Bommeldingen – Klaas Driebergen over het werk van Marten Toonder

BESTEL BOMMELDINGEN

De wereld van heer Bommel bijft fascineren. Veel liefhebbers herlezen nog altijd de verhalen van Marten Toonder. Omdat die zo’n heerlijke, rijke verhaalwereld bevatten waarin veel te genieten en te ontdekken valt, op alle niveaus: de taal, de tekeningen, de personages, het verhaal, de diepere achtergronden…Stukken over buldogs en olifanten, reuzen en duivelfiguren, de Oude Schicht en Bommels ruitjesjas, fietsen en voetbal, het roken van pijpen en sigaren, de atoombom en nog veel meer.

HOE HET BEGON – BIJ WIJZE VAN WOORD VOORAF

Het begon allemaal op 6 juni 1992, dit voorjaar dertig jaar geleden. Ik was dertien jaar en lag in het ziekenhuis met een blindedarmontsteking. Ik was niet ernstig ziek en ik had iets nodig om mij niet al te zeer te vervelen in dat ziekenhuisbed. Mijn vader vroeg of hij iets te lezen voor me kon meenemen en opperde: ‘Zal ik een Bommel voor je meenemen?’

Dat leek me wel wat. Eigenlijk kende ik die ‘Bommels’ al wel. In de boekenkast van mijn ouders stond een rijtje pockets met witte ruggen en een bijtje erop, en ik had daar op veel jongere leeftijd al weleens in zitten neuzen. Het waren overduidelijk grotemensenboeken, en de tekst was nog ontoegankelijk voor me. Maar deze boeken hadden, in tegenstelling tot veel andere boeken voor grote mensen, pláátjes boven de tekst. En die plaatjes fascineerden me. Ze waren weliswaar klein en zwart-wit, en dus heel anders dan de meeste illustraties van kinderboeken, maar ze ademden een geheimzinnige sfeer. Dat had te maken met de vaak kale bomen met hun kromme stammen en knokige takken, maar ook met merkwaardige, soms haast griezelige dingen die er gebeurden op die tekeningen en vreemde wezens die erin voorkwamen.

Ik herinner me nog scènes die indruk maakten. Kleine cowboymannetjes die plotseling uit de televisie klommen en pistooltjes op de kijkers richtten met op de loop een kurkje en een geheimzinnige dwerg bij een wegwijzer. Heksjes op bezemstelen en een mannetje dat heel vreemde machines bouwde. Een dwerg met een apparaat waarmee bepaalde zaken leken te worden weggetoverd. Lichtgevende ogen in een donker bos.

VAN BOM-MELDING NAAR BOMMEL-DING

Bommeldingen. De titel van dit boek is tevens de naam van mijn wekelijkse mailing voor Bommelliefhebbers. Toen ik begin 2019 een titel moest bedenken voor dit nieuwe digitale periodiek kwam ik spontaan op het woord Bommeldingen. En ik wist ook meteen dat dát het moest worden, vanwege de leuke ambiguïteit van dit woord. Ik schrijf over dingen die met Bommel te maken hebben, en maak daar meldingen van. Met bommen heeft het in mijn geval niet zoveel te maken, maar dat kon me niet eh… schelen.

Meestal gaat het bij bommeldingen om ernstige zaken, als ze in een krantenkop staan bijvoorbeeld. Maar hoeveel krantenlezers zullen er al niet op het verkeerde been zijn gezet door dit woord, en in eerste instantie hebben verwacht in het betreffende artikel dingen over Bommel te zullen aantreffen? Om in tweede instantie ontnuchterd te worden door de harde realiteit. Weer een bom-melding.

Bommeldingen is een verwarrend woord, net als bijvoorbeeld bedonderstel, bedreiger, betovergrootvader, generatieslang, genietroepen, massagebed en racismerel. Het zijn woorden die je op twee manieren kunt lezen of uitspreken. Meestal klopt slechts een van beide manieren en levert de andere grappige onzin op, en vaak ben je geneigd om ze in eerste instantie op de verkeerde manier te lezen en pas in tweede instantie op de goede manier.

Wist u dat dit soort woorden wel ‘bommelwoorden’ worden genoemd? Wie daarop googelt vindt verschillende webpagina’s met verzamelingen van dit soort woorden. Kennelijk is bommelding een dusdanig bekend voorbeeld hiervan dat het als prototype geldt. Men spreekt ook wel van verwarwoorden.

Taalkundigen hebben het over homografen of homogrammen. De verwarring die het woord bommelding veroorzaakt, werd ook gesignaleerd door de Wageningse wetenschapper A. Dieleman-van Zaayen, die in 1972 promoveerde op het proefschrift ‘Mushroom virus disease in the Netherlands’. Zij nam daarin ook de volgende stelling op: ‘Het woord bommelding suggereert ten onrechte een verband met heer Olivier B. Bommel’. In het Toonderarchief trof ik een curieus briefje aan. Het is een aan Marten Toonder gericht ‘kattebelletje’ afkomstig van Joop Lücker, een goede vriend van Toonder, die na zijn hoofdredacteurschap van de Volkskrant en De Tijd vanaf 1974 het persbureau Vandaag bestierde. Met enige goede wil kun je in de krabbel waarmee hij ondertekent ‘Joop L’ lezen. Toen hij voor de Volkskrant ging werken had hij met Toonder geregeld dat Tom Poes daarin ging verschijnen, en hetzelfde gold vervolgens voor De Tijd.

EEN VERLEGEN, WEEMOEDIG PORTRET

De omslagillustratie van dit boek is Marten Toonders laatste portret van heer Bommel in kleur. Uit 1993, dus zeven jaar nadat hij stopte met de Bommelverhalen. Het is nog niet eerder gepubliceerd. Hier het verhaal achter dit bijzondere portret.

Op 7 augustus 1990 overleed Phiny Toonder-Dick, met wie Marten Toonder ruim 55 jaar getrouwd was geweest. Onder de condoleancepost bevond zich ook een brief van de nieuwe Nederlandse ambassadeur in Ierland, mr. Eric F. Ch. Niehe.

Niehe was eind 1989 aangetreden als ambassadeur. Eén van zijn eerste belangrijke opdrachten was het begeleiden van een staatsbezoek van koningin Beatrix aan Ierland in het najaar van 1990. In het kader daarvan was er in de National Gallery in Dublin een expositie georganiseerd van landschappen van Hollandse meesters, van Maris tot Mondriaan, die was ingericht door Rudi Fuchs, directeur van het Haags Gemeentemuseum, en die door Beatrix geopend werd.

Ook Toonder was op de openingsreceptie. Het was een van de eerste activiteiten buitenshuis na Phiny’s overlijden. Hij was hierdoor in een depressie geraakt, en toen hij door de ambassade namens Hare Majesteit voor de opening werd uitgenodigd, had hij aanvankelijk geen zin om erheen te gaan. Zijn huishoudster Nora moedigde hem aan om toch te gaan: het zou goed voor hem zijn om weer eens onder de mensen te komen.

Het werd een bijzondere avond, waarop Toonder kennismaakte met allerlei hoogwaardigheidsbekleders, onder wie de Ierse president Hillery en diens echtgenote, prins Claus, en koningin Beatrix, die hem vertelde dat het ‘lief’ van hem was dat hij gekomen was, ‘dat had ik gehoopt’.

RUITEN HEER – DE RUITJESJAS VAN HEER BOMMEL

Toen ik het omslag van mijn vorige boek ontwierp, de Bommel literatuurgids die ik samen met Hugo Klooster maakte, kon ik het niet laten om het ruitjespatroon van de jas van heer Bommel daarop als achtergrond te gebruiken. Ik had eigenlijk altijd al een keer een Bommelboek willen maken waarvan het kaft geel met rode ruitjes zou zijn.

Het patroon van die jas is welbeschouwd briljant. Het is zó herkenbaar! Van welk ander strippersonage kun je de gedachte eraan oproepen door een vlak alleen maar met een bepaald patroon te vullen, zoals op de pagina hiernaast…?

De ontwerpers van zowel het Toondermonument aan de Rotterdamse Blaak als het logo van het Toonderjaar 2012 vonden het niet nodig om heer Bommel zelf af te beelden: het geruite patroon was voor hen voldoende. Je kunt over die keuze discussiëren, maar het is wel veelzeggend. In dit stuk wil ik eens nader kijken naar de oorsprong en de betekenis van de ruiten van de jas van heer Bommel.

Oorsprong

De ruiten van heer Bommels jas zijn zo opvallend, dat dit kenmerk het eerste is wat genoemd wordt als Bommel voor het eerst door Tom Poes gesignaleerd wordt in ‘Tom Poes in de Tovertuin’ in De Telegraaf van 12 juni 1941. En net toen Tom Poes zover was met zijn overpeinzingen, zag hij bij een bocht van de weg iemand lopen. Een vreemde figuur was het, met een geruite jas aan en een leren tasje aan een riem over zijn schouder.

Toen Toonder voor het eerst de beer Bommel op papier zette, gaf hij deze een jas mee, terwijl Tom Poes het zonder kleding stelde. Toonder onthulde in een interview met Tonko Dop in het radioprogramma Opium (17 juli 2004) dat hier een heel praktische reden voor was, een tekentechnische. De ruitjes waren een ‘tekenfoefje’, om heer Bommel ‘niet te saai te maken. Het is een grote figuur, die moet een beetje onderbreking van een lijn hebben. En die onderbreking was dus die ruit.’

Die ruitjes wekken bij Tom Poes een bepaalde indruk, zo is te lezen in het vervolg:

– Wel, dacht Tom Poes, dat moet een vreemdeling zijn! Iemand die zulke grote ruiten op zijn jas draagt woont hier niet in de buurt! Wat zou die vreemdeling hier zoeken? Daar moet ik meer van weten!

De ruiten, en vooral het feit dat ze gróót zijn, maken heer Bommel dus tot een vreemdeling. Later zou Toonder verklaren dat hij Olivier B. Bommel had gemodelleerd naar een Amerikaanse toerist. Vandaar bijvoorbeeld ook het tasje met verrekijker dat Bommel om zijn nek draagt. In een interview dat Peter Schlingemann in 1995 met Toonder hield, zegt hij dat Bommel een ‘karakter [kreeg] waar ik toen warm voor liep: een Amerikaan’. Amerika was aan het begin van de oorlog ‘het gesprek van de dag. Doen ze wel of niet mee? Zo niet, dan ziet het er slecht uit.’ De Amerikaan werd zo het symbool van de vrijheid. ‘Smaak had hij natuurlijk niet, daarom gaf ik hem die ruitjesjas. Maar in de tijd dachten wij dat die slechte smaak een uiting van totale vrijheid was. Dat maakte het bijna goed…’

De ruitjesjas staat dus voor vrijheid én voor slechte smaak… In zijn nawoord op het Boekenweekgeschenk De andere wereld (1982) noemt Toonder het een ‘luidruchtige ruitjesjas’.
Toonders uitspraken roepen wel een vraag op. Was het dragen van geruite jassen inderdaad voor heren in de mode in het Amerika van rond 1941? Blijkbaar was dit wel onderdeel van het beeld dat Toonder van Amerikaanse toeristen had.

Het is nog niet eens zo gemakkelijk om een duidelijk antwoord op deze vraag te krijgen. Op internet zoeken naar zoiets als ‘male fashion 1940s America’ levert veel nette jassen op (een beetje man ging indertijd nog dagelijks in kostuum met jas en das gekleed), en daartussen is inderdaad weleens een geruite jas te vinden. Geruite overhemden komen ook voor. Zelden gaat het om zulke opzichtige ruitjes als op de jas van heer Bommel. Een verklaring hiervoor kan hem zitten in de aard van strips: daarin worden zaken vaak wat uitvergroot.

Wat speurwerk in de populaire cultuur van rond de jaren dertig, en met name films, leverde enkele Amerikaanse acteurs op met ruitjesjassen op. Bijvoorbeeld Stan Laurel en Oliver Hardy op bijgaand affiche. Het is bekend dat Toonder een groot liefhebber was van de films van Laurel en Hardy. Mogelijk is heer Olivier zelfs vernoemd naar Oliver Hardy, die door Stan Laurel met ‘Ollie’ werd aangesproken zoals Tom Poes Bommel ‘heer Ollie’ noemt.

INHOUDSOPGAVE

Hoe het begon

Van bom-melding naar Bommel-ding
Een verlegen, weemoedig portret
Een klein doch opgewekt feestje
Ruiten Heer
Op een feest, niet lang geleden…
Bull, Bul en Bulle
Speurneuzen en ordebewaarders
Zwaargewichten
Tom Poes en Goliath
Hovaardij en winderigheid
Satan in Rommeldam
Stenen des aanstoots
Voor de Bommelgetallenfreaks
Spyker, T-Ford of Duckatti…?
Houten banden en driewielers
R.F.C. versus Stuipendrechtse Boys
Roken dodelijk? Niet voor heer Bommel
Uitgekauwde havanna’s met opzichtige bandjes
De atoombom en de draak
Geleerdheid in varkensleder
Het leven is kort, maar het zal mijn tijd wel duren

Verantwoording
Register van Bommel- en Tom Poes-verhalen
Register van persoonsnamen

BESTEL BOMMELDINGEN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN EN OVER MARTEN TOONDER