Groene genade, verhalen van tuinman Jan Graafland – hoe mens en natuur kunnen samenwerken

BESTEL GROENE GENADE

Je bepaalt zelf of er onkruid in je levenstuin van je bewustzijn groeit of dat er in plaats daarvan de mooiste planten, bloemen en struiken in groeien en bloeien. Zodra je je tuin zonder gerichte aandacht laat overwoekeren door onkruid, sta je alles toe in je tuin te groeien. Dan gaat het onkruid het karakter bepalen van je tuin. Stel je open voor groene genade!

Een kaal stukje aarde was het, aan de rand van een industrieterrein in Zoetermeer, waar Jan Graafland begon als tuinman voor Weleda. Samen met zijn ploeg teelt hij er medicinale planten zoals kamille, brandnetel en goudsbloem voor de productie van geneesmiddelen. De tuin werd een levendige plek – niet alleen voor alle planten, maar ook voor de mieren, slakken, bijen en grotere bewoners van het groen.

In een vijftigtal verhalen leidt de tuinman je rond door zijn tuin, vertelt hij over de planten, de dieren, opmerkelijke gebeurtenissen, zijn leermomenten en twijfels. Het zijn eerstehands tuinobservaties en -ervaringen. De waarneming is misschien wel het belangrijkste gereedschap van de tuinier, aldus de schrijver. Een rijk boek, doorleefd en met liefde geschreven.

VOORWOORD

Dit boek is als een rondleiding door mijn tuin. Ik vertel je over planten, de dieren, het tuinierswerk. Ik doe je verslag van mijn waarnemingen, maak je deelgenoot van mijn gedachten en twijfels, successen en teleurstellingen wat betreft mijn samenwerking met het groen. 

Waar ik spreek van mijn tuin bedoel ik de tuin waarin ik al meer dan twintig jaar mag werken. Feitelijk behoort deze tuin toe aan Weleda Benelux SE, producent van geneesmiddelen en verzorgingsproducten. Maar ik ben mettertijd zo innig met deze tuin verbonden geraakt dat ik zomaar durf te spreken van mijn tuin. 

Met dit boek wil ik laten zien hoe mens en natuur kunnen samenwerken. Toen we met de tuin begonnen was er niets. Na vijfentwintig jaar tuinieren is – naar ik bezoekers vaak hoor zeggen – een ware oase ontstaan. Maar al ben je nog zo ervaren, je kunt een tuin niets afdwingen. Hoe het groen op jouw ingrijpen reageert, is steeds weer verschillend, afhankelijk van plantensoort, standplaats, klimatologische- en weersomstandigheden. Geen dag is hetzelfde, geen seconde gelijk. Gedurende al die jaren als tuinman heb ik de natuur nooit in herhaling zien vallen. 

Als door dit boek een rode draad loopt, dan is het die van verwondering. Waarom trekt het meisje van vier naar de kamille? Prikt de brandnetel botweg? Of probeert hij ons iets te zeggen? Het miertje dat haastig over de tegel loopt – ik zit er glimlachend naar te kijken. Is het geen wondertje van fijnmechaniek? Het is de verwondering die mij aanzet tot goed waarnemen en nadenken. In de verwondering komen plezier en kennis samen. 

De tijd vliegt. Ik ben zichtbaar ouder geworden, sneller moe dan vroeger. Terwijl de tuin er met de jaren mooier bij is komen te liggen. Heeft het te maken met de energie die ik erin stak? Heb ik dan toch iets goed gedaan? Wat is er eigenlijk allemaal gebeurd de afgelopen jaren? Hoe heeft de tuin zich ontwikkeld? Hoe heb ik mij ontwikkeld? Met die vragen in mijn achterhoofd ben ik gaan schrijven. 

Dit boek is geen natuurencyclopedie. Wie onderwerpen mist of bepaalde thema’s wil uitdiepen, moedig ik asan om verder te lezen in natuurgidsen en te zoeken op internet. Dit boek is ook geen zelfhulpboek: ik ben niet aanspreekbaar voor de navolging van voorbeelden in dit boek. 

Ik dank alle mensen die bewust dan wel onbewust aan dit boek hebben meegewerkt. In de eerste plaats Manon Berendse. Zij was het die een schrijver in mij zag. Zij is de initiatiefnemer van dit boek en verzorgde de redactie. Femke de Wolff van uitgeverij Christofoor dank ik omdat zij het onalledaagse manuscript durfde uit te geven. Ik dank mijn tuinmedewerkers en ex-medewerkers voor de input die zij aan de tuin gaven en aan mij. Mede door hen is de tuin geworden tot wat hij nu is: een oase vol leven. […]

De tientallen jaren dat ik tuinrondleidingen geef, deelde ik mijn kijk op planten, dieren en tuinieren met duizenden mensen, waaronder artsen, fytotherapeuten, verloskundigen, schoonheidsspecialisten, collega-tuiniers, schoolkinderen, consumenten, cursisten, vrienden. Al deze mensen dank ik voor hun luisterbereidheid, maar nog meer voor de ontelbare vragen, opmerkingen en aanvullingen die ze mij aanreikten.

Mijn bezoekers zijn de mede-vormgevers van de verhalen in dit boek. Ten slotte dank ik Edith, mijn vrouw. Natuurliefhebster pur sang. Geen verhaal in dit boek dat niet met haar instemmende glimlach werd bekrachtigd. En daarbij: vele maanden lang zat zij opgescheept met een verwoed tikkende nauwelijks aanspreekbare schrijver, midden in de woonkamer. Je moet er maar tegen kunnen.

CITAAT

Ik heb geleerd dat de hemel de wezens verwekt op gezette tijden en de aarde goederen voortbrengt binnen bepaalde grenzen, maar dat de begeerten der mensen nooit verzadigd zijn. Als men dat wat aan tijd gebonden is en dat wat grenzen heeft moet voorzien in onverzadigbare begeerten zonder dat wetten en bepalingen daar paal en perk aan stellen, zullen de dieren onvermijdelijk tenslotte uitsterven en de goederen uitgeput raken.

Bai Juyi (Chinees dichter, 772-846)

INHOUD

  • Groene genade
  • Grondwerk
  • Aardereus
  • De kunst van het knielen
  • Boomstronk
  • Twee mannen en een appelboom
  • Op klompen
  • De bijl in de boom
  • Oerbuik
  • Davy
  • Het water
  • Voorjaarsrituelen
  • Zaaien
  • Lessen van de slak
  • Merel
  • Ode aan de worm
  • In het licht van de berk
  • Wildtuinieren
  • Het verhaal van Poes
  • Penwortel, paardensla, pluizenbol
  • Niet bang voor de heermoes
  • Voelen dat je bestaat
  • Leeuwenhart
  • Struinen met de kruidenzoeker
  • De plant als proces
  • Kleefkruid bindt
  • Geur
  • Extreme zomer
  • Meisje van vierAarden met citroenmelisse
  • Ezelsbruggetje
  • Zonnebloem
  • Het duizendbladorakel
  • Welkome vreemdeling
  • Het insect is perfect
  • De honingbij en wij
  • Miertje
  • Wespenkwesties
  • Steun aan de plant
  • Buitenstebinnen
  • Moeite met plantennamen
  • Onder de kastanje
  • Potgrond maken
  • Het moment van de karper
  • In het potdonker
  • Opheldering over de Valeriaan
  • Woorden tot een dode haas
  • Kwakkelwinter
  • Zeisen
  • Compassie nummer 10 in zwart wit

Bronnen en literatuur
Index

GROENE GENADE

Het gazon in de achtertuin van mijn ouderlijk huis waarop ik als baby rondkroop. Het grasveld voor ons huis waarop ik als jochie voetbalde. De polder waar we slootje-sprongen. Het park dat mij en mijn eerste liefde in de nacht omhulde. Groen was er altijd voor mij.

We schrijven 1978. Er valt zure regen. Bomen sterven. Bossen kalen. Rivieren zijn vervuild vanwege gif, geloosd door chemische grootindustrieën. De auto – onze nationale heilige koe – groeit in aantal uit tot een plaatijzeren plaag. Ik ben 16, zit in klas 4 van het voortgezet onderwijs. 

We moeten voor het vak Nederlands een opstel schrijven over een zelf te kiezen onderwerp. Ik kies het onderwerp duurzaamheid, een nog vrij onbekend woord dat ik ergens heb opgevangen. Ik houd een pleidooi voor een bewuster consumeren, het afschaffen van wegwerpartikelen, gebruik van het openbaar vervoer. Ik gebruik het opstel om mijn zorgen te uiten over het snel verslechterende wereldklimaat. Ik krijg voor mijn werkstuk uiteindelijk een geringe 6-. ‘Voor de moeite’, zei mijn leraar Nederlands er nog bij.

Het daaropvolgende jaar slaag ik voor het eindexamen Zoek een baan. Raak via een familielid verzeild in de financiële sector. Ga samenwonen. Onze oudste dochter Nina wordt geboren. Geld verdienen is nu eerste prioriteit. Ik raak vervreemd van groen. Zie groen alleen nog maar van een afstand, vanachter het glas, vanuit de treincoupé onderweg van huis naar werk. 

We kopen een groter huis. Er staat een berk in de tuin. Hij neemt veel licht weg. Ik hak hem om. En dan – terwijl ik naar de kale leeggevallen plek in de tuin sta te kijken – dringt met een schok tot mij door dat ik iets heb gedaan wat niet meer valt goed te maken. Dat ik met het achteloos omhakken van deze prachtige boom een levend wezen heb gedood. 

Twijfel slaat toe. Ik vind mijn werk niet leuk meer. Ga met lood in mijn schoenen naar kantoor. Geld verdienen bevredigt niet langer. Ik heb het gevoel dat ik mij op een doodlopend spoor bevind. Ik voel me nutteloos leeg, weet niet hoer het verder moet. En dan: het familiewapen duikt op: een geel schild met daarop drie molshopen, gevoerd door mijn voorvaderen, boeren en grondwerkers. Het begint me te dagen. Ik kan niet anders dan het roer omgooien. Besluit een opleiding biodynamische landbouw te gaan volgen. Groen blijkt geduldig op mij te hebben gewacht. 

VOORJAARSRITUELEN (p.73-75)

Bomen rooien, houtwallen onderhouden, paden verzorgen, greppels graven, met de spade slurpend in de natte klei: in de winter is tuinwerk grof van aard. De dagen zijn grijs, ook als het niet regent. En de dagen zijn kort. Ik kom ’s ochtends met donker aan op het werk en vertrek einde middag met donker. En dat maandenlang. Dat doet iets met je. Van lieverlee ben ik in een ingetogen, enigszins sombere stemmming geraakt. 

Maar het gesomber blijkt van voorbijgaande aard. We glijden het voorjaar in. Op een dag betrap ik mezelf op een eerste uitbundige, niet meer winterse daad.

Lenterite

De sneeuwklokjes bloeiden, ik zag het niet
Het donkeren in mijn hoofd,
wil er ooit nog een einde aan komen,
dan moet ik echt gaan proberen de zon weer te zien.
In kringetjes rond de varens gaand
de gangen van de woelmuis dicht trappen…
het is een soort van dansen.

Het zonlicht is nog dun, het leven uiterst teer, maar het is er. Glinsterende, minuscule vliegjes zweven laag boven de kale grond. De vroegeling bloeit. De eerste krokussen  (Crocus vernus L.) wagen zich aan de koude licht. Er vliegen al enkele honingbijen, voornamelijk op de sneeuwklokjes (Galanthus nivalis L.) en de winterakonieten (Eranthis hyemalis (L) Salisb.) – die vrolijke boterbloemachtige geeltjes op hun groene kraagjes. Een honingbij landt in mijn baard. Ze zoekt warmte, probeert zich tussen mijn baardharen te wurmen. Het kriebelt enorm. Lentekriebels. 

Honingbijen beklauteren de witte bloemtoortsen van het groot hoefblad (Petasites hybridus (L) P. Gaertn). Ik haast me naar de bijenkasten om het te verifiëren. En, inderdaad, de aanvliegende bijen dragen klompjes roomwit stuifmeel aan: het stuifmeel van het groot hoefblad. Groot hoefblad is een geweldenaar. Deze reusachtige, primitief ogende plant bloeit altijd als één van de eersten. Een baken voor de bijen in een weifelende lente.

Van verreweg de meeste planten is nog geen spoor te bekennen. Groei bevindt zich nog onder de grond, voorzichtig voelend, onttrokken aan de harde omstandigheden van de bovenwereld. De ondergrondse prille, bleke uitlopertjes zijn uiterst kwetsbaar. Laat ik maar oppassen dat ik in een bui van ongeremd voorjaarsenthousiasme en werklust niet domweg een pluk van die aankomende spruitjes of sprietjes vertrap. Want olifant in de porseleinkast te zijn, dat is mijn tuinmanseer te na. 

Ik had het wildemanskruis (Pulsatilla vulgaris Mill., of Anemone pulsatilla L.) amper opgemerkt. Met omhoog reikende blaadjes komt het, als met opgeheven behaarde armpjes, boven de grond. Zie je wel: ik moet het de tijd geven, de tuin nog meer met rust laten, het groen onverstoord laten uitlopen, elk sprietje een kans gunnen. Terughoudendheid, zo houd ik mijzelf voor, is de deugd die het beste bij het voorjaar past.

Ik zie het allemaal gewoon nog een poosje aan. Houd hark en spa nog in de schuur, geef de tuin de kans zich eerst helemaal uit te spreken. Voorlopig zoek ik mijn heil maar even in de kas, concentreer ik mij op het voorzaaien en verspenen van kiemplantjes van zaadbakjes naar potjes. 

Terwijl ik onderweg ben naar de kas komt plots uit de haagbeukhaag (een haag van haagbeukjes (Capinus betulus. L., behorend tot de berkenfamilie helemaal hoteldebotel, een winterkoninkje gefladderd. Het beestje vliegt haast tegen me op. Vanwaar die drukte? De hele winter heb ik hem niet gezien, hield hij zich schuil, en nu opeens, als een kip zonder kop, deze blinde actie. 

Amper een paar stappen verder struikel ik ik bijkans over een paartje merels dat rollebollend over het schelpenpad achter elkaar aan zit. Ineens zijn alle vogels druk doende. Overal in de tuin klinkt gekwetter. En vanachter het riet komt gekwaak. Eenden. Geplons in het water. Het is lente.

Al dat gefladder, geplons en gekwetter: je zou haast denken dat de vogels blij zijn vanwege de lente. Kan dat? Kunnen vogels blij zijn? Hebben ze überhaupt ergens weet van? Volgens mij is het gewoon de natuur die hen voortdrijft. 

De lente is voor vogels juist een lastige, uiterst vermoeiende periode. Er moet worden gedate, gedanst, gepaard. Er moet een nest gebouwd, eieren gelegd, voedsel gezocht voor de jongen. En voedsel is nog maar weinig beschikbaar. Insecten en andere kleine beestjes zitten nog diep weggekropen. Zaden en bessen laten nog lang op zich wachten. […]        

COMPOSITIE NUMMER 10 IN ZWART WIT (p. 281)

Het schilderij Compositie nummer 10 in zwart wit van Piet Mondriaan zie ik een wolk van mogelijkheden. Een ademende bol. De chaos van aanvang. Het eeuwige weven van alles en niets, gewichtloosheid en zwaarte, duister en licht, hemel en aarde. Geen horizon. Een evenwicht. Van staanders en liggers, plussen en minnen, kruisen en zeken. 

Het is een kerkhof van de gevallen soldaten. Het is de opstanding. Het is zwart. Het is wit. Met alle kleuren voelbaar daartussenin. De appel valt niet ver van de boom. Al op jonge leeftijd worden ons de wetten van de zwaartekracht uitgelegd. Maar wie leert ons de lichtekracht kennen? 

Wolken rijzen op uit zee alsof ze niets wegen. Het kiemplantje groeit hoger en hoger, zo tegen de zwaartekracht in. Van de rivier opspiegelende zonnestralen verlichten de onderkant van een laag overscherende ijsvogel. Thermiek neemt een losgelaten blaadje van de hemelboom verder mee omhoog.

Planten hebben grond nodig en licht. De aarde verschaft de grond. Zon, maan en sterren zorgen voor licht. Grond bewerken betekent: aarde en hemel mengen. Wie tuiniert werkt letterlijk met hemel en aarde.

Bron: Groene genade van Jan Graafland

BESTEL GROENE GENADE

Eén gedachte op “Groene genade, verhalen van tuinman Jan Graafland – hoe mens en natuur kunnen samenwerken

  1. Elly Binkhorst

    Wat een ongelooflijk mooi en inspirerend boek van Jan Graafland!
    Ik ben zelf al jaren moestuinier en kind van een vader die dat ook zijn hele leven doet, maar toch heb ik weer veel geleerd van dit boek. Ik kijk nu anders tegen verschillende planten aan en met de brandnetel heb ik echt vrede gesloten. Als eerbetoon aan Jan heb ik zijn prachtige gedicht over compost over een van mijn natuurschilderijen geschreven en opgehangen in mijn veranda, zodat ik er steeds even bij stil sta: voed de aarde en zij voedt jou!
    Met grote dank voor deze parel!

Reacties zijn gesloten.