Wetenschapsjournaliste Lynne McTaggart beschrijft het verhaal van een groep wetenschappers die per ongeluk het Zero Point Field (nulpuntveld) ontdekten, een oceaan van microscopische vibraties die alles met alles in het universum blijken te verbinden als een soort onzichtbaar netwerk. Het Veld gaat verder dan het werk van Fritjof Capra en stelt een plausibele wetenschappelijke theorie voor die alles verklaart, van de werking van DNA en communicatie tussen cellen tot homeopathie en ESP. Het Veld is het buitengewoon leesbare verslag van een speurtocht van verschillende wetenschappers van naam naar de universele kracht en hun succesvolle pogingen een nieuw wetenschappelijk paradigma te formuleren, dat een revolutie in ons wereldbeeld teweeg zal brengen. Een baanbrekende en inspirerende wetenschappelijke visie op mens en kosmos.
PROLOOG: De naderende revolutie
Wij staan op de drempel van een revolutie – een omwenteling die even grondig en stoutmoedig zal zijn als Einsteins ontdekking van de relativiteit. Aan het front van de wetenschap tekenen zich nieuwe denkbeelden af die spotten met alles wat wij geloven over het functioneren van onze wereld en onze kijk op onszelf. Er zijn ontdekkingen die iets bewijzen van wat de wereldreligies altijd al hebben betoogd, namelijk dat mensen veel complexer zijn dan een samenstelsel van vlees en botten. Op het meest fundamentele niveau beantwoordt deze nieuwe wetenschap vragen waarover wetenschappers zich al honderden jaren het hoofd hebben gebroken. Op haar diepste niveau betreft het in feite een wetenschap van het wonderbaarlijke.
In de afgelopen jaren hebben gerespecteerde wetenschappers in tal van disciplines overal ter wereld grondig ontworpen experimenten uitgevoerd waarvan de resultaten strijdig zijn met onze huidige biologische en fysische kennis. Samen leveren de onderzoeksverslagen ons overvloedige informatie over de centrale organiserende kracht die ons lichaam en de rest van de kosmos ordent.
Hun ontdekkingen zijn ronduit verbazingwekkend. Op het meest elementaire niveau zijn wij geen samenstel van chemische reacties, maar een concentratie van energie. Mensen zijn, net als alle andere levende wezens, een samenballing van energie, in een energieveld dat met alle andere dingen in de wereld verbonden is. Dit pulserende energieveld is de stuwende kracht achter zowel ons leven als ons bewustzijn – de alfa en omega van ons bestaan.
Met betrekking tot het universum bestaat er geen ‘ik versus gij’-dualiteit, omdat er één energieveld is waarin alles bestaat. Dit Veld is verantwoordelijk voor de hoogste functies van ons bewustzijn en de bron van de informatie die de groei van ons lichaam reguleert. Het is ons brein, ons hart, ons geheugen – ja – het is een eeuwige blauwdruk of matrijs van de hele wereld. Dit veld – en niet genen of ziektekiemen – is de kracht die uiteindelijk bepaalt of wij gezond of ziek zijn; en het is deze kracht waarmee we verbinding moeten krijgen om te kunnen genezen. Wij zijn onlosmakelijk verbonden met en opgenomen in de wereld, en onze relatie met die wereld is onze enige fundamentele waarheid. ‘Het Veld is’, zoals Einstein het zo beknopt formuleerde, ‘de enige werkelijkheid’.
Tot op heden zijn de biologie ende fysica dienstbaar geweest aan inzichten die werden geformuleerd door Isaac Newton, de ‘vader’ van de moderne fysica. Alles wat wij over onze wereld en onze planeet daarin geloven, is afgeleid van de ideeën die al in de 17e eeuw werden uitgedacht en nog altijd de ruggengraat van de moderne wetenschap vormen – theorieën die alle bestanddelen van het universum voorstellen als geïsoleerd van elkaar, zodat ze op zichzelf zouden bestaan en dus los kunnen worden gezien van de kosmos.
Dergelijke ideeën hebben een wereldbeeld op basis van afzondering gecreëerd. Newton heeft de stoffelijke wereld beschreven waarin afzonderlijke materie-delen gehoorzamen aan bepaalde bewegingswetten door tijd en ruimte – het universum als een machine. Voordat Newton zijn bewegingswetten formuleerde had ook de Franse filosoof René Descartes al een destijds revolutionair idee geïntroduceerd, die inhield dat wij – vertegenwoordigd door ons denken – losstonden van de levenloze, inerte materie van het lichaam, dat eenvoudigweg een soort geoliede machine was. De wereld bestond uit massa’s kleine, afzonderlijke objecten die zich op voorspelbare manieren gedroegen. Het meest afzonderlijke object daaronder was de mens. Wij ontstonden als het ware ‘buiten’ het universum en keken naar binnen. Zelfs ons lichaam stond op deze of gene manier los van, en was iets anders dan, ons ware wezen – het beschouwende verstand dat waarneemt.
De Newtoniaanse wereld mocht dan gehoorzamen aan wetten, maar in de laatste instantie was zij een eenzaam en troosteloos oord. De wereld draaide door als een immense tandwielkast, ongeacht wij er waren of niet. Met een paar behendige bewegingen hadden Newton en Descartes weggeplukt uit de stoffelijke materie, en ons en ons bewustzijn uit het centrum van onze wereld. Zij ontrukten aan het universum hart en ziel, met achterlating van een levenloze collectie van in elkaar grijpende delen. Het belangrijkste van dit alles was, zoals Danah Zohar opmerkt in haar ‘The Quantum Self’, dat ‘Newtons zienswijze ons losrukte van het universum’.
Ons zelfbeeld verarmde nog meer onder invloed van het werk van Charles Darwin. Zijn evolutietheorie – tegenwoordig ietsje verbogen door neodarwinisten – roepen een beeld op van het leven als een toevallig, roofzuchtig, zinloos en op zichzelf staand verschijnsel. Alleen de besten overleven. We zijn niet meer dan een evolutionaire toevalligheid. Heel het complexe weefsel van het biologisch erfgoed van ons en onze voorouders wordt gereduceerd tot een concept: eten of gegeten worden. De essentie van onze menselijkheid is een genetische terrorist die zich op efficiënte manier ontdoet van zwakkere schakels. Het draait in het leven niet om delen en onderlinge, wederkerige afhankelijkheid, maar om winnen en er als eerste bij zijn. En als we er dan in slagen te overleven, staan we eenzaam aan de top van de evolutionaire piramide.
Deze paradigma’s – de wereld als een gigantische machine en de mens als overlevingsmechanisme – leidden tot een technologisch meesterschap over het universum, maar leverden weinig waarachtige kennis op die van vitaal belang voor ons is. Op spiritueel en metafysisch niveau leidden zij tot een isolement van de meest wanhopige en wrede soort. Ook hebben ze ons niet nader gebracht tot een inzicht in de meest fundamentele geheimen van ons eigen wezen: hoe we denken, hoe het leven is begonnen, waarom we ziek worden, hoe het mogelijk is dat één enkele cel uitgroeit tot een volledig gevormd mens, of zelfs wat er met het menselijk bewustzijn gebeurt als we overlijden.
We blijven schoorvoetende verdedigers van de wereld als een mechanisme van opzichzelfstaande bestanddelen, ook al is dit beeld in strijd met onze dagelijkse ervaring. Veel mensen die afkerig zijn van deze harde, nihilistische kijk op ons feitelijke bestaan nemen hun toevlucht tot de religie, wier idealen en denkbeelden over eenheid, gemeenschap en doel van het bestaan ons enig soelaas bieden – een wereldbeeld dat vrijwel haaks staat op de denkbeelden die de wetenschap bepleit. Iedereen die op zoek is naar spiritualiteit worstelt met deze met elkaar strijdige wereldbeelden, maar hij zal er meestal niet in slagen deze met elkaar te verzoenen.
Dit separatistische wereldbeeld had voor eens en altijd van tafel geveegd moeten zijn door de ontdekkingen van de kwantumfysica in het begin van de 20e eeuw. Toen de pioniers van deze discipline in staat waren door te dringen in het hart van de materie, stonden zij versteld van wat zij zagen. De kleinste deeltjes van de materie waren in feite geen materie zoals wij die kennen; ze waren zelfs geen bepaald iets, maar nu eens een ding, dan weer iets totaal anders. Nog vreemder was dat ze vaak allerlei dingen tegelijk waren.
Het belangrijkste was echter dat deze subatomaire deeltjes op zichzelf volstrekt zinloos zouden zijn; ze ontlenen hun zin en betekenis uitsluitend aan hun samenhang met al het overige. Op het meest elementaire niveau kon materie niet worden verdeeld in opzichzelfstaande kleine eenheden; materie (en energie) was één en ondeelbaar. Het universum kon alleen worden begrepen als een dynamisch weefsel van onderlinge, wederkerige samenhangen. Dingen die eenmaal in contact met elkaar waren gekomen, bleven door alle tijd en ruimte altijd met elkaar verbonden. Zelfs tijd en ruimte leken willekeurige constructies te zijn dir op dit niveau van de wereld niet langer van toepassing waren. Kortom, tijd en ruimte zoals wij die kennen bestonden daar niet. Het enige wat er leek te zijn, zover het oog kon zien, was één immens landschap van het hier en nu.
De pioniers van de kwantumfysica – Erwin Schrödinger, Werner Heisenberg, Niels Bohr en Wolfgang Pauli – hadden al enig vermoeden van de aard van het metafysische territorium waarin zij waren doorgedrongen. Als elektronen overal gelijktijdig met elkaar verbonden waren, had dit diepgaande implicaties voor de aard van de wereld als geheel. Zij wendden zich tot klassieke filosofische verhandelingen bij hun pogingen inzicht te krijgen in de diepere waarheid over de merkwaardige subatomaire wereld die zij observeerden.
Pauli verdiepte zich in psycholanalyse, archetypen en de kabbalah. Bohr nam zijn toevlucht tot het Tao en de Chinese wijsbegeerte; en Heisenberg bestudeerde de theorieën gebaseerd op Plato uit het oude Griekenland. Toch bleef een coherente theorie over de spirituele implicaties van de kwantumfysica buiten hun bereik. Niels Bohr hing een bordje aan zijn deur met de tekst: ‘Verboden toegang voor filosofen – werk in uitvoering’.
Bovendien waren er praktische belemmeringen voor zo’n kwantumtheorie. Bohr en consorten konden met hun experimenten en inzichten slechts tot een bepaalde grens doordringen. Hun experimenten, waarin deze kwantumeffecten waren aangetoond, waren verricht in het laboratorium, en alleen met niet-levende, sub-atomaire deeltjes. Op grond hiervan namen hun opvolgers als vanzelfsprekend aan dat deze vreemde kwantumwereld alleen bestond in de wereld van de ‘dode’ materie. Alles wat leefde gehoorzaamde nog aan de wetten van Newton en Descartes, en deze visie vormde het richtsnoer voor alle moderne geneeskunde en biologie. Zelfs de biochemie is voor haar functioneren afhankelijk van het newtoniaanse wereldbeeld, dat strijdig is met dat van de kwantumfysica.
Hoe is het nu met onszelf gesteld? Plotseling namen wij in elk fysisch proces een centrale positie in, hoewel niemand zich daarvan ten volle rekenschap had gegeven. De kwantumpioniers hadden ontdekt dat onze verwevenheid met de stof cruciaal was. Subatomaire deeltjes bestonden in alle mogelijke toestanden – totdat ze door ons werden verstoord doordat wij ze gingen waarnemen of meten; op dat moment veranderden ze eindelijk in iets concreets.
Onze waarneming – dat wil zeggen, ons menselijk bewustzijn – was de eigenlijke spil van dit proces van een subatomaire stroom of golf die een bepaald ‘ding’ werd, maar dat niet waren in een van de wiskundige vergelijkingen van Heisenberg of Schrödinger. Zij hadden begrepen dat wij op de een of andere manier een sleutel vormden, maar ze hadden geen idee hoe zij in hun theorie een plaats voor ons konden inruimen. Voor de wetenschap stonden wij nog altijd buiten het universum naar binnen te kijken.
Alle losse eindjes van de kwantumfysica werden nooit samengevlochten tot een samenhangende theorie, en de kwantumfysica werd gereduceerd tot een uiterst succesvol instrument voor technologie – van vitaal belang voor het maken van kernbommen en moderne elektronica. De wijsgerige implicaties geraakten in het vergeetboek, zodat alleen de praktische voordelen overbleven.
De doorsnee-fysici van vandaag waren bereid de bizarre natuur van de kwantumwereld voor lief te nemen, omdat de wiskunde ervan, zoals de schrödingervergelijking, zo fraai functioneert, maar zij schudden het hoofd over de vreemdheid van dit alles. Hoe kon een elektron geen afzonderlijk ding zijn voordat het werd onderzocht of gemeten? Ja, hoe kon wat dan ook in deze wereld iets concreets zijn, als het een dwaallichtje werd zodra je het nader bekeek?
De oplossing was betogen dat er één waarheid was voor het oneindig kleine, en een andere waarheid voor veel grotere dingen, één waarheid voor levende dingen en een andere voor niet-levende dingen – de schijnbare tegenstellingen dienden te worden geaccepteerd, net zoals Newtons elementaire axioma’s ingang hadden gevonden. Dit waren de regels van de wereld, die moesten worden ervaard zoals ze nu eenmaal waren. de wiskunde erachter functioneert, en dat is het enige waarop het aankomt.
Een kleine groep wetenschappers, verspreid over het aardoppervlak, stelde zich er neit tevreden mee om domweg met de kwantumfysica te werken als een gegeven. Zij eisten betere antwoorden op veel van de grote vragen die onbeantwoord waren gebleven. Met hun experimenten en onderzoekingen namen zij de draad op waar de kwantumfysici die hadden laten vallen, en begonnen dieper te vorsen.
Er waren diverse wetenschappers die hun gedachten nog eens lieten gaan over een paar vergelijkingen die in de kwantumfysica vooralsnog voor zoete koek waren geslikt. Deze vergelijkingen stonden voor het zogeheten ‘veld van nulpuntenergie’’ – een oceaan van microscopische trillingen in de ruimte tussen dingen. Als het veld van nulpuntenergie werd opgenomen in ons concept van de meest fundamentele natuur van de stof, zo btegrepen zij, moest een pulserende oceaan van energie – een gigantisch kwantumveld – de grondslag vormen van heel het universum. Als dit waar was, moet alles met alles in verbinding staan, als in een onzichtbaar web.
Ook ontdekten zij dat wijzelf uit dezelfde basismaterie zijn opgebouwd. Op het meest fundamentele niveau waren levende wezens, mensen incluis, een samenballing van kwantumenergie die onophoudelijk informate uitwisselt met deze onuitputtelijke energie-oceaan. Levende dingen emitteren een zwakke straling – en dit was het meest cruciale aspect van biologische processen. Informatie over alle aspecten van leven, vanaf communicatie tussen de cellen tot het immense spectrum van DNA-factoren, werd via een soort informatie-uitwisselingscentrale op kwantumniveau doorgegeven.
Zelfs ons bewustzijn, dat andere ‘iets’ dat zo buiten natuurwetten werd gedacht te staan, opereerde in overeenstemming met kwantumprocessen. Denken, voelen, ja zelfs hogere cognitieve functies – hielden verband met kwantuminformatie die gelijktijdig door onze hersenen en de rest van ons lichaam pulseerde. Menselijke waarneming was mogelijk ten gevolge van de wisselwerkingen tussen de subatomaire deeltjes van onze hersenen en de oceaan van kwantumenergie. Met andere woorden, wij resoneerden letterlijk met onze wereld.
Hun ontdekkingen waren uitzonderlijk en ‘ketters’. In één klap trokken zij veel van de meest elementaire wetten in de biologie en fysica in twijfel. Wat zij wellicht hebben ontdekt, is niet minder dan de sleuetel tot alle uitwisseling en verwerking van informatie in onze wereld, vanaf de communicatie tussen levende cellen tot onze waarneming van de macrowereld. Zij poneerden antwoorden op een paar van de meest diepgaande vragen in de biologie met betrekking tot de morfologie van de mens en het levende bewustzijn. Hier, in de zogenoemde ‘dode’ ruimte, lag zeer waarschijnlijk de sleutel tot het leven zelf.
Op fundamenteel niveau hebben zij bewijzen geleverd voor de aanname dat wij in de diepste kern van ons wezen allemaal met elkaar en met de wereld verbonden zijn. Door middel van wetenschappelijke experimenten hebben zij gedemonstreerd dat er werkelijk zoiets kan bestaan las een levensenergie die het hele universum doordringt – een entiteit die namen kreeg als het ‘collectief bewustzijn’ of, zoals de theologen het noemden, de ‘Heilige Geest’. Zij leverden een plausibele verklaring voor al die dingen waarin de mensheid al door de eeuwen heen had geloofd, zonder dat er concrete bewijzen of adequate vergelijkingen voor bestonden – vanaf de effectiviteit van alternatieve geneeswijzen en het gebed tot het leven na de dood. Zij schonken ons in zekere zin een religieuze wetenschap.
Anders dan het wereldbeeld van Newton of Darwin komt hun visie op de wereld het leven ten goede. Dit zijn ideeën die ons met hun implicaties van ordening en richtinggevende krachten bewuster kunnen maken. Wij zijn geen toevallige natuurverschijnselen. Onze wereld heeft een doel en eenheid, ook wat betreft onze plaats daarin, en wij hebben er een belangrijke stem in.
Wat zij zeggen en doen doet ertoe – ja, het is zelfs van essentieel belang voor het scheppen van onze wereld. Niet langer staan mensen los van elkaar. Niet langer is het de dualiteit van het ik en gij. Niet langer bevinden wij ons ergens aan de periferie van ons universum, als buitenstaanders die naar binnen kijken. Wij kunnen onze rechtmatige plaats innemen, terug in het centrum van onze wereld.
Dergelijke inzichten werden als ‘hoogverraad’ aan de wetenschap beschouwd. In vele gevallen moesten deze wetenschappers een achterhoedegevecht leveren tegen een gevestigde, vijandige orde die zich diep had ingegraven,. Hun onderzoekingen zijn nu al ruim dertig jaar gaande, voornamelijk zonder enige erkenning, of zelfs doodgezwegen – maar niet vanwege de kwaliteit van hun werk! De desbetreffende onderzoekers, allemaal verbonden aan prestigieuze bolwerken van wetenschap – Princeton, Stanford en enkele belangrijke universiteiten in Duitsland, Nederland en Frankrijk – hebben onberispelijke experimenten uitgevoerd.
De resultaten ervan vormden echter een bedreiging voor het aantal zekerheden die tot het hart van de huidige wetenschap behoren en als ‘heilig’ worden beschouwd. Ze pasten niet in het thans geldende wetenschappelijke wereldbeeld: de wereld als een mechanisme. Erkenning van deze nieuwe ideeën zou vereisen dat de moderne wetenschap veel van waarin zij gelooft overboord zet en helemaal opnieuw begint. De oude garde moest er niets van hebben. Het paste niet in hun wereldbeeld, dus kon het alleen maar fout zijn.
Desondanks is het voor hen al te laat – de revolutie is niet te stuiten. De in dit boek besproken wetenschapsbeoefenaren vormen slechts een handvol van het totale aantal pioniers, als een kleine vertegenwoordiging van een veel grotere beweging. Achter hen staan nog talloze anderen die vraagtekens plaatsen achter hun huidige inzichten, experimenten uitvoeren en hun inzichten modificeren, betrokken als ze zijn bij het werk dat alle waarachtige onderzoekers bezighoudt. In plaats van deze informatie te negeren omdat zij niet in het wetenschappelijk beeld van de wereld past, zal de orthodoxe wereld haar wereldbeeld moeten aanpassen.
Het wordt tijd om Newton en Descartes de plaats te geven die hun toekomt als profeten van een historische visie die inmiddels achterhaald is. Wetenschap kan alleen maar een proces van inzichtverwerving in onszelf en onze wereld zijn, geen star stelsel van wetten en regels die voor eeuwig gelden. En naarmate het nieuwe wordt geïntroduceerd, zal het oude moeten worden afgedankt.
Dit boek is het verhaal van deze naderende revolutie. Zij is, net zoals talloze andere omwentelingen, begonnen met kleine haarden van rebellie die ieder voor zich aan kracht en momentum hebben gewonnen – met een doorbraak op dit of dat gebied, of een ontdekking op een ander terrein – in plaats van één grote eensgezinde hervormingsbeweging te zijn.
Hoewel zij vaak op de hoogte zijn van elkaars werk, gaat het om mannen en vrouwen die werkzaam zijn in laboratoria en er vaak een hekel aan hebben om zich buiten de wereld van het experiment te wagen teneinde zich te verdiepen in de volledige implicaties van hun bevindingen, of die niet altijd over de noodzakelijke tijd beschikken om ze een plaats te geven in de context van andere wetenschappelijke bewijzen die aan het licht zijn gekomen. De individuele onderzoekers waren bezig aan een ontdekkingsreis, en allemaal hebben zij een emmer vol aarde ontdekt, maar geen hunner was stoutmoedig genoeg om al die emmers samen te voegen en te verklaren dat het in feite een continent betreft.
Dit boek, Het Veld, belichaamt een van de eerste pogingen tot het creëren van een synthese van al deze ongelijksoortige onderzoekingen, om te komen tot een samenhangend geheel. Al doende levert het ook een wetenschappelijke evaluatie van gebieden die tot voor kort grotendeels tot het domein van religie, mystiek, alternatieve geneeskunst of new age-speculaties hebben behoord.
Hoewel al het materiaal in dit boek op de concrete feiten van wetenschappelijk onderzoek berust, was ik, geholpen door de desbetreffende wetenschappers, soms genoodzaakt mijn toevlucht te nemen tot speculaties met betrekking tot de manier waarop dit alles in elkaar past. Bijgevolg moet ik onderstrepen dat deze theorie slechts, zoals de deken-emeritus Robert Jahn van Princeton graag zegt, ‘een werk in uitvoering’ is.
In sommige gevallen is een deel van het wetenschappelijke bewijs dat hier wordt aangedragen nog niet door onafhankelijke onderzoeksteams geverifieerd, Zoals het geval is met alle nieuwe ideeën moet ook Het Veld worden gezien als een vroege poging tot het aaneenvoegen van individuele bevindingen tot een samenhangend model, waarvan de delen in de toekomst ongetwijfeld nog zullen worden verfijnd.
Ook is het verstandig een bekend gezegde voor ogen te houden, namelijk dat een juist idee nooit onomstotelijk kan worden bewezen. Het beste wat wetenschap slechts mag hopen te bereiken, is het ontzenuwen van onjuiste ideeën. Er zijn door wetenschappers met prima geloofsbrieven en gedegen testmethoden pogingen gedaan om de hier besproken nieuwe ideeën in diskrediet te brengen, maar tot nu toe is geen van deze pogingen succesvol geweest. En zolang de bevindingen van onze wetenschappers niet zijn ontkracht of verfijnd, blijven ze als geldig overeind staan.
Dit boek is bedoeld voor een lezerspubliek van leken; om die reden heb ik, om complexe inzichten begrijpelijk te houden, dikwijls gebruik moeten maken van metaforen die de waarheid slechts tot op zekere hoogte benaderen. Soms zullen de radicaal nieuwe ideeën in dit boek van u geduld vergen. Ook kan ik niet beloven dat het overal even gemakkelijk leesbaar zal zijn. Voor de echte newtonianen en cartesianen onder ons zijn bepaalde begrippen moeilijk te verteren, gewend als we zijn om alles in deze wereld als separaat en onomstotelijk te zien.
Nadrukkelijk wil ik erop wijzen dat niets van dit alles een ontdekking van mijzelf is. Ik doe er alleen maar verslag van en fungeer hier en daar als interpreet. Het applaus moet gereserveerd blijven voor de grotendeels onbekende mannen en vrouwen in het laboratorium die in de loop van alledag het uitzonderlijke hebben opgedolven en probeerden het te doorgronden. Hoewel zij het zelf dikwijls niet volledig hebben begrepen, werd hun werk getransformeerd tot een speurtocht naar de fysica van het ‘onmogelijke’.
INHOUDSOPGAVE
Dankwoord
Proloog: de nadferende revolutie
Deel 1: Het resonerende universum
- Licht in de duisternis
- De zee van licht
- Wij zijn lichtwezens
- De taal van de lichaamscel
- Resoneren met de wereld
Deel 2: Bewustzijnsexensie
- De scheppende waarnemer
- Gedeelde dromen
- Zien op afstand
- Het eindeloze hier en nu
Deel 3: Verbinding krijgen met het Veld
- Het genezende Veld
- Een telegram van Gaia
- Het nulpunttijdperk
- Noten
Literatuur
Register
Bron: Proloog in Het Veld – De zoektocht naar de geheime kracht van het universum door Lynne McTaggart
Prima dat dit boek weer in de belangstelling komt. Ik heb een exemplaar uit 2001(The Field). Hoewel nog steeds ongrijpbaar voor ons, levert het inzichten en ideeën die toegang geven tot een breder begrip van ons bestaan. Wat kun je ermee doen? Ik weet het niet , maar het is goed je open te stellen dat wat je nu bent en denkt niet verloren gaat en onderdeel is van een groot universum. En dat naarmate je krachtiger bent je invloed uitoefent op de wereld, zoals mensen als Nelson Mandela en Martin Luther King. Maar helaas ook zijn er negatieve krachten.
Hetgeen ik las in dit voorwoord bevestigt de filosofie die de helderziende Edgar Cayce (1877-1945) tijdens trancesessies vertelde. En hij vertelde veel meer! Keer op keer benadrukte hij dat alles een is. Elke menselijke cel is een universum op zich. Gedachten zijn bouwers. Vibrerende krachten in de mens en in het universum. En vele, vele inzichten die ongetwijfeld in Het Veld worden besproken. Lees Edgar Cayce en je leert over de onderwerpen in Het Veld. En andersom.