De ontsnapte leeuw – verhaal uit ‘Avonturen van de dappere ridster’ van Janneke Schotveld

BESTEL DE DAPPERE RIDSTER

Als baby was ze al anders. Ze keek zó helder en onverschrokken uit haar diepbruine ogen, dat sommige bezoekers terugdeinsden als ze zich over haar wieg bogen. Ze kwam al op voor de zwakkeren voor ze kon praten: ze was nog maar een dreumes toen ze haar buurjongetje resoluut op zijn kop sloeg, omdat hij voortdurend zijn zusje pestte. Zijwieltjes weigerde ze. Na vier keer vallen kon ze fietsen. Zwemles heeft ze nooit gehad. Ze redde al kevers uit het water voor ze kon zwemmen. Ja, het was al vroeg duidelijk. Ze werd dan ook geen juf, kapster, tandarts, politievrouw, imker, piloot of hondentrimster, nee, ze werd ridster. En niet zomaar ridster, maar de dapperste ridster van het land. 

Avonturen van de dappere ridster is een bundel vol spannende en grappige verhalen van Janneke Schotveld over een heldhaftig meisje dat tasjesdieven in de kraag vat, bakkers uit bomen haalt en loslopende beelden terug op hun sokkel zet. Met originele illustraties van Zilveren Penseel-winnares Milja Praagman. Om voor te lezen vanaf zes jaar en zelf te lezen vanaf acht jaar. Hieronder volgt het verhaal ‘De ontsnapte leeuw’, waarin de dappere ridster een terugbrengt naar de dierentuin, waarschijnlijk geïnspireerd op het gedicht ‘De leeuw is los’ van Annie M.G. Schmidt. 

Hij was het al een tijdje zat, de grootste leeuw van de zoo. Altijd maar dezelfde rots, altijd maar hetzelfde water, altijd maar hetzelfde rondje. Hij was in gevangenschap geboren, dus hij wist niet beter. Maar toch, ergens in zijn leeuwenaderen bruiste avonturenbloed. 

Wat ben je toch weer onrustig,’ zei de leeuwin.
‘Ik wil weg.’
De leeuwin hief haar kop. ‘Waarheen?’
‘Gewoon, even ertussenuit. Op avontuur.’
Ze zuchtte.
‘Kan ik je tegenhouden?’
‘Nee.’
‘Goed dan. Maar daarna wil ik een kleintje, beloof je dat?’
‘Oké,’ zei de leeuw.
Die avond zag hij zijn kans schoon. Hij overmeesterde de oppasser, nam de sleutelbos tussen zijn tanden en ging ervandoor.

De dappere ridster zat net te ontbijten toen ze haar mobiel hoorde zoemen. Soms worden ridsters opgeroepen, bijvoorbeeld wanneer er een hooggeplaatst persoon beschermd moet worden of als er een belangrijke brief moet worden bezorgd die men niet aan de gewone postbodes over durft te laten. Maar vaak worden ze helemaal niet geroepen. Een goede ridster weet zelf wel wanneer ze nodig is. De dappere ridster trok haar mobieltje naar zich toe en las het bericht.

Dit is een bericht van de rampenbestrijding.
Er is een leeuw ontsnapt uit de dierentuin.
Blijft u allen binnen. We proberen hem te vangen.

‘Ja, ja. Ik weet precies hoe dat gaat,’ mompelde ze met volle mond. Ze propte de rest van haar bruine bolletje naar binnen en stond op. Even later fietste ze naar de stad en zoals ze al dacht: het was een enorme chaos.

De leeuw had een leuke nacht gehad. Hij had een heleboel verwende huiskatten de stuipen op het lijf gejaagd, een brutale eend verorberd tijdens een wandelingetje in het park, en daarna heerlijk baantjes getrokken door de gracht. Maar toen hij een stukje mee wilde rijden met de eerste tram ging het mis.

‘Een leeuw!’ gilde een passagier.
‘Daarom wil ik dus niet ’s ochtends vroeg rijden,’ mopperde de trambestuurster.
‘Altijd weer die dronken lui die dan naar huis gaan, bah.’
‘Een leeuw!’ schreeuwde nog iemand.

De trambestuurster keek in haar achteruitkijkspiegel. En daarna keek ze over haar schouder, want ze vertrouwde de spiegel niet. Maar het was echt waar. Er zat een leeuw in haar tram, of nee, hij lag. Op de achterste bank. Hij deed haar denken aan haar kat, thuis, die intens tevreden op de bank kon liggen. Maar deze kat was wel heel erg groot… Ze zette de tram stil en liet de deuren sissend opengaan.

‘Jaag hem weg!’ riep ze.
‘Doe het zelf!’ zeiden de reizigers, die allemaal op een kluitje tegen het raam stonden te bibberen.
De trambestuurster stond op en liep door het gangpad naar achter. Maar hoe dichter ze bij de leeuw kwam, hoe banger ze werd. Toen keek de leeuw op. De trambestuurster rende jammerend terug naar haar hokje achter het stuur en sloeg het deurtje gauw dicht.

‘Wat een herrie, een leeuw kan niet eens even rustig een dutje doen,’ mopperde de leeuw. Hij stond op en sjokte naar buiten. De stad was tot leven gekomen en zoals iedere ochtend was het druk op het Stadsplein. Fietsers, automobilisten, scooters – en een leeuw dus.

‘Wat een herrie,’ mompelde hij weer. Maar telkens als hij iets mompelde, gingen de mensen nog harder gillen, de trams nog harder tingelen en de auto’s nog harder toeteren. Ik wil naar huis, dacht de leeuw. Maar het was zo’n chaos, dat hij niet meer wist welke kant hij op moest.

In de verte klonken de sirenes van de politie. De mensen weken uiteen. Er was ook een dierenarts meegekomen, met een verdovingspistool. En achter die hele stoet fietste de ridster. Zigzaggend sjeesde ze tussen alle auto’s, fietsers en wandelaars door en langzaam haalde ze de stoet in.

Midden op het Stadsplein stond de leeuw een beetje verward om zich heen te kijken. Hij begon onrustig te worden. Ineens verlangde hij weer naar zijn rots, zijn water, zijn vertrouwde wandelrondje en naar zijn meisje. Als die mensen nou eens opzijgingen, dan kon hij tenminste zien waar hij was. Maar toen ze eenmaal opzijgingen, was dat alleen om plaats te maken voor twee zwaarbewapende agenten. En voor de dierenarts met zijn verdovingspistool.

Maar leeuwen zijn niet gek. Bovendien hebben ze een geheugen als een olifant. De leeuw kénde deze man en hij wist ook nog wat hij met dat pistool kon. Oké, toen die ene keer toen hij kiespijn had, was het goed geweest. Toen hij weer bijkwam was de kiespijn weg. Maar nu was hij op een uitje, ja. Hij wilde niet neergeschoten worden, hij wilde gewoon zelf terug naar huis, lopend of met lijn 1.

‘Waarom snappen jullie dat nou niet!’ brulde de leeuw.
De mensen gilden, de politieagenten trilden, de dierenarts schoot. De leeuw deed heel beheerst één stapje naar links. Juffrouw Miedema van de cafetaria, toch goed voor een kilootje of negentig, zeeg neer en zonk meteen in een diepe slaap. Beschaamd maakte de dierenarts zich uit de voeten.

‘Schiet hem in zijn poot!’ riep de ene agent.
‘Ben je gek, dan wordt hij nog woester,’ riep de andere agent.
‘We schieten hem neer,’ besloot de ene agent. ‘Het kan niet anders. We handelen immers uit noodweer.’
Het zag er dan ook erg dreigend uit: de leeuw stond met zijn kop te zwaaien en had een woeste blik in zijn ogen.
‘Neem afstand!’ schreeuwde de ene agent tegen het publiek.
Als een omgekeerde golf stroomden de mensen naar achter.
De agenten richtten hun geweren.
De leeuw wist dat hij verloren had. ‘Sukkels,’ bromde hij en hij sloot zijn ogen.

OPZIJ OPZIJ! MAAK PLAATS VOOR MIJ!

De mensen weken opnieuw uiteen, de agenten keken vertwijfeld en de leeuw zou hebben geglimlacht als hij dat kon. Daar fietste de dappere ridster zo de cirkel binnen.
‘Pas op!’ riep de ene agent.
De ridster steeg van haar fiets en tufte op de grond. ‘Waag het niet te schieten,’ siste ze.
‘Die leeuw is gevaarlijk,’ zei de andere agent.
‘M’n grootje,’ zei de ridster.
‘We moeten wel schieten,’ vond de ene agent.

‘Eerst praten, dan schieten, wanneer léren jullie dat nou eens!?’ riep de ridster boos. Ze keek naar de leeuw, die er inderdaad gevaarlijk uitzag. Voor de zekerheid legde ze haar hand op het heft van haar zwaard, maar ze hoopte dat het niet nodig zou zijn.
‘Heb je pijn?’ vroeg ze aan hem.
De leeuw schudde zijn kop.
‘Mooi,’ zei ze. ‘Waarom ben je ontsnapt?’
‘Ik wilde gewoon even de hort op,’ zei de leeuw. ‘Ze komen de hele dag naar mij kijken als uitje. En nu wilde ik het eens andersom.’
De ridster knikte. Dat snapte ze wel. ‘Maar waarom heb je het niet gewoon gevraagd?’
‘Omdat iedereen altijd begint te gillen als ik wat zeg.’

‘Heb je een leuk uitje gehad?’
De leeuw knikte. ‘Het was heel leuk en ik was heus van plan terug te gaan voordat iedereen wakker werd, maar ik ben de tijd vergeten.’
‘Zal ik je naar huis begeleiden?’ stelde de ridster voor. Dat vond de leeuw een goed idee.
De ridster wierp een vlammende blik in de richting van de agenten en dat was genoeg. Ze lieten hun wapen zakken.

‘Ik denk wel dat ik je even moet aanlijnen,’ zei de ridster. ‘Niet omdat ik je niet vertrouw, hoor, maar meer om hen gerust te stellen.’ Ze gebaarde met haar hoofd naar de menigte.
‘Prima,’ zei de leeuw.
De ridster keek in haar fietstas en haalde er een touw uit. Ze maakte een mooie lus en legde die om de nek van de leeuw. Toen stapte ze op haar fiets en daar gingen ze.

‘Ongelooflijk,’ zeiden de mensen.
‘Wat een dappere ridster is dat toch.’
‘Eén hap en weg is ze.’
‘Maar hij doet het niet.’
‘Nee, hij doet het niet.’
‘Kan het iets sneller? Ik heb nog meer te doen,’ zei de ridster, terwijl ze naar een hogere versnelling schakelde.
‘Goed,’ zei de leeuw. ‘Ik kan toch de rest van de dag lekker slapen.’ En hij zette ook een tandje bij.

BESTEL DE DAPPERE RIDSTER