam en hoe ze met dingen omgingen. Ik kon met vriendinnen eindeloos uitweiden over mensen om ons heen, tot ergernis van mijn vader. Middagen lang zaten we onze klasgenoten te analyseren. Voor mij was de studie psychologie een logische keuze. Mijn vader zei daarover spottend: ‘Moet je doen, dan kun je eindelijk gelegitimeerd roddelen!’ Psychologie bleek een prima keuze. Lang twijfelde ik of ik wel of niet in de richting van de hulpverlening zou gaan. Een vriendin die mij goed kende zei: ‘Heb jij daar voldoende geduld voor?’ Zij raakte bij mij een gevoelige snaar. Want hoewel ik graag naar mensen luister en mensen ook wil helpen heb ik niet altijd veel geduld. Sommige mensen kan ik al snel als een langspeelplaat ervaren. Altijd hetzelfde deuntje, altijd maar in dezelfde rondjes draaien. Gaandeweg kwam ik erachter dat ik zelf ook een langspeelplaat aan vragen in mijn hoofd had. Ik liep vaak genoeg tegen mijn eigen onvermogen en onderliggende onvrede op.

Ik koos uiteindelijk toch voor sociale en organisatiepsychologie en belandde na een stage bij de KLM bij een Amerikaans organisatieadviesbureau. Ik werkte vier jaar voor hen in Amsterdam en toen nog drie jaar in Londen. Het werk was spannend. Ik had toen als eerste van mijn vriendinnen een eigen e-mailadres. Ik kreeg een telefoon, een laptop en een leaseauto. Het voelde als serieus en grote-mensen-echt. Mijn collega’s kwamen uit allerlei verschillende landen en het niveau was vaak hoog. In die tijd heb ik veel geleerd en ik heb geen spijt van deze ervaringsjaren.

Ik werkte op de afdeling Change Management, een afdeling die zich bezighield met alles wat met veranderingen in organisaties te maken had en hoe die het dagelijks werk van mensen zouden beïnvloeden. Ik werd met een team collega’s ingehuurd om in een bedrijf de gevolgen van een strategiewijziging voor het werk van mensen te analyseren, draagvlak voor de benodigde verandering te creëren en die vervolgens samen met mensen uit het bedrijf te implementeren. De eerste paar jaren waarin ik dingen mocht uitpluizen, stukken mocht schrijven en nauw met mensen op de werkvloer samenwerkte waren inhoudelijk leerzaam en bevredigend. Toen ik iets verder in de organisatie kwam werd mijn rol steeds commerciëler. Er werd van mij verwacht dat ik klanten zou binnenhalen. Eerlijk gezegd wist ik niet eens hoe ik zo’n gesprek moest aangaan, laat staan wat ik moest verkopen. De nieuwe rol paste niet bij mij. Al vrij snel kreeg ik grote twijfels. Ik kreeg minder plezier in mijn werk en zag een carrière in deze branche steeds minder voor me.

Toen ik in verwachting raakte van ons eerste kind vroeg ik een sabbatical aan. Twijfelend en al ging ik maanden later toch weer aan de slag. Maar het werd mij toen echt duidelijk: mijn hart lag daar niet. Mijn twijfels waren steeds groter geworden. Wil ik hier in dit bedrijf verder groeien? Begrijp ik de meerwaarde van mijn werk? En als ik dan helemaal opgeslokt word door dit werk, is dat wat ik wil? Ik zag een carrière in deze richting niet voor me. Ik zocht naar iets meer inhoudelijks. Iets wat mij boeide, wat mij zou raken. In dit werk vond ik dat te weinig. Ik was onderhuids al langer ontevreden en zoekende. Maar ik wist niet wat het was dat ik zocht. Ik zocht zonder richting.

Ik had op de middelbare school voor mijn lijst Het verstoorde leven van Etty Hillesum gelezen, een dagboek van een joodse vrouw in de Tweede Wereldoorlog. Ik lees het ieder decennium weer. Het had mij toen geraakt en bij iedere herlezing ervaar ik opnieuw dat zij woorden kon vinden voor de dingen. In Hillesums dagboek vond ik woorden voor wat ik in die tijd in Loden ervoer:

Maar toen ik daar zo fietste over de Apollolaan, was er weer dat zoekende, dat ontevredene, het voelen van de leegte achter de dingen, dat niet vervuld zijn van het leven, maar het gepieker zonder lijn of zin. En ook de overweging: enfin, ook dit gaat voorbij, brengt dit keer geen rust.

Toen ik het herlas zag ik dat ik die regels eerder al dik had onderstreept. Ik werd erdoor geraakt en nu weer. De leegte achter de dingen! Ik zocht iets om de leegte op te vullen, ik zocht vervulling. Ik wilde mij met wezenlijke zaken bezighouden, maar wist niet zo goed waar en hoe. Wat ik ook mooi vind aan deze regels is hoe ze erover spreekt: ‘was er weer dat zoekende’. Het zoekende is iets dat je overkomt. Dat zoekende dat van binnenuit komt en tegelijkertijd van buitenaf. Dat iets van jou wil, iets van jou verlangt.

Mijn ouders waren geen kerkgangers. Mijn vader was zelf niet met kerk of geloof opgevoed en had er niet veel mee. Zijn vader was doopsgezind van huis uit maar sprak er nooit over. Mijn moeder was wel met geloof opgevoed. Zij heeft mij het bijbeltje gegeven met een juten kaft, dat haar eigen moeder gebruikte in het jappenkamp. Haar Prisoner of War-nummer staat in de binnenkant geschreven. Mijn grootmoeder had in haar bijbeltje aantekeningen gemaakt van de vindplaatsen in de Bijbel waar zij in die tijd kracht uit putte. De verhalen over mijn krachtige en bijzondere grootmoeder die, terwijl zij zelf geen makkelijk leven had, altijd oog had voor anderen zijn mij bijgebleven.

Mijn moeder had zich in de geopinieerde jaren zeventig laten uitschrijven uit de Nederlandse Hervormde Kerk. Ze vond het niet geloofwaardig om lid te blijven van een kerk als ze niet echt geloofde. In die tijd namen mensen eerder stelling, verlieten velen de kerk. Het was óf wel óf niet. Nu zegt ze weleens tegen mij: ‘Ik kreeg de dominee nog op bezoek maar als ik zie met welke vrijheid jij en jouw generatie met geloven kunnen omgaan weet ik niet of ik zo stellig had moeten zijn. Dat hoorde bij die tijd, er was minder ruimte om je wat losser tot een kerk te verhouden.’ Tegenwoordig hebben we grotere vrijheid. Wij hoeven ons niet meer tegen allerlei instituten af te zetten. Wij hebben meer mogelijkheden en vrijheid om dingen uit te zoeken, om van alles naast elkaar te laten bestaan. De tijden zijn minder zwart-wit.

Gedurende mijn lagereschoolperiode woonde ik met mijn ouders in Amerika. Omdat Amerikanen vaak lid zijn van een kerkgemeenschap uit sociale en gemeenschapsoverwegingen leek het mijn ouders goed om dat ook te doen. Mijn ouders sloten zich een tijd aan bij een vrijzinnige kerk. Er zong een mooi koor. Ik kan mij herinneren dat ik mij in kerken als kind altijd prettig voelde. Omringd door mensen, in een mooie omgeving, voelde ik de gezamenlijkheid. Ik had in die tijd vriendinnen van wie de ouders gelovig waren. Katholiek, protestants en ook joods. Ik ging graag met ze mee. Ik vroeg mijn ouders waarom ik niet gedoopt was. Dat leek mij wel wat. Zij vonden dat ik dat zelf mocht beslissen als ik volwassen was. Toen ik eenmaal terug was in Nederland merkte ik dat hier veel minder mensen naar de kerk gingen. Bijna niemand met wie ik omging, bezocht een kerk.

Mijn man komt uit Zuid-Limburg en is van katholieken huize. Ik voelde mij bij mijn schoonfamilie snel thuis. Het was weer heel anders dan waar ik vandaan kom. De kerk had een vaste en vanzelfsprekende plek in hun leven. Kerk-familie-samen naar het voetbal. Uitvaart-koffietafel-café. Ik voelde iets van het puzzelstukje dat ik gemist had. De gemeenschap en hoe het leven werd gedeeld. Hoewel ik niet gelovig ben opgevoed kreeg ik van mijn ouders vanuit hun geschiedenis een protestantse, calvinistische inslag mee, de daarbij horende normen en waarden, een sterk ethisch en plichtsbesef en een sociale inslag. Oog hebben voor de wereld om mij heen en haar noden. Bescheidenheid. Kennis.

Bij mijn katholieke schoonfamilie ervoer ik weer andere dingen dan vanuit de protestants gekleurde achtergrond. Het had te maken met ruimte naar anderen en ook jezelf toe, eerder een bepaalde levenswijsheid dan Bijbelkennis. Niet in de kerk zitten met een kritische bril. Niet: spreekt de pastoor mij wel of niet aan? Het ging bij hen eerder om traditie, rituelen en een innerlijke en eigen spiritualiteit. Het deed mij, met mijn neiging om wat zwaar op de hand te zijn, goed. Ik leerde hier minder streng voor mijzelf en anderen te worden, meer grijstinten te zien en luchtiger tegen dingen aan te kijken. Alsof ik zelf iets lichter werd in deze omgeving.

In de beginnende fase van verliefdheid kun je de nieuwe omgeving gaan idealiseren. Later besefte ik dat zowel die protestantse en kritischer inslag als de katholieke warmte en ruimte mij beide gevormd hebben en verder hebben gebracht. Hoe verder ik kom in mijn eigen leven, hoe minder zwart-wit ik zelf word. Ik zie nu dat iedere stap, en ook iedere omzwerving, een bouwsteentje is geweest voor een volgende. Meerdere omgevingen hebben mij gevormd en zullen dat blijven doen.

Toen mijn man en ik gingen trouwen vond mijn schoonfamilie het meer dan normaal dat ons huwelijk in een katholieke kerk zou plaatsvinden. Die vanzelfsprekendheid vond ik mooi maar ook weleens een beetje te makkelijk. We ontmoetten via mijn schoonouders een katholieke priester. Tijdens onze voorbereidende gesprekken met hem was mijn man weliswaar fysiek aanwezig, het hoorde voor hem erbij, maar zijn inbreng was niet groot. De priester daagde hem op een gegeven moment uit om iets meer van zichzelf te laten zien. Dat deed hem weer goed. Hij werd uitgedaagd om dieper over zijn geloof en motieven door te denken. Om woorden te geven aan wat voor hem belangrijk was en waarom. Zo is hij door de jaren heen misschien iets minder licht geworden, heeft hij meer ruimte durven nemen voor zijn serieuze, inhoudelijke kant, die er al die tijd wel degelijk was, maar die hij niet vaak genoeg liet zien. Wij vullen elkaar mooi aan.

We hadden met de betreffende priester, verbonden aan een katholieke parochie aan de Amsterdamse Keizersgracht, boeiende gesprekken. Hij was orthodox gelovig. Hoewel ik moeite had met het katholieke instituut en wij het over weinig eens waren, was er alle ruimte voor gesprek. We hadden wederzijds respect voor elkaar. Wij raakten min of meer bevriend, hij kwam ons zelfs opzoeken in Londen. Toen hij vlak voor ons huwelijk onverhoopt moest afzeggen moesten we iemand anders vinden om ons te trouwen. Wij kwamen, grappig genoeg dit keer via mijn ouders, in contact met een vrijzinnige priester die ons verder wilde helpen.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding – Ervaring van leegte

  1. Het gaat niet om jou – We zijn afhankelijk en verbonden met anderenE
  2. en succesvol leven leiden – Wie je bent en wat je doet hoeft niet te verschillen
  3. Je bent een naaste – We kunnen zelf naasten zijn
  4. Trouw zijn aan de keuzes die je maakt – We kunnen ons eigen anker zijn
  5. Mensen die zwaarte kennen zijn de leukste mensen – We kennen allemaal (mensen met) moeilijke gevoelens
  6. Opdat je niet verschraalt vanbinnen – We hoeven verdriet niet op te lossen of weg te stoppen
  7. Je wint aan leven door het te verliezen – We kunnen door verlies heen winnen aan nieuw leven
  8. Het lichaam als tempel van de ziel – We kunnen onze binnenkant voeden en koesteren
  9. Vertrouwen is een groot woord – We kunnen minder angstig en naar binnen gekeerd leren leven
  10. Op je plaats gezet – We kunnen een eigen plek innemen en ook ruimte maken voor anderen

UitIeidIng – Open vizier

Dankwoord

BESTEL LEEGTE ACHTER DE DINGEN