De Bijbel als symbolisch boek, gewaad van de universele leer en compendium van het leven

De Bijbel word door de rozenkruisers als een compendium van het leven beschouwd. Onze klassieken getuigen in de Confessio Fraternitatis Rosae Crucis:

“Zij zijn ons het naast en gelijken ons het meest, die de bijbel tot richtsnoer van hun leven maken, tot middelpunt van hun studies en tot compendium van de gehele wereld”.

Wij erkennen de Bijbel als vertegenwoordiger van de Universele Leer. Daarom ligt het heilige boek opengeslagen in onze tempels. Met deze mededelingen moge voldoende aangetoond zijn welk een waarde wij aan dit boek toekennen.

Het is evenwel goed eerst antwoord te zoeken op de vraag: Op welke gonden berust deze eerbied? Dit is een actuele vraag, want zeer vele mensen zouden graag de Bijbel willen naderen, doch zij kunnen het niet, en wel om verschillende redenen: door het wezen  en de invloed van de moderne en historisch-materialistische kritiek, door de chaos, die uit onbegrip en wanbegrip, door het lezen van de Bijbel in het denken en voelen van de gelovigen is ontstaan; door het optreden van de theologen; door de verminkingen welke men de oorspronkelijke bijbelteksten heeft doen ondergaan.

Verder worden velen in de war gebracht door hetgeen zij in andere heilige boeken lezen, waardoor bij hen de indruk ontstaat dat daaruit sommige bijbelgedeelten overgenomen zijn.

De massa moet het contact met de Bijbel wel verliezen door het optreden van de theologen, die de pretentie hebben de Bijbel te kennen en te verstaan en zich uit dien hoofde aanmatigen deze te interpreteren. De theoloog redeneert: “Ik ben in staat de Bijbel in de oorspronkelijke taal te lezen en theologie is een universitaire wetenschap”. Dit zijn de gronden waarop de theologen hun aanspraken op autoriteit in bijbelexegese funderen.

Wij ontkennen dat een theoloog uit hoofde van zijn universitaire vorming tot het wezen van de Bijbel kan doordringen. Het komt natuurlijk wel eens voor dat iemand die ingeleid of ingewijd is in de Universele Leer, tevens theoloog is, of as zodanig moet optreden, bij wijze van “zendeling onder de heidenen”. Wij denken bijvoorbeeld aan dr. A.H. de Hartog, die door zijn collega’s werd gehaat, gemeden en vervolgd.

Eveneens is het natuurlijk mogelijk dat een theoloog tevens een mysticus is, een waarachtig gelovig, warmvoelend en toegewijd mens, die zich met zijn gehele hart aan zijn gemeente geeft. Met grote eerbied en devotie staat hij voor zijn God en hij belijdt zijn godsdienst ten volle, doch als een niet-begrijpende, alleen als een dienende. Voor zijn gemeente is hij, met zijn warme menselijkheid, een pastor, een herder, doch in zijn kwaliteit van theoloog heeft hij niet de minste waarde. Als mohammedaan of als Habakuk, de medicijnman, zou deze mens precies dezelfde zijn, namelijk een even succesvol pastor.

De rozenkruisers leren, dat – hoewel de Bijbel, in het bijzonder het Oude Testament, een treffend voorbeeld is van de uiterst geraffineerde en ontstellende wijze waarop te allen tijde duistere machten de meest verheven, goddelijke waarheden hebben misbruikt, en vermengd en verbonden met leugen en vervalsing – dit boek in zijn onaantastbare wijsheidsessentie een manifestatie is van de Universele Leer, doch getuigt hij van deze levende waarheid van God.

De Confessio Fraternitatis Rosae Crucis zegt dat de Universele Leer met Adam omlaag dook tijdens diens val, daarmee doelende op de reddende godskracht, die zich kenbaar maakt als de heilige geest. De heilige geest manifesteerde zich in de heilige taal door alle tijden heen op verschillende wijzen. De heilige boeken vormen het gewaad van de waarheid. Zij zijn een dialectische concessie aan de gevallen mensheid, en in hen wordt de heilige geest één met ons.

Nu kan men dit gewaad op alle mogelijk manieren schenden en dat heeft men ook gedaan. Het essentiële echter, dat door het gewaad wordt omhuld, kan men nimmer aantasten, en daar gaat het om. Zo kan men ook een mens naar zijn vormverschijning aantasten, doch wat hij geestelijk bezit en uitstraalt is onaantastbaar.

De leerling kan nu ook de eenheid van de heilige taal begrijpen. Alle wijsheidsboeken van de mensheid vormen één gemeenschap. In hen bewijst zich een progressieve openbaringsmethode. Daarom zijn er in de onderscheidene boeken vele punten van overeenkomst, doch ook zeer vele onderlinge afwijkingen, die uit de openbaringsprogressie te verklaren zijn. Denkende mensen dienen hier steeds rekening mee te houden.

Als een mens geheel en al dialectisch is, is het onvermijdelijk dat hij door een dialectische verschijningsvorm, dus door de uiterlijke schijn, misleidt wordt. Daarom kan de Bijbel nimmer bedoeld zijn voor de grote massa. Zelfs in zuiver gewaad is hij onkenbaar voor de niet-tot-begrip-geadelde. “Isis” blijdt voor dezulken gesluierd. In ónzuiver gewaad zijn de consequenties nog erger.

De Bijbel kan ook bezien worden als een cultuurboek , evenals men ieder ander belangvrijk boek, of enige kunstvorm, of een zekere wetenschap, als basis van cultuur kan aanvaarden. Doch zulk een cultuurbasis en de daarop verrezen cultuur kunnen nimmer verlossende aspecten bezitten.

De Bijbel is alleen te naderen door de geestesschool en door hen, die geestesscholing ontvangen hebben, dat wil zeggen die door de geest geleerd zijn. Deze scholing wordt – met uirtsluiting van elke tussenpersoon tussen God en mens, dus zónder kerkhiërarchie, zónder priesterschap – alleen ontvangen door en vanuit een totale levensverandering, volgens de normaturen van de geestesschool.

Eerst dan zal men tot de levende waarheid kunnen doordringen. Eerst dan wordt Isis ontsluierd. De Bijbel wordt dan “het middelpunt van onze studies”, een middel, een brandpunt, om deze levende waarheid te naderen.

De heilige geest openbaart niet slechts de heilige taal, doch hij zendt ook zijn dienaren uit, die onpersoonlijk de mens opwekken, opdat deze zich geschikt zal maken om de heilige taal onafhankelijk, in de verlichting van een eerstehands doorschouwen, te lezen.

Bron: Elementaire wijsbegeerte van Jan van Rijckenborgh