Wat niet gelijk is aan Tao, neemt spoedig een einde – commentaar op strofe 30 van de Daodejing

BESTEL DE CHINESE GNOSIS

Hieronder volgt een commentaar op strofe 30 van de Daodejing van Lao Zi. Het is geschreven door Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri, en gepubliceerd in hoofdstuk 30-III van hun boek De Chinese Gnosis.

Omdat zoiets als stilstand in het menselijke levensbedrijf uitgesloten is, ijlt de gehele mensheid toe op een levenscrisis, een eindfase, waarin de astrale vuurwerkingen zich dermate doen gelden dat verbranding door het astrale vuur vanzelfsprekend genoemd moet worden. Met recht een ontmoedigend einde.

Zo komen en gaan de dingen van het leven en hierin is geen verandering waar te nemen – tenzij heel de mensheid totaal van levenshouding zou veranderen. Zie nu hoe de ware goede, de alwijze, zich inspant en optreedt om in en uit deze trieste werkelijkheid nog een mensenoogst, nog een zielenoogst te puren, teneinde deze op de boog van evolutie en uitredding te kunnen plaatsen en verder te kunnen voeren.

De ware goede, zegt Lao Zi, treedt éénmaal op met kracht. Dit wil zeggen dat de gemeenschap van de goeden, of zij die daartoe uit deze gemeenschap worden aangewezen, tot de astrale kernen of brandpunten van een volk de astrale kracht van Tao zenden, de lichtkracht van het alleen-goede.

Dat is uiteraard een lichtkracht die totaal verschilt van de astrale concentraties die wij u geschetst hebben. Niet alleen een verschil van aard, doch ook van vibratie en kracht. Daarom zal de ontmoeting tussen de astrale brandpunten van het volk met de lichtkrachten van het alleen-goede, en wat deze uit het al-omringende aantrekken, in hoge mate explosief zijn. Er kan hier dus inderdaad in zeer bijzondere zin van ‘geweld ̋ worden gesproken.

Het is echter een geweld dat slechts éénmaal wordt aangewend. En die ene maal is dan meer dan voldoende. En let op wat er dan geschiedt. Door deze lichtkracht-projecties worden de astrale concentraties van de volken uiteengeslagen en naar alle zijden verstoven, en iedere deelhebber aan een volk wordt daardoor geheel en al op zichzelf teruggeworpen. Iedere mens ontvangt daardoor niet slechts de reactie van het eigen karma en dat van zijn volk, doch tegelijkertijd wordt hij direct persoonlijk en lijfelijk geconfronteerd met de lichtkracht van het universele leven. In dat proces kan en zal geen sterveling worden overgeslagen.

Dit is nu wat in de heilige taal van de Apocalyps bedoeld wordt met de wederkomst Christi en met het laatste, het eenmalige oordeel. Wanneer een tijd vol geworden is, breekt de lichtkracht in en herstelt het verstoorde evenwicht in de zonne-macrokosmos. De waan, die de werkelijkheid versluierde, wordt weggevaagd en de astrale radiaties van de verheffing en ver- lossing kunnen in deze ontreddering tot een ieder naderen. Een vrije kans voor allen ontstaat. En dan moet blijken wie voldoende openheid bezit om de lichtkracht van het ene goede te ontvangen en er uit te leven. Zo wordt de oogst bijeenvergaard. En in iedere mensheidsperiode ontwikkelt zich zulk een eindcrisis van scheiding en schifting.

Voordat zulk een oordeelsbrand kan plaatsvinden zijn er talloze entiteiten die dermate in de astrale doem van hun volken verstrikt liggen, dat hun eventuele mogelijkheden tot onthevenheid niet tot openbaring kunnen komen. Doch door het eenmalige ingrijpen van het alleen-goede kan ook aan dezulken recht worden gedaan. Op deze wijze slaagt dan ook het optreden van het alleen-goede steeds in volkomenheid. Als de astrale wolken zich dermate hebben geconcentreerd dat de eindfase gekomen is, treedt dus het alleen-goede op om allen die leven in ‘de baan der banen’ te plaatsen, zoals Lao Zi dat noemt.

Besef echter tegelijkertijd ook de tragiek van dit onafwijsbare optreden. Deze tragiek is gelegen in het feit dat de mensheid het zover laat komen. Daarom wordt er met betrekking tot de Wijze gezegd:

‘Hij slaat één goede slag, maar beroemt er zich niet op. Hij slaat één goede slag, maar is er niet trots op. Hij slaat één goede slag, maar alleen omdat hij niet anders kan. Hij slaat één goede slag, maar wil niet sterk en geweldig lijken.’

Andermaal is de Gog- en Magogperiode door de mensheid betreden. Daarom is te voorzien hoe het verder met de mens als massa zal gaan. De twee groeperingen waarin de mensheid gescheiden staat, zijn tot het toppunt van hun kracht gekomen. Daarom zegt Lao Zi tenslotte:

‘Vanaf het toppunt van kracht worden de mensen en de dingen oud. Dat wil zeggen dat ze niet meer gelijk zijn aan Tao. En wat niet gelijk is aan Tao, neemt spoedig een einde.’

Bron: De Chinese Gnosis door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE CHINESE GNOSIS