BESTEL IN DEN BEGINNE WAS HET WOORD
Grondig, kritisch en doorleefd becommentarieert Meister Eckhart het Johannesevangelie. Soms duiken voor ons vreemde opvattingen op, veelal gegrond op Aristoteles, soms is de tekst ronduit duister, dan weer diep menselijk. Eckhart spaart de roede niet wanneer hij het heeft over huichelaars of onrechtvaardige rechters. Hij kent de mens en hij kent God, beter dan velen die hem veroordeelden en/of niet begrepen. Hierdoor geeft het werk inzicht in het denken van zijn tijd en is het tegelijk actueel genoeg voor iedereen die de zin zoekt van ons bestaan. Satoshi Kikuchi, wetenschappelijk medewerker aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven schreef een grondige inleiding, waarin hij zowel het leven van Eckhart als zijn geschriften bespreekt. Eckhart von Hochheim, bekend als Meester Eckhart, was een belangrijk laat-middeleeuws theoloog en filosoof in de late Middeleeuwen. Hij behoorde tot de orde der Dominicanen.
Wanneer de godheid de ziel aan zichzelf teruggeeft,
wordt zij op een nieuwe, creatieve manier geboren.
Zo ondergaat de mens een tweede geboorte
dankzij de toekering van de godheid
naar ons diepste zelf.
Meister Eckhart
VOORWOORD BIJ DE VERTALING VAN DE JOHANNESCOMMENTAAR VAN MEISTER ECKEHART
De belangstelling voor Meister Eckhart was in de loop der eeuwen nooit weg, maar de laatste jaren maken we om velerlei redenen een echte revival mee. Van zijn preken en traktaten bestaan reeds uitstekende vertalingen in het Nederlands. En over de persoon en de draagwijdte van zijn mystiek werd en wordt veel gepubliceerd.
Toch bleef tot hiertoe een groot hiaat. We beschikken in ons taalgebied niet over de commentaren die Eckhart schreef op de boeken van de Bijbel. Tegelijk weten we dat zowel voor hem als voor Thomas van Aquino een commentaar op de Bijbel schrijven een van de essentiële opdrachten van een predikbroeder en leraar was. Het is precies in deze commentaren dat beiden zoeken naar een verzoening tussen rede en openbaring, tussen gelovige overgave en kritische reflectie.
Daarom vind ik het heugelijk nieuws dat met deze publicatie daar een beetje aan verholpen wordt. De commentaren van Eckhart op de boeken uit het Oude Testament, evenals zijn commentaar op het Evangelie van Johannes zijn van uitzonderlijke spirituele diepgang. Zij dragen de stempel van één en dezelfde auteur die op een beeldrijke manier kon preken of zijn jonge medebroeders toespreken. In deze bijbelcommentaren is meer de academicus aan het woord en gaat het om niet eenvoudige literatuur, maar deze is geschreven door dezelfde gedreven, verlichte persoonlijkheid die mensen van deze tijd aanspreekt.
Ik ben dus enorm blij dat iemand met een grondige kennis van het middeleeuwse Latijn en met een grote liefde voor het gedachtegoed van Eckhart de moeilijke taak heeft opgenomen dit werk te vertalen. Ik kan enkel maar hopen dat het de aanzet zal zijn tot een jarenlange verdere arbeid, zodat het volledige werk van deze bijzondere mysticus in onze taal toegankelijk wordt.
Marcel Braekers o.p.
WOORD VOORAF
Van de grote middeleeuwse magistri zijn er weinigen die vandaag nog gelezen worden door niet-specialisten. Petrus Lombardus, Willem van Auxerre, Robert Grosseteste, Alexander van Hales, Hugo van Saint-Cher — ze waren allen beroemde meesters, met een schare van leerlingen en met internationale uitstraling, maar ze worden vandaag alleen nog gelezen door de specialisten van middeleeuwse theologie of filosofie.
Meister Eckhart is een zeldzame uitzondering. Sinds de editie van zijn werken door Franz Pfeiffer in 1857 en vooral dankzij de indrukwekkende kritische editie in opdracht van de Deutsche Forschungsgemeinschaft is de interesse voor deze grote dominicaan gestaag toegenomen. Het volstaat om een blik te werpen op de lopende online bibliografie van het Meister-Eckhart-Gesellschaft om zich daarvan rekenschap te geven: het aantal vertalingen en studies is enorm, vanuit een veelheid aan invalshoeken. Wie geïnteresseerd is in ecologie heeft de weg gevonden naar Eckhart sinds de studie van Matthew Fox, en het boeddhistische Oosten leest hem, samen met al wie geïnteresseerd is in religieuze dialoog, sinds de publicaties van Shizuteru Veda. Maar vooral is Eckhart in een brede lezerskring bekend als ‘mystiek’ auteur, ook al is het niet steeds duidelijk wat men onder die term verstaat. Zijn ongewone en uitdagende stijl, zijn krachtige pogingen om het denken open te breken, zijn radicale theologische posities en wellicht ook het feit dat een aantal zinnen uit zijn werk een pauselijke veroordeling uitgelokt hebben, hebben bij velen een fascinerend effect.
Zoals Bernard McGinn het eens opmerkte: de nationaalsocialisten eigenden zich Eckhart toe als een ‘echte’ Duitse denker, de Reformatie zag, in hem een voorloper, en anderen beschouwden hem later als een soort christelijke boeddhist — maar hijzelf zag zichzelf eerst en vooral als een priester die naar beste vermogen het christelijke geloof trachtte uit te leggen. Van dit laatste getuigt de voorliggende vertaling. In het Nederlandse taalgebied zijn tot nu toe vooral de preken en de geestelijke traktaten vertaald. Zo hebben onder andere Frans Maas en Cor Jellema aan de Nederlandstalige lezer mooie vertalingen geschonken, die de lezer laten kennismaken met de predikende Eckhart. De voorliggende vertaling door Mitte Gilles laat ons nu kennismaken met Eckhart als leraar, die het Johannesevangelie becommentarieert, wellicht voor zijn jongere medebroeders.
Men heeft al vaak gewezen op de verrassende methodologische bedenking in de inleiding, waar Eckhart zegt dat hij datgene wat het christelijke geloof en de Bijbel voorhoudt, wil verklaren ‘aan de hand van de natuurlijke principes van de filosofen’. Dit betekent natuurlijk geenszins dat hij het geloof en de Bijbel zou onderwerpen aan rationalistische principes. Integendeel, het getuigt van Eckharts fundamentele optimisme — in navolging van het denken van zovele kerkvaders en denkers uit de continuatio mediaevalis tot aan de dertiende eeuw — dat de menselijke natuur, en dus ook het menselijke denken, de nobele roeping heeft om ten volle te delen in Gods leven. De mens is niet deficiënt van nature, integendeel, de mens is door God van bij de schepping tot deze heerlijke bestemming uitverkoren, zoals het schitterend verwoord wordt in de hymne bij het begin van Paulus’ brief aan de Efeziërs.
In heel het werk van Eckhart klinkt dit fundamentele optimisme door betreffende de adel van menselijke natuur — aldus door God geschapen — en diens heerlijke roeping. Samen met vele grote middeleeuwse auteurs (Willem van Saint-Thierry, Hadewijch, Ruusbroec, om er slechts enkelen uit de Middelnederlandse traditie te noemen) vertolkt Eckhart een hooggestemde visie op God en mens, een visie die echter sinds de late middeleeuwen naar de marge van het intellectuele verbannen werd. We mogen Mitte Gilles dankbaar zijn dat ze ook dit deel van het kostbare oeuvre van Eckhart door haar Nederlandse vertaling voor ons ontsloten heeft.
Rob Faesen sj.
INLEIDING
Meister Eckhart (ca. 1260-1328) was een geëngageerd prediker en schrijver in het Duits en eveneens een productief theoloog in het Latijn. Zijn Opera omnia, uitgegeven door de Forschungsgemeinschaft in Duitsland, wijdt evenveel volumen aan zijn Latijnse als aan zijn Duitse oeuvre Desondanks is de meeste belangstelling van de lezers altijd naar de Duitse werken uitgegaan. Na de baanbrekende uitgave van de Duitse preken en traktaten door de Zwitserse germanist Franz Pfeiffer in 1857 ontstond een omvangrijke studie van Eckhart en daarop volgde een nieuwe zoekactie naar de handschriften van zijn Latijnse werken, waarvan er destijds nog geen bekend waren. Sinds de eerste ontdekking ervan in de jaren tachtig van de negentiende eeuw door de Oostenrijkse kerkhistoricus Heinrich Denifle OP zijn tot nu toe veertien handschriften bekend gemaakt.
Intussen startte de Forschungsgemeinschaft in 1934 haar uitgaveproject van de bovengenoemde Opera omnia van zowel zijn Duitse als zijn Latijnse werken — een project dat nog steeds gaande is. In vergelijking met de Duitse werken, waarvoor ook bij vele niet-wetenschappelijke lezers belangstelling bestaat, zijn tot op heden de Latijnse werken weinig bekend, behalve bij specialisten. Ook buiten het Duitse taalgebied is de interesse voor zijn Latijnse werken beperkt gebleven. Waar veel van de Duitse teksten al vroeg in moderne talen zijn overgezet, is het Latijnse oeuvre nog relatief weinig, vertaald en uitgegeven.
De voornaamste reden waarom Eckharts Duitse werken meer populariteit genieten dan zijn Latijnse werken is waarschijnlijk omdat, zoals Bernard McGinn suggereert, de hedendaagse lezer daarin een diep inzicht in het menselijk leven kan herkennen.
Eckharts ideeën over onder andere ‘gelatenheid’ (Gelassenheid) en ‘onthechting’ (Abgeschiedenheid), die hij voor het volk omwille van hun zielenheil in het Duits heeft uitgewerkt, hebben ongetwijfeld de bijzondere kracht om het bewustzijn van moderne mensen te raken. Inmiddels ziet men duidelijk dat zijn Latijnse werken, die voor de universitaire intellectuelen geschreven zijn, nauw in verband staan met de middeleeuwse scholastieke traditie.
De auteur citeert talrijke kerkvaders, heidense filosofen, monastieke theologen en scholastici, die hij in zijn Duitse werken meestal slechts ‘een meester’ of ‘heiligen’ noemt. Hierin komt men een historische leermeester tegen die zich stevig in zijn contemporaine context situeerde, eerder dan een geestelijke mentor die ons zijn boodschap meedeelt die in alle tijden actueel blijft.
Niettemin moeten deze twee verschillende genres in Eckharts oeuvre niet van elkaar losgekoppeld worden. Als men zijn Latijnse teksten verder inhoudelijk met zijn Duitse vergelijkt, komt men tot het besef dat Eckhart als prediker en geestelijke leider zijn wetenschappelijke kennis probeerde te bewerken in de volkstaal. Bovendien heeft hij dit alles volbracht binnen het kader van het programma van de dominicaanse orde, die vanaf de stichting ervan voornamelijk op theologische studie en zielzorg voor het volk gericht was. Eckhart vormde zijn geestelijke leer in een concreet milieu en schreef het voor een bepaalde doelgroep: voor de mensen die aan hem waren toevertrouwd.
Om de relatie van Eckharts Latijnse werken tot al zijn werkzaamheden duidelijk te maken voor de lezers die via deze vertaling voor het eerst met zijn Latijnse werken kennismaken, wordt er in wat volgt eerst een korte biografie van Eckhart gegeven. Daarna wordt de focus gericht op de specifieke plaats van het Commentaar op het Johannesevangelie, waarvan deze uitgave een vertaling biedt, in zijn gehele Latijnse oeuvre. Ten slotte krijgt men een samenvatting van de voornaamste thema’s van dit traktaat. De bedoeling van deze korte inleiding is uiteraard niet een uitvoerige uitleg van dit massieve traktaat te geven, maar een eerste wegwijzer te zijn voor de waarde ervan.
I HET LEVEN VAN MEISTER ECKHART
Geboorte en studiejaren
Over de eerste levensjaren van Eckhart is weinig bekend. Zijn geboortejaar, dat men rond 1260 schat, en zijn jeugd en opleiding kunnen slechts aan de hand van zijn latere carrière zonder volledige zekerheid worden gereconstrueerd. Alleen zijn geboorteplaats staat vast. Aan het slot van de Latijnse preek die hij te Parijs gaf, staat: ‘uit de mond van Meister Eckhart van Hochheim’ Na de recente ontdekking van een lokale historische bron wordt, van de twee gemeenten in Thüringen die Hochheim heetten, Tambach dichtbij Gotha gezien als zijn geboortedorp.
In zijn tijd begon het noviciaat voor kinderen die voor een loopbaan bij de dominicanen voorbestemd waren, gewoonlijk in het midden van de tienerjaren. De jonge Eckhart is waarschijnlijk ook op een dergelijke leeftijd ingetreden in het convent van de dominicanen te Erfurt, dichtbij zijn geboortedorp. Dat gebeurde ongeveer een halve eeuw na de erkenning van de Orde der Predikheren door paus Honorius III in 1216. Deze nieuwe bedelorde werd voornamelijk gesticht om de spirituele bewegingen van het volk onder kerkelijk toezicht te houden.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord bij de vertaling van de Johannescommentaar van Meister Eckhart
Woord vooraf
Inleiding
Bij de vertaling
Meister Eckhart: Commentaar op het Johannesevangelie
Voorwoord
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Toelichtingen
Personalia