De Broederschap van Shamballa, de Broederschap van de Elohim, heeft de leiding in het gehele wordingsproces van de mensheid, die een nieuwe kans tot ontwikkeling krijgt. Wanneer dit proces zich inzet, lezen we bijvoorbeeld in de oorspronkelijke tekst van de Bijbel: ‘In den beginne schiepen de Elohim de hemel en de aarde’ (Genesis 1:1). Dat wil zeggen dat de Broederschap van Shamballa de woonplaats van de gevallen monaden prepareerde.
‘De aarde nu was woest en ledig en duisternis lag op de vloed, en de Elohim zweefden over de wateren.’ En wanneer nu de gevallen en nog niet uitgeredde mens zo’n nieuwe levenskans krijgt, en hij als het ware geheel nieuw kan aanvangen om de weg naar het Onbeweeglijk Koninkrijk terug te vinden, dan worden de zeven gangen van Shamballa geopend. In de Genesisproloog worden zij aangeduid als de zeven scheppingsdagen.
De eerste gang naar Shamballa – de stad van de goden – is de gang van het Licht. Er wordt voor de mens, of voor de leerling, waarlijk zuiver, sereen Licht gemaakt. Een niet te falen Licht, een volstrekte lamp voor de voet. Het licht van de gewone natuur is altijd vermengd met duisternis, zoals goed met kwaad vermengd is in de dialectiek. Maar nu wordt het Licht scherp gescheiden van alle duisternis, en aldus is de eerste gang naar Shamballa geopend. En de Elohim zagen dat het goed was. De eerste dag!
De tweede gang naar Shamballa wordt ‘het uitspansel’ genoemd. Het uitspansel is een levensveld van zuivere reine levenssubstantie. De tweede gang voorziet er in, dat de leerling behalve een licht ook een kracht heeft om te gaan. En de Elohim zagen dat het goed was. De tweede dag!
De derde gang naar Shamballa wordt aangeduid als het worden van de aarde. Met de atmosferische substantie van de oorspronkelijke ethers gaat corresponderen een harmonische, stoffelijke, scheikundige levenssfeer. En aldus heeft de leerling niet slechts een Licht óp het Pad, en een Kracht tót het Pad, maar ook het Pad zelf. Dat is de derde gang naar Shamballa! De derde dag! En de Elohim zagen dat het goed was.
De vierde gang naar Shamballa is een voortzetting van de drie vorige. Eerst is daar het Licht – ten tweede is daar de Kracht – ten derde is er het Pad zelf, dat in het ware Licht en de ware Kracht kan worden bewandeld. En het is dus duidelijk, dat de vierde dag te schouwen moet geven een logische wetenschappelijke verdeling, een harmonische samenhang, een goddelijk evenwicht tussen Licht, Kracht en Werkelijkheid.
Een mens kan door Licht zonder meer overweldigd en verblind worden. Hij kan door Kracht zonder meer als vastgenageld en verlamd staan. Hij kan zonder coördinatie van Licht en Kracht het Pad niet bewandelen dan met de grootste vergissingen. Daarom wordt op de vierde dag al het verkregene gecoördineerd en tot juist gebruik gevormd en gereed gemaakt. En de Elohim zagen dat het goed was. De vierde dag!
Op de vijfde scheppingsdag worden de vissen en de vogels geschapen, zoals de leerling in de vijfde gang naar Shamballa hetzelfde werk verricht. Het scheppen van vissen of het dragen van het vissensymbool, of het ‘zijn net uitwerpen in de diepten van de wateren,‘ beduidt in het Licht en de Kracht en op het pad naar Shamballa in volstrektheid en wetenschappelijke zekerheid, de ik-verbreking, de volledige zelf-opoffering-naar-de-natuur, tot stand te brengen en tengevolge daarvan als in vogelvlucht, als een adelaar, de gestelde weg te voleinden. En de Elohim zagen dat het goed was. De vijfde dag!
En de Elohim zeiden: ‘Laat ons nu mensen maken, naar ons beeld en onze gelijkenis.’ Daar waar in vogelenvlucht en in het teken van de vissen, de leerling zijn pad gaat voleinden, daar breekt de zesde dag aan, want daar wordt hij mens. Waarlijk wederom naar het beeld en het wezen van de Elohim. Daar komt hij thuis in het Onbeweeglijk Koninkrijk. Daar zien de Elohim alles wat zij mogelijk gemaakt hebben; daar is de zesde gang naar de stad van de goden volbracht.
En daar is dan tenslotte de zevende dag, de dag van de goddelijke rust, de dag van het volbrachte werk. De stralende werkelijkheid zelf. En zo duidt de scheppingsgeschiedenis op de zeven gangen naar het Ene Leven. Wie oren heeft die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.
Bron: De Broederschap van Shamballa van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri