DOWNLOAD THE CHINESE GNOSIS (FREE PDF)
De onderstaande tekst is hoofdstuk 14-2 van De Chinese Gnosis door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri. Deze is gebaseerd op strofe 14 van de Daodejing in de vertaling van Henri Borel.
14-2 DE DRAAD VAN TAO
In het vorige hoofdstuk werd de opmerking gemaakt dat zij die de draad van Tao nog niet gevonden hebben – omdat zij de weg die tot het oorspronkelijke rijk voert nog niet bewandelen, een weg die gelijk is aan de toepassing van de vijfvoudige universele gnosis – dikwijls blijk geven van morele onevenwichtigheid, van ongedurigheid in hun stemmingen door de woelige zee der gemoedsaandoeningen. Het ene moment opgewekt, het volgende zeer bedroefd. Het ene ogenblik zeer gericht, het volgende het wanhopige gevoel alles kwijt te zijn. De ene dag zeer sterk, de volgende dag blijk gevend van het volkomen tegendeel. U kent ze, die schommelingen tussen de tegenstellingen, eigen aan de dialectische natuur.
U kunt er van lezen in de werken van Tsjwang Tse. Daarin wordt een leerling geschilderd die naarstig doende is iets van zijn leven, in de zin als bedoeld in onze school, terecht te brengen. Dagenlang kwelt hij zich om kwijt te raken wat hem kwelt en aan te kweken wat hij liefheeft, maar hij slaagt daar niet in.
En nu zegt Lao Tse tegen hem: ‘U moet uzelf volkomen zuiveren, maar uit de tekenen van uw droefheid maak ik op dat er nog iets is dat u hindert. ̋ En dan volgt er een raad: ‘Als de aanvechtingen van buitenaf te veelvuldig worden, moet u niet trachten ze door strijd te overwinnen, maar u moet het gemoed voor ze afsluiten. Komen ze van binnenuit, dan moet u niet trachten ze te onderdrukken, maar u liever tegen verzoeking vrijwaren. Zelfs een meester in Tao en de deugd zal die twee invloeden niet samen kunnen weerstaan, hoeveel te minder dan een strever naar Tao.’
Er zijn gelukkig vele leerlingen in de geestesschool die streven naar het nieuwe leven. Zij trachten het wezen van de gnosis zichzelf tot een deugd te maken. Bij zulk een streven ontstaat steeds, door de u bekende tussenkomst van de mysterieschool, een binding met Tao; iets van de magnetische stroom van de gnosis wordt in het wezen van de leerling overgedragen. De leerling wordt bij de draad van Tao geplaatst en men raadt hem nu die draad te grijpen, zodat hij haar zal bezitten.
Het is duidelijk dat de leerling bij zulk een poging in een moeilijke situatie komt, namelijk de situatie dat twee rijken hun magnetische stromen in hem neerzenden: de stroom van de nieuwe natuur en de stroom van de oude natuur des doods, waaruit de leerling leeft. Het gevolg is dat zich in het ene wezen grote conflicten openbaren. Grote, onoverbrugbare tegenstellingen doen zich gevoelen, dat kan niet anders.
Wie fundamenteel duister is en in het licht wordt geplaatst, gevoelt zich allerakeligst. Deze mens ontdekt, meer dan ooit tevoren, zijn eigen duisternis. Daarbij komt dat zijn microkosmos, waarin hij de huidige persoonlijkheid is, een onmetelijk lang tijdruimtelijk verleden heeft en dat zijn gehele bloedstoestand en zijn zielentoestand in overeenstemming met dat verleden is. Er is in dat opzicht volkomen evenwicht tussen verleden en heden en aldus stuwen beide hem naar een toekomst die daar het gevolg van is.
Dit natuurproces, want anders is het niet, het natuurlijke proces van zijn gehele toestand en aard, wordt door deze mens, als hij leerling wordt, ervaren als duisternis, als een grote last, als aanvechtingen die zijn leerlingschap weerstaan. Hij gaat spreken van duivel, van spiegelsfeerbeïnvloeding en dergelijke. U zult evenwel inzien dat deze beïnvloeding altijd een bijkomstige mogelijkheid is, maar zeker geen hoofdzaak.
Feit is dat in de persoonlijkheid een dialectische invloed van buiten werkt, vanuit de andere delen van de microkosmos, naar de persoonlijkheid, en een bloedsdrang van binnenuit. Dat zijn de aanvechtingen van buitenaf en die van binnenuit.
Nu raadt Lao Tse: ‘Strijd niet tegen die natuurlijke processen en tracht niet ze aldus de baas te worden. Dat zal u niet gelukken.’ Voor de invloeden van buiten geldt: ‘Sluit uw gemoed voor ze af,’ en voor de invloeden van binnen geldt: ‘Vrijwaar u uiterlijk tegen de verzoeking; ga niet over tot handeling.’
Het zal u niet altijd gelukken direct vast te stellen of een invloed van buitenaf komt of van binnenuit; of hij uit de magnetische sfeer van uw wezen komt, of dat het een bloedskwestie is. Dat doet er ook niet zoveel toe. Kweek echter de volgende levenshouding aan:
Zodra u bemerkt dat een bepaalde invloed doende is u uit de harmonie van uw leerlingschap te slaan, verplaatst u onmiddellijk uw gedachten of zoekt door drukke bezigheid de invloed kwijt te raken. U besteedt er geen seconde aandacht aan. Rijst de invloed op uit uw bloed en woelen en koken er allerlei neigingen aldus in u op, laat uw bloed dan uitrazen en voorkom uiterlijke handeling, ook in gedachten.
Als u deze tweevoudige methode toepast, zult u bemerken dat u als leerling steeds sterker wordt, dat de draad van Tao steeds steviger door u gegrepen kan worden. Faalt u, wat niet nodig is, dan zult u bemerken dat u steeds van voren af aan zult moeten beginnen. Dat het slopend is voor uw lichaam, dat uw last steeds meer wordt verzwaard, dat u uw eigen leven tot een hel maakt.
Mogen wij u daarom deze oude klassieke raad op het hart binden.
Bron: De Chinese Gnosis, door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri