DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)
Hieronder volgen de tekst van strofe 28 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het eerste commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
Hij die zijn mannelijke kracht kent en toch vrouwelijke zachtmoedigheid behoudt, is de vallei van het rijk.
Als hij de vallei van het rijk is, zal de altijddurende deugd hem niet verlaten en zal hij terugkeren tot de natuurlijke, ongecompliceerde staat van een kind.
Hij die zijn licht kent en toch in de schaduw blijft, is het voorbeeld voor het rijk.
Is hij het voorbeeld voor het rijk, dan zal de altijddurende deugd in hem niet falen en zal hij terugkeren tot het eindeloze.
Hij die zijn glorie kent en in de schande blijft, is de vallei van het rijk.
Als hij de vallei van het rijk is, zal de altijddurende deugd in hem haar volmaaktheid bereiken en zal hij tot de oorspronkelijke staat terugkeren.
Toen de oorspronkelijke, eenvoudige staat zich verspreidde, zijn de dingen gevormd.
De wijze, als hij dit alles gebruikt, zal het vanzelfsprekende hoofd van de werkers zijn.
Hij regeert in grootsheid en kwetst niemand.
Tao Teh King, hoofdstuk 28
28-1 DE VALLEI VAN HET RIJK
Als er in de Bijbel wordt gezegd dat de mens naar Gods beeld en naar zijn gelijkenis geschapen is, moet u niet de vergissing maken daarbij te denken aan de natuurgeboren persoonlijkheid. De werkelijke mens van Gods geslacht is de microkosmos, de monade. De persoonlijkheid is het instrumentarium van die mens, waarmee het wezen, het doel en de opdracht van de monade wordt benaderd, gekend en gerealiseerd.
Als u vervolgens verneemt dat de mens een zelfscheppende entiteit is en zijn opdracht er een is van zelfverwerkelijking, zult u inzien dat u op een geheel nieuwe wijze, op een geheel andere wijze dan de wereld dat gewend is, de menselijke verschijningsvormen moet leren verstaan. De persoonlijkheidsmens treedt in de wereld naar voren als man en als vrouw, en omdat de fundamentele wezenheden van man en vrouw zo geheel verschillend zijn, heeft dit in de wereldgang van het nadir zeer veel verwarring en verdriet gebracht. Bovendien was het de oorzaak van intense natuurgebondenheid.
Van het eerste nadirbegin heeft de mens begrepen dat er sprake moest zijn van volstrekte samenwerking tussen de beide mensheidsgeslachten. Doch deze samenwerking – haar wezen, haar aard, haar doel – is tot op dit uur zeer gevarieerd verstaan en toegepast. Van een werkelijk zeer hoog afgestemde samenwerking tussen de beide geslachten was in het nadir feitelijk nimmer sprake, omdat men de ware aard van een dergelijke samenwerking niet verstond. Daarom waren er zowel tijden van slavenstaat der mannen als tijden van slavinnenstaat der vrouwen, om van de overige moraalverhoudingen maar niet te spreken.
In de oude Egyptische beschaving was er een tijdperk waarin de man gehoorzaamheid diende te beloven aan de vrouw. In het klassieke huwelijksformulier was deze eis vastgelegd, terwijl in het latere kerkelijke huwelijksformulier de bordjes weer totaal verhangen waren.
In de magie is de samenwerking tussen man en vrouw op voet van volkomen gelijkheid altijd een vanzelfsprekendheid geweest. En in de gnostieke magie een onafwijsbare eis, want er kan in werkelijkheid niets goeds, niets bevrijdends, tot stand komen als deze samenwerking niet foutloos functioneert.
Zonder van ons onderwerp af te dwalen moest dit grote beginsel der samenwerking even worden aangeduid om de aard van veel nadirverschrikking en nadirgebondenheid te omlijnen, want de gehele onheilsgang van de mensheid vindt zijn oorzaak in onkunde met betrekking tot de ware betekenis van de tweelingkrachten in de menselijke natuur.
Van de monade, van de microkosmos, gaan twee krachten uit, twee stromen. Deze twee stromen zijn volkomen aan elkaar gelijk wat waarde en betekenis betreft. Ze staan ten opzichte van elkaar als positief tot negatief, in de burgerlijke betekenis van het woord, doch ze zijn bij de menselijke monaden verschillend van polarisatie. In een bepaalde visie beschouwd zijn alle menselijke monaden in twee grote groepen te scheiden. Bij de ene groep is de ene monadische stroom positief gepolariseerd, bij de andere groep is de andere monadische stroom positief gepolariseerd.
Beide groepen zijn dus volkomen gelijk en toch van elkaar scherp te onderscheiden. Om deze gelijkheid in de gescheidenheid aan te duiden spreken wij, zoals u weet, van ‘omgekeerd evenredig’ en dus van ‘omgekeerd evenredige polarisatie’. U vindt deze aanduiding niet in een verklarend woordenboek, omdat dit begrip totaal onbekend is. Ware het bekend, de wereld van vandaag zou er ongetwijfeld heel anders uitzien!
Behalve door deze twee stromingen zijn de menselijke monaden bovendien nog om redenen van stralingsaard in zeven groepen gescheiden, wederom met volkomen behoud van de gelijkheid. Wij kunnen hierop thans niet verder ingaan, om begripsverwarring te voorkomen.
Het zal u nu duidelijk zijn dat de omgekeerd evenredige polarisatie van de twee monadische stromen onder andere tot oorzaak heeft dat de vormopenbaring waarin en waarmee de monade zich in de onderscheidene gebieden van openbaring uitdrukt, twee typen zal vertonen: de mannelijke gedaante en de vrouwelijke. In de ene gedaante domineert de mannelijke kracht, als positieve kracht, als positieve pool, in de andere gedaante de vrouwelijke zachtheid, als positieve pool.
Om niet te worden misverstaan dienen wij nu allereerst een verklaring te zoeken voor het taoïstische bedoelen met de aanduidingen ‘mannelijke kracht’ en ‘vrouwelijke zachtmoedigheid’. Want, u weet, de wereld heeft daar zo haar eigen opvattingen over.
Met het begrip ‘kracht’ wordt in de gnostieke wijsbegeerte de monadische staat van het vermogen aangeduid. De monade beschikt over een machtig vermogen, over een reeks vermogens, met behulp waarvan het grote goddelijke plan moet worden verwerkelijkt.
Het begrip ‘zachtmoedigheid’ duidt op de wezensaard van de monade, bijvoorbeeld in de zin van het Jezuswoord: ‘Leer van mij, dat ik zachtmoedig ben.’ De zachtmoedigheid derhalve van de liefde Gods. ‘Zalig zijn de zachtmoedigen, zij zullen het aardrijk verwerkelijken,’ zo spreekt de Bergrede.
Het goddelijke wezen ligt dus tweevoudig in de monade verzonken: het goddelijke alvermogen en de goddelijke liefde, de mannelijke kracht en de vrouwelijke zachtmoedigheid. Het alvermogen – door de omgekeerd evenredige polarisatie eenzijdig voorgesteld door het oorspronkelijke type van de man. De liefde – om dezelfde redenen voorgesteld door het prototype van de vrouw. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de tegenoverliggende pool van de monade niet in elk van de persoonlijke vertegenwoordigers ervan aanwezig zou zijn.
U volkomen vrijmakend van de huidige gedaante, de aard en het optreden van de beide seksen in de natuur des doods en van alle moeilijkheden en problemen die dientengevolge in de levensstaat van de mensen naar voren treden, zult u inzien dat binnen de levenssfeer van iedere entiteit de zelfverwerkelijking vanzelfsprekend is. Immers, het goddelijke vermogen daartoe, én de goddelijke liefdeaard, de beide monadische stromen, zijn in iedere menselijke gedaante aanwezig. Het ligt evenwel voor de hand dat deze zelfverwerkelijking, hoewel gelijk in resultaat, bij beide seksen verschillen in ontwikkeling zal vertonen, vanwege de diverse spiegelreflexen der verschillende monadische polarisaties.
Het heeft geen enkele zin een poging te wagen de ideale man of de ideale vrouw te schetsen. Zij bestaan in het driedimensionale nadir niet! Het gaat er slechts om u taoïstisch te doen verstaan hoe iedere monade een ideaal persoonlijkheidsinstrumentarium zal kunnen verkrijgen. En hoe werkelijk, door de inzet van deze volmaakte instrumenten, het aardrijk en de hemel-aarde opnieuw aan hun grote goddelijke doel zullen gaan beantwoorden.
Wil hierbij vooral niet het bijbelwoord vergeten, dat in het Koninkrijk der Hemelen niet ten huwelijk wordt gevraagd en niet ten huwelijk zal worden gegeven. Het huwelijk is een zuivere nadir-aangelegenheid, die wel door de Gnosis wordt aanvaard, doch voor het bevrijdende leven zelf niet essentieel is.
Wel essentieel is het feit dat in alle gebieden van stof en geest de monadische samenwerking een vanzelfsprekendheid is. Laat ons dit machtige feit niet banaliseren en slechts vaststellen dat alle gnostieke broederschappen in de loop der eeuwen op dit punt opvattingen hebben verkondigd die zeer verschillen van die van de mens als massa. Opvattingen en handelwijzen waardoor zij, vanwege onbegrip en laster, dikwijls door de tegenstander werden lastiggevallen. Dit alles kan als bekend worden verondersteld.
Nu is dan het terrein geëffend voor het benaderen van hoofdstuk 28 van de Tao Teh King: Hij die zijn mannelijke kracht kent en toch de vrouwelijke zachtmoedigheid behoudt, is de vallei van het rijk. Wij willen deze tekst ook omdraaien: Zij die haar vrouwelijke zachtmoedigheid kent en tegelijkertijd haar mannelijke kracht toepast, is de vallei van het rijk.
Er is een vermogensstaat van de monade en een liefdestraling Gods, beide uitgaand van de monade. En u kent het woord van 1 Korinthe 13: ‘Indien ik alles bezat en niet de liefde, dan had en was ik niets.’ De liefde als monadische stroom is dus het meest, want zonder deze monadische wezensaard zou de vermogensstaat onmogelijk tot ontwikkeling kunnen komen. In de bedding van de liefde Gods wordt de kracht Gods openbaar gemaakt. Zo zien wij dus steeds de twee monadische stromen tot een eenheid verkeren. Uit deze eenheid wordt de drieheid, het zoonschap; het kindschap Gods, tot een grote werkelijkheid. Wanneer u dus de twee monadische stromen in de persoonlijkheid tot openbaring, tot werkzaamheid kunt stuwen, wordt het kindschap Gods in u in werkelijkheid geboren.
De ‘vallei van het rijk’ is een Oud-Chinese aanduiding voor een waarachtige alchemische werkplaats. Zoals in de valleien het vruchtbare land gevonden wordt, en dus de woonplaatsen van de mensen, zo zal een waarachtige leerling binnengaan in ‘de vallei’, in de woon- en werkplaats van de grote Broederschap, als hij op de juiste wijze de ontmoeting tussen de twee monadische stromen in zich tot openbaring en tot harmonische samenwerking stuwt: de kracht van het vermogen, verbonden met de grote, de grootste, zachtmoedigheid. Eerst op deze basis zal de grote eenheid en de samenwerking mogelijk worden: de samenwerking tussen hen die door omgekeerd evenredige polarisatie verschillend zijn van persoonlijkheidsgestalte.
Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri